Er stond eens, lang geleden, ver weg, in een land dat Duitsland heette, een kleine blokhut aan de rand van een groot dennenbos. Dit huisje, gemaakt van zware boomstammen, had maar één kamer. Aan de achterkant van het huis was een ouderwetse stenen schoorsteen gebouwd, waaruit in de winter een dunne, blauwe rooksliert kringelde want er was maar een klein vuur binnen. Hoe klein het huis ook was, het was groot genoeg voor de twee mensen die erin woonden. En ik wil je vandaag een verhaal vertellen over deze twee mensen.
De ene was een oude grijsharige vrouw, zo oud dat de kleine kinderen van het dorp zich vaak afvroegen of ze misschien tegelijk ter wereld was gekomen met de enorme bergen en de reusachtige dennenbomen. Haar gezicht was helemaal gerimpeld. Niemand was bang voor haar want haar glimlach was altijd opgewekt en ze sprak altijd vriendelijke woorden tegen iedereen. Bij deze oude vrouw woonde een klein meisje. Zij was zo opgewekt en blij dat de reizigers, die langs het eenzame huisje aan de rand van het bos kwamen, en haar zagen, meteen aan een zonnestraal dachten. Deze twee mensen stonden in het dorp bekend als Oma Goedjaar en Kleine Gretchen.
De winter was gekomen. Gretchen en haar oma stonden elke ochtend bij het aanbreken van de dag op. Na hun eenvoudige ontbijt met havermout rende Gretchen naar de kleine kast om Oma’s oude wollen sjaal te halen. Nadat ze hem voorzichtig bij haar Oma had omgedaan, gaf ze haar een afscheidskus en Oma ging op pad voor haar ochtendwerk in het bos. Dit werk bestond uit het verzamelen van twijgen en takken die de herfstwinden en wintervorst op de grond hadden gegooid. Daarna ging ze naar de dorpsmarkt. Hier verkocht ze de takjes aan de mensen. Soms kreeg ze maar een paar munten per dag, en soms verdiende ze meer geld. Maar kleine Gretchen en zij slaagden erin hiervan te leven. Ze hadden hun huis, en het vriendelijke bos leverde voldoende hout voor het vuur dat hen in de winter warm hield.
Soms, als het mooi weer was, nam Oma de kleine Gretchen met zich mee. Eén van deze uitstapjes naar het dorp vond precies de week voor Kerstmis plaats, en Gretchen keek verrukt naar de mooie kerstbomen en kerstspullen die in de etalages van de dorpswinkels stonden. Ze dacht dat ze er nooit genoeg van zou krijgen om naar de gebreide poppen, de wollige lammetjes en al het andere moois te kijken. Ze had haar hele leven nog nooit speelgoed gehad daarom vond ze alles mooi.
Die avond, nadat ze gegeten hadden en de kleine Gretchen de afwas had gedaan en de open haard had aangeveegd, pakte ze haar houten krukje en zette het heel dicht bij Oma’s voeten. Ze ging zitten met haar handen gevouwen in haar schoot. Oma wist dat dit betekende dat ze iets wilde horen.
“Oma”, zei Gretchen langzaam, “het is bijna kerst, nietwaar?”
“Ja meisje”, zei Oma, “over vijf dagen,” en toen zuchtte ze, maar kleine Gretchen was zo blij dat ze Oma’s zucht niet opmerkte.
“Denk je dat ik deze Kerst iets krijg?”, zei ze, gretig opkijkend naar Oma’s gezicht.
“Ach, mijn lieve kind”, zei Oma hoofdschuddend, “jij zult niets krijgen voor Kerst dit jaar. Daar zijn we te arm voor.”
“Oh, maar Oma,” viel de kleine Gretchen haar in de rede, “denk aan al het mooie speelgoed dat we vandaag in het dorp hebben gezien. De Kerstman heeft vast genoeg gestuurd voor elk klein kind.”
“Ah meisje, dat speelgoed is voor mensen die het kunnen betalen, en we hebben geen geld om te besteden aan speelgoed voor Kerst.”
“Nou, Oma”, zei Gretchen, “misschien willen enkele van de kleine kinderen, die in het grote huis op de heuvel aan de andere kant van het dorp wonen, wat van hun speelgoed met mij delen. Misschien willen ze iets geven aan een klein meisje dat niets heeft.”
“Mijn lieve kind”, zei Oma, terwijl ze het zachte, glanzende haar van het kleine meisje streelde, “jouw hart is vol liefde. Maar de meeste kinderen vergeten anderen en denken alleen aan zichzelf.” Toen zuchtte ze en schudde haar hoofd.
“Maar Oma”, zei Gretchen, nu iets minder vrolijk, “misschien zal de lieve Kerstman een paar dorpskinderen laten zien hoe ze cadeautjes kunnen maken die geen geld kosten, en zullen ze mij op kerstochtend verrassen met een cadeautje. En mag ik wat dennentakken verzamelen en ze naar de oude zieke man brengen die in het huis bij de molen woont, zodat hij de hele Kerst de kruidige geur van het bos in zijn kamer kan hebben?”
