Het witte konijn

Hier is het witte konijn. Dat ging naar de tuin. Op zoek naar een kool. Om voor zichzelf wat soep te maken.

Toen het witte konijn terugkwam uit de tuin, vond ze haar deur aan de binnenkant op slot. Ze klopte erop en bonsde er tegenaan, tot iemand van binnenuit riep: “Wie is daar?”

En het konijn antwoordde met grote verbazing:

“Ik ben het witte konijn. Kom thuis uit de tuin. Waar ik een kool uit de grond haalde. Om wat soep voor mezelf te maken”

Toen hoorde ze een zware, norse stem achter de deur, die tegen haar zei:

“Ik ben de enorme vrolijke geit
Met een veer en een mes
Ik kan je in drieƫn snijden,
En eet je in een mum van tijd op”

Het arme kleine witte konijn ging met grote haast en angst en heel verdrietig weg; en weldra ontmoette ze een grote stier en zei tegen hem:

“Grote stier, wees mijn vriend
Ik ben het witte konijn
Dat naar de tuin ging
En ik bracht een kool mee naar huis
Om wat soep voor mezelf te maken
Toen ik daar aankwam, vond ik
De enorme vrolijke geit
Met een veer en een mes
Hij zal me in drieƫn snijden,
En eet me binnen de kortste keren op”

Hierop antwoordde de grote stier: “Ik ga daar niet heen, en ik kan je niet helpen, want ik ben erg bang voor de enorme vrolijke geit.”

Het konijn ging verder, en ze ontmoette een machtige hond, en ze riep met een erbarmelijke stem:

“Lieve hond, help me toch.
Ik ben het witte konijn
Dat ging naar de tuin
En bracht een kool mee naar huis
Om wat soep voor zichzelf te maken
Toen ik daar aankwam,
Ontmoette ik de enorme vrolijke geit
Met een veer en een mes
Hij zal me in drieƫn snijden,
En eet me binnen de kortste keren op”

De hond antwoordde heel beleefd: “Oh! Ik kan daar echt niet heen. Ik ben veel te bang!”

Het konijn ging toen weer op weg tot ze een mooie haan zag rondscharrelen, bij wie ze, in haar nood, om hulp vroeg.

“Ik ben het witte konijn
Dat ging naar de tuin
En kwam thuis
Om wat soep voor mezelf te maken
Toen ik daar aankwam
Ontmoette de enorme vrolijke geit,
Met een veer en een mes
Hij zal me in drieƫn snijden,
En eet me binnen de kortste keren op”

“Oh! Daarheen, daar ga ik niet heen, want ik ben bang voor dat beest!”, kraaide de haan.

Het arme konijntje, wanhopig om iemand mee te krijgen om met haar mee te gaan en zich te ontdoen van de geit die haar huisje in bezit had genomen, ging heel verdrietig weg, in de overtuiging dat ze nooit meer terug zou kunnen naar haar huis. Toen kwam ze plotseling een bezig miertje tegen, dat haar heel vriendelijk vroeg: “Wat scheelt eraan, klein konijntje, waarom kijk jij zo verdrietig?”

“Ik kwam uit de tuin,
Waar ik ging voor een kool
Om wat soep te maken
Toen ik daar aankwam
Ontmoette ik de enorme vrolijke geit,
Met een veer en een mes
Hij zal me in drieƫn snijden,
En eet me binnen de kortste keren op”

Toen de goede kleine mier haar droevige verhaal hoorde, zei ze: “Ik ga met je mee en kijk wat we met deze zaak kunnen doen.”

Ze gingen samen op weg en klopten op de huisdeur. De grote geit zei achter de deur:

“Hier kan niemand binnenkomen,
Want hier is de grote geit,
Met een veer en een mes
Ik zal jullie beiden aanvallen
En jullie in drieƫn snijden,
En eet jullie in een mum van tijd op!”

De kleine mier antwoordde:

“Ik ben de grote grote mier,
Die een gat kan maken
In je buik zo groot
Dat ik je hele binnenkant eruit kan halen”

Toen de kleine mier deze vreselijke woorden had gezegd, sloop ze stilletjes door het sleutelgat naar binnen, doodde de grote geit en maakte een kuiltje in het holletje voor het konijn, die inmiddels de grote kool in stukken sneed, aan de kook bracht, en er heerlijke soep van maakte.

De twee vrienden leefden nog lang en gelukkig samen – het witte konijn en de grote mier!


Downloads