Hoe Zon, Maan en Wind uit eten gingen

Op een dag gingen Zon, Maan en Wind uit eten met hun oom en tante Donder en Bliksem. Hun moeder (één van de meest verre sterren die je aan de hemel ziet) wachtte, alleen, op de terugkeer van haar kinderen.

Nu waren zowel Zon als Wind hebzuchtig en egoïstisch. Zij genoten van het grote feest dat voor hen was bereid, zonder er ook maar aan te denken iets van het lekkere eten te bewaren en mee naar huis te nemen voor hun moeder. Maar de vriendelijke Maan vergat haar moeder niet. Van elk lekker gerecht dat werd rondgebracht, bewaarde ze, met haar lange vingers, een klein deel zodat Ster ook een deel van de traktatie zou krijgen.

Toen ze terugkwamen, zei hun moeder, die de hele nacht de wacht had gehouden met haar kleine heldere oog: “Wel, kinderen, wat hebben jullie voor me mee gebracht?” Toen zei Zon (die de oudste was): “Ik heb niets voor je mee naar huis genomen. Ik ben naar buiten gegaan om me te vermaken met mijn vrienden, niet om eten voor mijn moeder te verzamelen!”

En Wind zei: “Ik heb ook niets voor je mee gebracht moeder. Je kunt toch niet verwachten dat ik lekkere dingen voor jou mee breng, als ik alleen maar voor mijn eigen plezier naar buiten ga.” Maar Maan zei: “Moeder, haal een bord en kijk wat ik voor je heb meegebracht.” En terwijl ze haar handen schudde, strooide ze een heerlijk diner op het bord.

Toen wendde Ster zich tot Zon en sprak als volgt: “Omdat je naar buiten bent gegaan om jezelf te vermaken met je vrienden, en je hebt gefeest en genoten, zonder ook maar even aan je moeder, die thuis bleef, te denken, zul je vervloekt zijn. Voortaan zullen je stralen altijd heet en verzengend, en ze zullen alles verbranden wat ze aanraken. En de mensen zullen je haten en hun hoofd bedekken als je verschijnt.”

(En daarom is de zon tot op de dag van vandaag zo heet.)

Toen wendde ze zich tot Wind en zei: “Ook jij die je moeder vergat te midden van je eigen plezier, zal vervloekt zijn. Je zult altijd blazen, ook in heet en droog weer, en je zult dan alle levende wezens verschrompelen. En de mensen zullen een hekel hebben aan je en je vanaf nu vermijden.

(En daarom is de wind zelfs bij warm weer nog zo onaangenaam.)

Maar tegen Maan zei ze: “Dochter, omdat jij aan je moeder dacht en, naast je eigen plezier, een deel voor haar bewaarde, zul je voortaan altijd koel en kalm en helder zijn. Er zal geen schadelijke schittering te zien zijn tussen je prachtige zuivere stralen en de mensen zullen je altijd “gezegend” noemen.”

(En daarom is het licht van de maan zo zacht, koel en mooi, zelfs tot op de dag van vandaag.)


Downloads