Er leefde eens een arme man genaamd Ivan samen met zijn vrouw Marie. Ze waren heel verdrietig omdat ze geen kinderen hadden. Op een koude winterdag zaten ze samen bij het raam en zagen de kinderen uit het dorp in de sneeuw spelen. De kindjes waren druk bezig om een Sneeuwmeisje te maken.
“Wat hebben de kinderen het leuk”, zei Ivan tegen zijn vrouw. “Kijk, ze maken een prachtig meisje van sneeuw. Kom, laten wij ons ook samen in de sneeuw vermaken.” Dus liepen ze samen de tuin van hun huisje in. “Mijn lieve man”, zei Marie, “aangezien wij geen kinderen hebben, wat zou je ervan vinden als we een kindje van sneeuw maken?”
“Dat is een geweldig idee!” zei de man. En hij ging direct aan de slag. Hij rolde twee grote sneeuwballen voor het lichaam en maakte kleine handjes en voetjes. Een vreemdeling liep voorbij en vond het maar raar wat Marie en Ivan aan het doen waren, maar daar trokken zij zich niets van aan. Ze gingen gewoon verder met het neusje, de kin en de ogen van het Sneeuwmeisje.
Even later was het kindje van sneeuw klaar en keek Ivan vol trots naar haar. Uit het niets, merkte hij dat het Sneeuwmeisje haar ogen en haar mond opende. De wangen en de lippen kleurden roze en enkele momenten later stond er een levend kindje voor de verbijsterde Ivan en Marie. “Wie ben jij?” vroeg Ivan, vol van verwondering.
“Ik ben het Sneeuwmeisje. Jullie kleine dochtertje”, zei het kindje. Toen knuffelde ze de arme man en vrouw innig en zij begonnen te huilen. De verheugde ouders namen het Sneeuwmeisje mee naar huis en al snel verspreidde het nieuws zich door het dorp. En omdat zij zo’n lief klein meisje was, met mooie ogen en schitterend haar, wilden alle kinderen uit het dorp met haar spelen.
Zo ging de vreugdevolle winter snel voorbij en het Sneeuwmeisje groeide snel op. Toen de lente aanbrak, was ze al net zo groot als een meisje van twaalf of dertien. In de wintermaanden was ze heel gelukkig geweest, maar nu er milde, warme dagen aanbraken, werd ze droevig. Haar moeder, Marie, merkte dit op en vroeg: “Wat is er lieverd? Waarom ben je verdrietig? Voel je je niet goed?”
“Nee, lieve moeder, ik ben niet ziek”, zei het Sneeuwmeisje. Maar ze genoot niet langer van het buitenspelen met de andere kinderen en zat stilletjes in het huis. Tot op een mooie lentedag de kinderen uit het dorp haar thuis op kwamen halen. “Kom mee, Sneeuwmeisje. We gaan in het bos bloemen verzamelen. Kom mee!”
“Ja, lieverd, doe dat!” zei moeder Marie. “Ga met je vriendjes mee en verzamelen bloemen. Het zal je vast goed doen.” Zo gingen de kinderen samen op pad, verzamelden prachtige wilde bloemen en maakten er leuke boeketjes van. En toen de zon onder begon te gaan, maakten ze een groot kampvuur en zongen en dansten. “Laat ons allen dansen”, riep één van de kleine meisjes. “Sneeuwmeisje, kijk even hoe wij dat doen en dan kun jij ook meedoen.”
Alle kindjes dansten vrolijk en vrij rondom het vuur en toen was het de beurt aan het Sneeuwmeisje. Toen alle vrolijke kindjes buiten adem waren en even uitrusten vroeg één van hen: “Waar is het Sneeuwmeisje?” “Sneeuwmeisje, waar ben je?” riepen de andere kinderen, maar niemand kon haar vinden.
Samen renden de kinderen naar huis en vertelden Ivan en Marie dat het Sneeuwmeisje was verdwenen toen ze samen rond het kampvuur dansten. De dorpelingen gingen direct op zoek naar het kleine meisje, maar wisten haar niet te vinden. Ze was namelijk tijdens het dansen bij het vuur namelijk langzaam gesmolten tot een kleine, witte damp en was met de wind weggevlogen naar de blauwe lucht. Daar zweeft ze nu nog rond, als een delicaat sneeuwvlokje.