Er was eens een oude man die samen met zijn vrouw in een klein dorp woonde. Ze hadden samen heel gelukkig kunnen zijn, als de vrouw maar niet zo babbelziek was. Alles wat zich binnenshuis afspeelde en alles wat haar man haar vertelde, werd door haar meteen aan het hele dorp doorverteld. En deze verhalen werden zo vaak herhaald en steeds maar veranderd, dat het vaak gebeurde dat de man erdoor in de problemen kwam.
Op een dag reed hij naar het bos om daar wat te wandelen. Plotseling zakte hij met zijn voet in een plek met losse aarde. “Wat kan dit zijn?” vroeg de man zich af. Hij begon te graven en vond er een kleine pot vol goud en zilver. “Oh, wat een geluk!” dacht de man. “Maar hoe zal ik deze vondst voor mijn vrouw verbergen? Als ze het weet, zal ze het de hele wereld vertellen en dan zit ik weer in de ellende.”
De oude man ging zitten en bedacht een plan. Hij bedekte de pot weer met aarde en twijgen en reed de stad in, waar hij op de markt een levende snoek en levende haas kocht. Toen reed hij terug naar het bos en hing de snoek helemaal in de top van een boom. De haas deed hij in een visnet en het net maakte hij vast aan de rand van een beekje.
Daarna reed hij vrolijk naar huis. “Vrouw!” riep hij. “Je kunt niet bedenken wat een geluk op ons pad is gekomen!”
“Wat, lieve echtgenoot? Vertel me er snel over!” zei de vrouw. “Nee,” zei de man. “Je zou er onmiddellijk vandoor gaan om het aan iedereen te vertellen.”
“Nee, nee, echt niet,” verzekerde de vrouw.
“Goed dan,” zei de man, en hij fluisterde in haar oor: “Ik heb een pot vol goud en zilver gevonden in het bos!”
“Maar waarom heb je het niet meegenomen?” vroeg de vrouw.
“Omdat we er samen heen zullen gaan en het voorzichtig tussen ons in zullen meenemen,” antwoordde de man.
Dus reden de man en zijn vrouw naar het bos. Terwijl ze ernaartoe reden, zei de man: “Je hoort tegenwoordig de gekste verhalen. Er wordt gezegd dat tijden veranderen en dat de vissen in de bomen zullen leven en dat sommige wilde dieren alleen nog in het water kunnen overleven.” “Wat een onzin,” zei de vrouw, “die mensen die dat zeggen, zijn niet goed snik!”
“Ja, volgens mij is het ook onzin. Maar zie ik daar niet een snoek, daar… boven in die boomtop?” De man wees naar de top van de boom. Er hing een snoek aan de bovenste tak. “Hemeltjelief,” riep de vrouw, “je hebt gelijk. Het is een snoek! Hoe is het mogelijk?!” De man schudde zijn hoofd en haalde zijn schouders op deed alsof hij zijn eigen ogen niet kon geloven. “Wat sta je daar te staren, domoor!” riep zijn vrouw. “Klim snel in de boom, en vang de snoek. Dan koken we hem voor het avondeten.”
De man klom in de boom, bracht de snoek naar beneden en daarna reden ze verder. Toen ze bij de beek kwamen, stopte de man, en zei: “Ik dacht dat ik daar bij de beek iets zag bewegen. Ik heb er mijn visnet uitgezet en ik denk dat ik beet heb!” Dus hij stapte uit zijn auto en toen hij bij de beek was, haalde hij het visnet tevoorschijn met de levende haas er in. “Kijk nu wat ik heb gevangen! Volgens mij is het een haas!”
“Hemeltjelief!” riep de vrouw weer. “Nou en of het een haas is! Ik denk dat de mensen gelijk hebben. De tijden zijn zeker aan het veranderen. Kijk maar naar de haas die je uit het water hebt gehaald!” De man haalde weer zijn schouders op en schudde met zijn hoofd en deed net alsof hij zijn eigen ogen niet kon geloven. “Nou wat sta je daar nu te lummelen,” riep de vrouw. “We nemen de haas mee, want met een haas weet ik de heerlijkste gerechten mee te maken.”
