Het vredesfeest van de dieren

Ooit gaven de paarden en het vee samen een feest. Hoewel de varkens erg hebzuchtig waren, zeiden de paarden: “Laten we ze toch uitnodigen, misschien kunnen we op deze manier onze ruzies bijleggen en vrienden worden. We zullen dit feest een Vredesfeest noemen.”

“Vele generaties varkens hebben ons hek doorbroken, ons voedsel gestolen, ons water gedronken en ons schone, groene gras ontworteld; maar het is ook waar dat de andere veekinderen veel jonge varkens pijn hebben gedaan. Al deze problemen en gevechten zijn niet juist, en we weten dat de Meester wenst dat we in vrede met elkaar leven. Vinden jullie het geen goed plan om een Vredesfeest te geven en al deze problemen op te lossen?”

Het vee zei: “Wie zal de leider van ons gezelschap zijn en hen uitnodigen? We zouden een leider moeten hebben, iemand die zowel zachtaardig als vriendelijk is.”

De volgende dag werd er een kleine en heel zachtaardige koe gestuurd om de varkens uit te nodigen. Toen ze naar de varkensstal liep, sprongen alle jonge varkens op en gromden: “Waarom kom je hier? Wil je vechten?”

“Nee, ik wil niet vechten,” zei de koe. “Ik ben hierheen gestuurd om jullie uit te nodigen voor ons feest. Ik zou graag willen weten of jullie komen, zodat ik het aan de dieren kan vertellen.”

“De jonge en oude varkentjes praatten met elkaar en de ouderen zeiden: “Binnenkort is het nieuwjaarsfeest. Misschien hebben ze wat lekkers voor ons om te eten op het feest. Wij denken dat we moeten gaan.”

Toen riepen de oude varkens de beste spreker van de hele familie en hij gaf door dat ze naar het feest zouden komen.

De dag kwam en de varkens gingen allemaal naar het feest. Alles bij elkaar waren het er zo’n driehonderd.

Toen ze aankwamen, zagen ze dat de leidster van de koeien de mooiste van de hele kudde was en dat ze erg vriendelijk en zachtaardig voor haar gasten was.

Na een poosje sprak de leider hen met vriendelijke stem toe en zei tegen het oudste varken: “Het lijkt ons fijn en gezellig als er geen ruzie meer is in deze wei.

Wilt u tegen uw volk zeggen dat ze onze hekken niet meer mogen afbreken en de plaats niet meer mogen plunderen en ons voedsel niet meer mogen opeten? We zullen dan afspreken dat de ossen en paarden uw kinderen geen kwaad meer zullen doen en dat alle oude problemen vanaf deze dag zullen worden vergeten.”

Toen stond een jong varken op om te spreken.

“Deze hele grote weide is van de Meester en niet van jullie,” zei hij. “Wij kunnen niet naar andere plaatsen gaan om te eten. De Meester stuurt een bediende om ons eten te geven, en soms stuurt hij ons naar uw erf om de maïs en de aardappelen te eten. De bedienden maken ons hok elke dag schoon. Als de zomer komt, vullen ze de vijvers met vers water zodat we erin kunnen baden.

Nu, vrienden, kunnen jullie niet zien nu dat deze plek en dit eten allemaal van de Meester zijn? We eten het eten en gaan waar we maar willen. We nemen jullie eten pas nadat jullie klaar zijn. Het zou op de grond bederven als we dat niet zouden doen.

Beantwoord ook eens deze vraag: “Doen onze mensen uw mensen ooit pijn? Nee, hoewel elk jaar enkelen van onze kinderen wel worden gedood door slechte ossen en koeien. Wat is jouw eten waard? Het stelt niets voor; maar ons leven is ons veel waard.

Onze Meester stuurt onze mensen nooit naar het werk zoals hij met de paarden en ossen doet. Hij stuurt ons eten en laat ons jaar na jaar lekker spelen, omdat hij ons het leukst vindt. Je ziet dat de paarden en ossen altijd aan het werk zijn. Sommigen trekken wagens, anderen ploegen land om rijst te verbouwen; en ze moeten werken of ze nu ziek of gezond zijn.

Onze mensen werken nooit. Elke dag spelen we; en zie je hoe dik we zijn? Je ziet onze botten nooit. Kijk naar de oude paarden en de oude ossen. Twintig jaar werk en geen rust! Ik zeg je dat de Meester de paarden en ossen niet zoveel eer bewijst als de varkens.

Vrienden, dat is alles wat ik te zeggen heb. Hebben jullie nog vragen? Is wat ik zojuist heb gezegd niet de waarheid?”

De oude koe zei: “Boe, Boe,” en schudde bedroefd haar hoofd. De vermoeide oude paarden kreunden: “Huh, Huh,” en spraken geen woord.

De leider zei: “Mijn vrienden, het is het beste om je geen zorgen te maken over dingen die we niet kunnen weten. Wij lijken onze Meester niet te begrijpen. Binnenkort is het tijd voor de nieuwjaarsfeestdag. Mogen de varkensmensen maar net zo lang en gelukkig in de wereld leven als de paarden en de ossen, hoewel onze Vredesmissie daar tot nu toe niet in slaagde.”

Op weg naar huis maakten de biggetjes een veel lawaai en iedereen riep: “Wij, wij! Wij winnen, wij winnen!”

Toen spraken de oude paarden en ossen onderling en zeiden: “We zijn sterker, wijzer en nuttiger dan de varkens.”

“Waarom behandelt de Meester ons dan toch zo?”


Downloads