Er was eens een Konijn dat in het bos woonde in een hut met zijn oude grootmoeder. De zomer was een heerlijke rijke tijd voor de twee, maar in de winter ging het heel slecht met ze. Dan bedekten ijs en sneeuw de bessen en waren er geen sappige, groene scheuten te vinden.
Het Konijn had misschien wel op jacht kunnen gaan, of naar een veld en had door de sneeuw kunnen graven om begraven korenaren te vinden. Maar hij was een luie jongeman en hield niet van de kou. Zijn grootmoeder had moeite om de pot met eten te vullen, en hun kastenplanken waren vaker leeg dan vol.
Het Konijn wenste vurig dat hij een makkelijke manier zou vinden om in de winter zijn brood te verdienen. Met deze gedachte in zijn achterhoofd ging hij op een ijskoude dag naar de hut van de Otter, vlak voor het avondeten.
De Otter leefde in een eenzame wigwam aan de oever van een rivier. Het was een behoorlijke afstand van het vaste kamp van de dieren. Maar de Otter leek goed gevoed en had geen moeite om zijn eten te vinden. Het Konijn keek naar hem.
De Otter zette zijn pot vol water op het vuur. Toen pakte hij zijn vislijn en haken en ging naar buiten. Hij had een lange, gladde ijsglijbaan gebouwd die van zijn deur naar de oever van de rivier liep. Hij gleed naar beneden en dook door een klein gat in het ijs het water in. Binnen een mum van tijd was de Otter weer boven en droeg een lange rij dikke palingen van de oever naar zijn hut. Hij stopte ze in zijn pot en nodigde het Konijn uit om te blijven en het feestmaal met hem te delen.
Het was de eerste warme maaltijd die het Konijn in lange tijd had gegeten. In plaats van wat van het eten te bewaren voor zijn grootmoeder, at hij er gulzig van. Hij probeerde te bedenken hoe hij de manier waarop zijn vriend zijn brood verdiende, kon imiteren. Hij ging weg zodra het eten voorbij was, want hij had een plan in zijn hoofd.
Zodra het Konijn zijn eigen hut bereikte, zei hij tegen zijn grootmoeder dat ze haar deken moest omdoen en de keukenpotten met een stuk hertenriem aan elkaar moest knopen. Hij zei dat ze gingen verhuizen. Ze smeekte hem om er eerst goed over na te denken. Het was hartje winter, vertelde ze hem, en ze was zelf een oud konijn. Maar het Konijn haalde de hut-palen los terwijl ze aan het praten waren, en ze vertrokken door het bos naar de rivier waar de Otter woonde. Hij zette zijn hut op aan de overkant van die van de Otter. Omdat het weer fris en koud was, had het Konijn geen enkele moeite om een āāijsglijbaan van zijn deur naar de rivier te maken, net als de glijbaan van de Otter.
Toen zei het Konijn tegen zijn grootmoeder dat ze een vuur moest maken, de pot moest ophangen en zich moest voorbereiden op een grote maaltijd. Hij had de Otter uitgenodigd om bij hen te komen eten. De grootmoeder van het Konijn gooide haar poten wanhopig omhoog.
“Wat moet ik koken?” vroeg ze. “We hebben geen eten in huis.”
āIk zal voor alles zorgen,ā zei het Konijn. Toen ging hij met zijn vislijn op pad om een āāhoop palingen te vangen, net als de Otter.
Hij stond bovenaan zijn ijsglijbaan āāen begon toen naar beneden te glijden. Maar oh, het was moeilijk voor het Konijn, die gewend was te huppelen, om een āārechte koers te houden op het ijs. Hij ging van de ene kant naar de andere en maakte een koprol en werd behoorlijk duizelig. Toen raakte hij het ijskoude water en ging onder, verdoofd van de kou. Hij kon niet zwemmen. Hij was bijna verdronken voordat hij weer boven kwam en zich aan een ijsstuk kon vastklampen. Hieruit worstelde hij zich naar de oever. Hij kroop nat omhoog, zijn tanden klapperden en zijn vacht was helemaal bevroren in kleine ijspegels.
De Otter was over de rivier naar het etentje van het Konijn gekomen en hij stond lachend op de oever toen hij het Konijn zag.
“Waar heeft hij last van?” vroeg de Otter aan de grootmoeder van het Konijn.
āHij zag iemand vissen,ā legde ze uit, āen hij probeerde hetzelfde te doen. Hij denkt nooit goed zelf na.ā
De Otter lachte harder dan voorheen, toen ze het Konijn in de hut hielpen en hem bij het vuur opwarmden. Toen ving de Otter een hoop paling. De grootmoeder van het Konijn kookte de vissen, en ze hadden uiteindelijk een heel vrolijk diner. Maar het Konijn schaamde zich erg voor zichzelf. Hij leerde daarna jagen op de manier van een konijn, en zorgde de rest van de winter goed voor zijn grootmoeder.