Het verhaal van de Windbloem

Op een dag hoorde een kleine Windbloem dat de Rozenstruik tegen de Viooltjes zei: “Wat een stil klein schepsel is de Windbloem! Ze lijkt een bescheiden kleine bloem en best aardig maar ze blijft hier nooit lang genoeg om kennis te maken. Dus ik weet niet of ze haar onwetendheid verbergt door te zwijgen of juist een diepe denker is.”

“Ik denk dat ze diepe denker is, juffrouw Rozenstruik,'” zei de Stokroos, die ook in de buurt stond. “Je weet dat ik verder kan kijken dan wie dan ook hier, en ik ben van mening dat de Windbloem een diepe denker is, en ik denk ook dat ze een bijzonder verhaal heeft.”

“Een verhaal!” riepen de Viooltjes, terwijl ze hun mooie gezichtjes opdraaiden naar de Stokroos. “O wat leuk en wat interessant.”

‘Wat bedoel je met een verhaal?’ vroeg de Rozenstruik.

“O, ik bedoel, dat ze diepzinnig is en dingen weet waar wij niet eens van dromen. Er is iets speciaals tussen haar en de wind, en ik kan het geheim maar niet te weten komen.”

De Rozenstruik hield haar hoofd omhoog, de Viooltjes draaiden hun gezichtjes om en keken naar het bescheiden Windbloempje om te zien of ze haar geheim konden lezen.

Het verhaal van de windbloem

“Ik heb geen geheim dat de wereld niet mag weten”, zei de Windbloem. “Mijn hele familie houdt van de wind; dit zou de hele wereld weten als ze onze geschiedenis kenden.”

De Rozenstruik, de Viooltjes en Stokroos begonnen de kleine Windbloem allemaal vragen te stellen en dit is wat ze hen vertelde: “O, heel, heel lang geleden was een mooie godin heel erg verdrietig om de dood van iemand van wie ze heel veel hield. Ze maakte ter nagedachtenis aan deze vriendin een prachtige bloem die ze Anemoon noemde. Dat is onze echte naam.”

“Oh, wat klinkt dat groots!” zei de Rozenstruik. “Zo’n grote naam voor zo’n kleine bloem.”

“Ja, het is een grote naam”, antwoordde de kleine Windbloem, “maar weet je, wij hadden zelf helemaal niets met onze naam te maken; de wind werd gewoon verliefd op ons en opende onze bloesems, dus nu heten we toevallig zo. Dat is mij verteld.”

“O, wat interessant!” zei de Rozenstruik, die nu een beetje jaloers begon te kijken naar de kleine Windbloem.

“Maar jullie zijn een kleine familie denk ik,” zei de Rozenstruik. ‘Ik heb maar weinig van jouw soort in onze tuin gezien.’

“Nee, we zijn een grote en mooie familie” zei de Windbloem.

“O, wat is ze verwaand!” fluisterde de Rozenstruik tegen de Viooltjes. “Ze noemt zichzelf mooi. Wat mij betreft, ik vind haar met wat wit en paars er nogal gewoontjes uitzien.”

Maar ondanks de zachte stem van de Roos hoorde de kleine Windbloem haar. “O, je hebt het helemaal mis als je denkt dat ik mezelf mooi vind!” zei ze. “Ik spreek over onze familie; je zou eens een paar van mijn zussen moeten zien; zij zijn prachtig, paars en zo zijdeachtig. En andere zussen zijn prachtig blauw. Oh, ik ben verreweg de eenvoudigste van onze familie. Maar de wind heeft geen favorieten; hij neemt ons allemaal mee, hoewel mijn zussen die in bergweiden groeien natuurlijk vaker met de wind mee gaan dan anderen.”

“Oh, daar komt die afschuwelijke bries weer!” zei de Rozenstruik. “Hij verpest altijd alles.” En ze trok haar bloemblaadjes dichter naar zich toe en leunde achterover tussen de bladeren. Toen ze haar bloemblaadjes opende om weer rond te kijken in de tuin, was de kleine Windbloem er niet meer.

“Waar is de Windbloem gebleven?” vroeg ze.

“O, je hebt het gemist!” zeiden de Viooltjes, terwijl ze met hun kopjes knikten. “Die bries kwam om de Windbloem te vertellen dat de wind zo zou komen. We hoorden hem, dus we keken, en een tijdje later kwam de wind en nam de Windbloem mee. Ze ging recht omhoog boven het hoofd van de Stokroos.”

De Stokroos, die had staan staren, liet zijn hoofd zakken. “Ze is uit het zicht, verdwenen”, zei hij tegen de Rozenstruik en de Viooltjes. “De wind kwam vanmorgen en fluisterde tegen haar, maar ik kon niet horen wat hij zei; maar ze deed haar bloesem wijdopen en knikte.”

“Wat denk jij dat er tussen de Windbloem en de wind is?’ vroeg de Rozenstruik.

“Precies wat ze ons heeft verteld”, zei de Stokroos. “De wind is verliefd op de Windbloemen.”

“Ik zou liever een vriendelijkere minnaar hebben”, zei Rozenstruik. “Ik vind de wind soms best onaardig. De manier waarop hij door onze tuin waait is verre van zachtaardig.”

“Sommigen houden van wat meer onvriendelijke minnaars waarmee ze een beetje kunnen vechten”, zei de Stokroos, terwijl hij zijn hoofd ophief en helemaal rechtop ging staan.

“Ik denk het ook”, zuchtte de Rozenstruik, “maar het is precies zoals ik altijd heb gezegd. Je kunt nooit iets zeggen over de stille, bescheiden exemplaren. Denk aan de kleine Windbloem die zo’n bijzonder verhaal heeft en wegvliegt met de Wind. Wie had dat ooit gedacht!”


Downloads