“Natuurlijk mag dat”, zei Oma, “je mag doen wat je kunt om de Kerst vrolijk te maken, maar je mag zelf geen cadeau verwachten.”
Oma zuchtte: “Arm kind, arm kind.” Maar Gretchen sloeg haar arm om oma’s nek en gaf haar een hartelijke kus. Daarna danste ze door de kamer, terwijl haar rokje om haar heen zwierde, net zoals de wind die de sneeuw deed dansen. Ze zag er zo blij en vrolijk uit dat Oma haar zorgen vergat en moest lachen om kleine Gretchen en haar nieuwe sneeuwdans. De dagen gingen voorbij en de ochtend voor kerstavond kwam. Gretchen was op weg naar het bos en zong een vogelachtig lied. Ze was bijna net zo blij en vrij als de vogels zelf. Ze had het die dag erg druk met het voorbereiden van een verrassing voor Oma. Maar eerst plukte ze de mooiste dennentakken die ze kon pakken om de volgende ochtend naar de oude zieke man te brengen.
Toen Oma die avond vermoeid thuis kwam, zag ze dat de deuropening versierd was met dennentakken.
“Het is om je te verwelkomen, Oma”, riep Gretchen, “ons lieve oude huis wil je een Kerst-welkom geven. Zie je niet, dat het lijkt alsof de takken glimlachen en zeggen: “Vrolijk Kerstfeest Oma.”
Oma lachte en ze gingen samen naar binnen. Gretchen lachte ook en klapte in haar handen en danste in het rond tot het huis vol muziek leek. Oma werd er blij van want haar hart was bedroefd omdat er geen kerstcadeau voor Gretchen zou zijn de volgende ochtend.
Toen Gretchen die avond naar bed ging, zei ze: “Oma, denk je niet dat iemand in deze wijde wereld vanavond aan ons zal denken?”
“Ik denk niet dat iemand dat doet.”
“Nou”, zei het meisje, “om er zeker van te zijn dat we geen cadeautjes missen, zet ik toch de oude klomp bij de deur.” Maar Oma bromde: “Doe geen moeite, er komen geen cadeaus.”
Gretchen ging naar buiten met de klomp en precies op dat moment waaide er een windvlaag langs het kleine meisje, die iets fluisterde wat ze niet kon verstaan. Toen joeg de windvlaag de sneeuwwolken in de lucht uit elkaar en verscheen Gretchens favoriete ster aan de hemel.
“Ah, kleine ster”, zei het kind hardop lachend, “ik wist dat je er was, al kon ik je niet zien. Wil je tegen de Kerstengelen fluisteren, als ze langskomen, dat Gretchen zo graag morgenochtend een kerstcadeau wil hebben?”
De volgende ochtend, heel vroeg, nog voordat de zon op was, werd de kleine Gretchen gewekt door het geluid van muziek uit het dorp. Ze luisterde even en toen wist ze dat het de koorknapen waren die buiten kerstliederen zongen. Ze sprong uit bed en begon zich zo snel mogelijk aan te kleden, terwijl ze vrolijk zong. Daarna haastte ze zich naar buiten om te zien wat de Kerstengelen in de oude klomp hadden gedaan.
De witte sneeuw had alles bedekt – bomen, boomstronken, wegen en weilanden – zodat de hele wereld eruitzag als sprookjesland. Gretchen ging naar buiten om te kijken of er iets in de klomp zat.
“Oh, Oma, Oma”, riep ze uit. “Jij geloofde niet dat de Kerstengelen aan ons zouden denken, maar kijk, ze hebben een lieve kleine vogel in de klomp laten nestelen. Oh, is hij niet mooi?”
Oma keek en zag dat het kind liefdevol een vogeltje in haar hand hield. Ze zag dat het een kleine mees was met een gebroken vleugel. Dit was waarschijnlijk gebeurd door de harde wind die nacht en de vogel had beschutting gezocht in de veilige, droge klomp. Oma nam het vogeltje voorzichtig uit Gretchens handen en bond vakkundig zijn gebroken vleugel zodat hij zich niet hoefde te bezeren als hij ermee probeerde te vliegen. Daarna liet ze Gretchen zien hoe ze een lekker warm nest voor de kleine vreemdeling kon maken, dichtbij het vuur. Toen het ontbijt klaar was, liet ze Gretchen het vogeltje voeren met een paar natte broodkruimels.
Later op de dag bracht Gretchen de verse heerlijk geurende dennentakken naar de oude zieke man bij de molen. Onderweg naar huis stopte ze om te genieten van het kerstspeelgoed van enkele andere kinderen in de buurt. Maar ze wenste niet meer dat het van haar was. Toen Oma en zij zich die avond klaarmaakten om naar bed te gaan, sloeg Gretchen haar armen zachtjes om haar nek en fluisterde: “Wat een mooie Kerst hebben wij vandaag gehad, Oma. Is er iets mooiers in de hele wereld dan Kerstmis?”
“Nee, mijn kind”, zei Oma, “niet voor een kind met zo’n liefhebbend hart als dat van jou.”