Een speels jong lam was door een herder achtergelaten op het rieten dak van een schapenhok, om hem buiten gevaar te houden. Het lam was aan het snuffelen aan de rand van het dak, toen hij een Wolf zag. Hij begon de wolf uit te lachen, gekke gezichten naar hem te trekken en hem naar hartelust in de maling te nemen.
‘Ik hoor je wel hoor,’ zei de Wolf. ‘maar ik heb absoluut geen wrok tegen je om wat je zegt of doet. Als jij daarboven bent, is het het dak dat tegen mij praat, niet jij.’