De man pakte de haas en nam hem mee in de auto en ze reden verder naar de plek waar de pot met goud en zilver begraven was. Ze groeven de pot op en reden er mee naar huis. Nu had het oude echtpaar geld genoeg om comfortabel van te leven. Maar de vrouw was erg dwaas. Elke dag nodigde ze mensen uit en trakteerde ze op het lekkerste eten. Het hele dorp smulde ervan, tot de oude man erg ongeduldig werd en riep naar zijn vrouw: “Hou je nou eens op al ons geld aan iedereen uit te geven? Het raakt zo wel heel erg snel op allemaal!”
“Je hoeft me niet de les te lezen,” riep de vrouw haar man toe. “We hebben de schat samen gevonden en we zullen hem ook samen uitgeven.” Toen zei de man: “Je doet maar wat je wilt, maar je krijgt vanaf nu geen cent meer!” De vrouw werd erg boos, en zei: “Oh, en jij denkt dat je al dat geld voor jezelf kunt houden, wacht maar wat ik zal doen!”
Ze ging naar de burgemeester en zei tegen hem: “Edelachtbare, ik kom me beklagen over mijn man. Sinds hij een pot met goud en zilver heeft gevonden is het een verschrikkelijke echtgenoot geworden! Hij eet en drinkt de hele dag door en al het geld houdt hij helemaal voor zichzelf.” De burgemeester vond het zielig voor de vrouw en ging naar het huis van het echtpaar. Hij vroeg de oude man om de pot met goud en zilver. “Geen idee waar u het over heeft,” zei de oude man, “ik heb helemaal geen pot met goud en zilver. Die vrouw van mij draait een beetje door.”
“Oh, je weet nergens van?” zei de burgemeester. “Handig die pot met goud nu maar snel over en vertel geen leugens, of je zult beschuldigd worden van het achterhouden van een grote geldvondst zonder de burgemeester te verwittigen.” “Het spijt me, edelachtbare,” zei de oude man, “maar ik denk dat mijn vrouw het gedroomd heeft en nu onzin naar u uitkraamt.”
“Onzin?” riep de vrouw. “Een pot vol goud en zilver, en dat noem je onzin?” “Je bent niet goed snik,” zei de oude man. “Edelachtbare, het spijt me enorm. Vraag haar hoe dit alles is ontstaan en als ze u weet te overtuigen van haar gelijk, dan zal ik het met mijn leven betalen.”
“Dit is hoe het allemaal is gegaan, edelachtbare,’ vertelde de vrouw. ‘We reden door het bos en toen zagen we een snoek hangen in een boomtop…” “Een snoek in een boom?” vroeg de burgemeester en verhief zijn stem: “Bent u me nu in de maling aan het nemen?”
“Zeker niet!” riep de vrouw. “Ik vertel u niets dan de waarheid!”
“Nu, ziet u wel,” zei de oude man. “Dat ze niet te vertrouwen is. Het is gewoon een kletskous!”
“Kletskous?” riep de vrouw. “Ben je misschien dan ook vergeten dat je een haas ving uit de beek?” De oude man begon te lachen en de burgemeester glimlachte en streek over zijn baard. “Kom, vrouw,” zei de oude man, “zie je dan niet dat iedereen je voor gek verklaard! En burgemeester, ziet u nu wat ik bedoel? Mijn vrouw is niet goed snik.”
“Nou, inderdaad,” beaamde de burgemeester. “Het is zeker voor het eerst dat ik hoor dat hazen zwemmen en vissen vliegen.”
De burgemeester wilde er verder geen zaak van maken en reed terug naar de stad. De oude vrouw werd door het hele dorp zo uitgelachen, dat ze er voor altijd haar mond zou houden. De man kocht van een deel van het goud en zilver handelswaar en verhuisde naar de stad, waar hij een winkel opende, en de rest van zijn leven comfortabel en tevreden leefde.