Het verhaal van mevrouw Krekel

“Kom, kinderen, het is tijd om op te staan”, zei mevrouw Krekel tegen haar tien kleine krekels.

“Schiet op, ga nu in bad en trek jullie zwarte petjes en jullie bruine pakjes aan. De zon is bijna ondergegaan onder de heuvel en de vogels zullen al snel in slaap vallen.”

Maar de kleine krekels nestelden zich onder het beddengoed en deden alsof ze de woorden van hun moeder niet hoorden.

“Kom, kom”, zei ze een paar minuten later, “jullie slapen de hele nacht als jullie niet opschieten. Sommigen van onze neven zingen al, en het zal snel donker zijn.”

“O jee! Waarom moeten we opstaan?” zei een kleine krekel, zijn hoofd over het beddengoed stekend. “Veel insecten slapen de hele nacht.”

“Ja, maar zij zijn de hele dag op”, antwoordde mevrouw Krekel, “en ze lopen een groot risico, dat kan ik je verzekeren, mijn kind. En zij hebben geen krekelfamilie. Er is een reden voor onze slaapdagen en ons gezang ‘s nachts.”

“O, moeder, is het een verhaal?”, vroegen alle kleine krekels, die met een sprong uit bed sprongen en zich om hun moeder verzamelden.

“Ja, er is een verhaal over onze familie, en als jullie allemaal opschieten en je aankleden, zal ik het jullie vertellen”, zei ze.

Heel stilletjes begonnen alle kleine krekels zich aan te kleden, en hun moeder begon het verhaal:

“Eens, lang, lang geleden,” zei ze, “zong ons gezin overdag en sliep ‘s nachts. Maar op een dag merkte overgrootvader Krekel dat ons gezang niet zo hard was als gewoonlijk, dus riep hij alle kinderen, groot en klein, bij zich en keek naar hun keel.

“‘Vreemd, vreemd”, merkte hij op. “Jullie hebben allemaal een mooie keel, net zo fijn als krekels altijd hadden, en toch is onze zang erg zwak. Er zit niet zoveel volume in als vroeger. Ik zal vandaag nog een beroep doen op dokter Kikker. Laten we kijken wat hij ervan vindt.”

Dokter Kikker dacht even na en vroeg toen: “Hoeveel hebt u er nu in uw familie, meneer Krekel?”

Overgrootvader riep ons allemaal bij hem en begon te tellen, en tot zijn verbazing ontdekte hij dat ons gezin slechts ongeveer de helft van de grootte was die het zou moeten zijn.

“‘Precies zoals ik dacht”, zei dokter Kikker, “de stemmen zijn net zo goed als altijd, maar er zijn er niet meer zo veel van jullie, en natuurlijk is het zingen dan niet zo hard als het ooit was.”

“Zal ik je de reden hiervoor vertellen?”, vroeg dokter Kikker.

Overgrootvader zei dat hij daarom een beroep op hem deed. Dus dokter Kikker vertelde hem dat de vogels onze familie opaten en dat als ze zo doorgingen, we spoedig helemaal zouden verdwijnen.

“‘Wat verschrikkelijk, wat verschrikkelijk!”, piepte overgrootvader Krekel. “Wat kunnen we doen om de familie te behouden?”

“Dat is gemakkelijk genoeg”, zei dokter Kikker. “Slaap overdag en zing ‘s nachts zoals onze familie doet. Wij zouden ook weinig kans maken als we overdag naar buiten kwamen en overdag zongen.”

“Dus de reden waarom we overdag slapen en ‘s nachts zingen, is dat de vogels en kippen en insectenetende dieren ons niet kunnen vangen. Natuurlijk pakken ze soms een krekel, maar het is altijd iemand die te laat is weggebleven of te vroeg is opgestaan. Meestal een hele jonge krekel die denkt meer te weten dan zijn moeder of vader. Maar de goede kleine krekels die opstaan als ze geroepen worden, zullen zeker een goede oude dag hebben.”

Toen mevrouw Krekel stopte met praten stonden alle kleine krekels haar aan te kijken met heel nieuwsgierige uitdrukkingen op hun gezicht.

‘Wij zijn goede kleine krekels, nietwaar, moeder?”, vroegen ze.

“Natuurlijk zijn jullie dat. Jullie zijn nu helemaal klaar om naar buiten te gaan en te zingen. De zon is net achter de heuvel ondergegaan”, zei ze.

“Tjirp, tjirp, tjirp”, zongen de kleine krekels terwijl ze achter hun moeder aan de nacht in renden.


Downloads