Het Lied van de Oude Man Kangoeroe

Niet altijd was de Kangoeroe zoals we hem nu kennen, eerst was het een ander dier met vier korte poten. Hij was grijs en wollig, en hij was heel trots: hij danste op een rots midden in Australië, en hij ging naar de Kleine God Nqa.

Hij ging om zes uur voor het ontbijt naar Nqa en zei: “Maak mij vanmiddag om vijf uur anders dan alle andere dieren.”

Nqa sprong van zijn stoel op de zandvlakte omhoog en riep: “Ga weg!”

Hij was grijs en wollig, en heel trots: hij danste op een rotsrichel midden in Australië, en hij ging naar de Middengod Nquing.

Hij ging om acht uur na het ontbijt naar Nquing en zei: “Maak mij anders dan alle andere dieren en maak mij ook heel erg populair om vijf uur vanmiddag.”

Nquing sprong omhoog uit zijn hol in het riet en riep: “Ga weg!”

Hij was grijs en wollig, en heel trots: hij danste op een zandbank midden in Australië, en hij ging naar de Grote God Ngong.

Hij ging om tien uur vóór etenstijd naar Nqong en zei: “Maak mij anders dan alle andere dieren; maak mij populair en heerlijk achterna gezeten om vijf uur vanmiddag.”

Nqong sprong uit zijn bad in de zoutpan en riep: “Ja, dat zal ik doen!”

Nqong riep Dingo— Gele Hond Dingo —die altijd honger had, stoffig in de zonneschijn en liet hem Kangoeroe zien. “Dingo! Wakker worden, Dingo! Zie je die meneer daar aan het dansen op de askuil? Hij wilt populair zijn en achternagezeten. Dingo, maak het waar!”

Dingo sprong op – Gele Hond Dingo – en hij zei: “Wat, dat kat-konijn?”

En weg rende Dingo – Gele Hond Dingo – altijd hongerig en grijnzend, – achter Kangoeroe aan.

De trotse Kangoeroe met zijn vier pootjes als een konijn, ging ervandoor.

En hier, lieve lezers, eindigt het eerste deel van het verhaal!

Hij rende door de woestijn; hij rende door de bergen; hij rende door de zoutpannen; hij rende door het riet; hij rende maar door; hij rende tot zijn voorpoten pijn deden.

Hij moest!

Nog steeds rende Dingo – Gele Hond Dingo – altijd hongerig, grijnzend als een rat verder maar kwam nooit dichterbij, en nooit verder, – hij rende en rende achter Kangoeroe aan.

Hij moest!

Kangoeroe liep nog steeds – Oude Man Kangaroe. Hij rende tussen de bomen door in de wildernis; hij rende door het lange gras; hij rende door het korte gras; hij rende door de Steenboks- en Kreeftskeerkringen; hij rende tot zijn achterpoten er pijn van deden.

Hij moest!

Nog steeds rende Dingo – Gele Hond Dingo – hongeriger en hongeriger, grijnzend als een paard achter hem aan maar hij kwam nooit dichterbij, en nooit verder; en uiteindelijk kwamen ze bij de Wollgong-rivier.

Nu was daar geen brug en geen veerboot, en Kangoeroe wist niet hoe hij erover moest komen; dus ging hij op zijn achterste benen staan ​​en sprong.

Hij moest!

Hij sprong door Flinders; hij sprong door Cinders; hij hopte door de woestijnen midden in Australië. Hij sprong als een kangoeroe!

Eerst sprong hij een meter; toen sprong hij drie meter; toen sprong hij vijf meter; zijn benen werden steeds sterker; zijn benen werden langer. Hij had geen tijd voor rust of verfrissing, maar hij verlangde daar wel heel erg naar.

Nog steeds rende Dingo – Gele Hond Dingo – achter hem aan, heel erg verbijsterd, heel erg hongerig, en zich afvragend wat de Oude Man Kangoeroe in vredesnaam zo deed hoppen en springen.

Want hij sprong en sprong als een krekel; als een erwt in een pan; of een nieuwe rubberen bal op de vloer van een kinderkamer.

Hij moest!

Hij trok zijn voorpoten op; hij sprong op zijn achterpoten; hij stak zijn staart uit achter hem voor balans; en hij sprong door de Darling Downs.

Hij moest!

Nog steeds rende Dingo – Vermoeide Hond Dingo – hongeriger en hongeriger, zeer verbijsterd, en vroeg zich af wanneer de Oude Man Kangoeroe ooit zou stoppen.

Toen kwam Nqong uit zijn bad in de zoutpannen en zei: “Het is vijf uur.”

Daar zat Dingo – Arme Hond Dingo – altijd hongerig, schemerig in de zon; liet zijn tong uit zijn bek hangen en jankte.

Kangoeroe ging zitten – Oude Man Kangoeroe – met zijn staart als een zitje achter zich uit en zei: “Godzijdank is dat klaar!”

Toen zei Nqong, die altijd een heer is: “Waarom ben jij Gele Hond Dingo niet dankbaar? Waarom bedank je hem niet voor alles wat hij voor je heeft gedaan?”

Toen zei Kangoeroe – Vermoeide oude Kangoeroe – : “Hij heeft me van de plekken uit mijn jeugd verjaagd; hij heeft me van mijn normale maaltijdtijden verjaagd; hij heeft mijn vorm veranderd, zodat ik hem nooit meer terugkrijg; en hij heeft krijgertje met mijn benen gespeeld.”

Toen zei Nqong: “Misschien vergis ik me, maar heb jij me niet gevraagd om je anders te maken dan alle andere dieren, en achternagezeten te worden? En nu is het vijf uur.”

“Ja,” zei Kangoeroe. “Ik wou dat ik dat niet had gedaan. Ik dacht dat je het zou doen met toverspreuken en bezweringen, maar dit is gewoonweg een grap.”

“Grap?!” zei Nqong vanuit zijn bad. “Zeg dat nog eens, dan roep ik Dingo weer op en ren je je achterpoten eraf!”

“Nee, nee” zei de Kangoeroe. “Ik moet me verontschuldigen. Benen zijn benen, maar wat mij betreft had je ze niet heftig hoeven te veranderen. Ik wilde alleen maar aan Uwe Hoogheid uitleggen dat ik sinds de ochtend niets meer heb gegeten, en ik heb echt honger.”

“Ja,” zei Dingo – Gele Hond Dingo, – “Ik zit in dezelfde situatie. Ik heb hem anders gemaakt dan alle andere dieren; maar krijg ik wat voor mijn avondeten?”

Toen zei Nqong vanuit zijn bad in de zoutpan: “Kom het me morgen maar vragen, want ik ga me nu wassen.”

Dus zo bleven ze midden in Australië achter, Oude Man Kangoeroe en Gele Hond Dingo, en zeiden allebei: “Het is jouw schuld!”


Downloads