Dit, lieve lezer, is een verhaal uit vroegere tijden. Precies in het midden van die tijd was er een Stekelige Egel, en hij leefde aan de oevers van de troebele Amazone, waar hij slakken en dergelijke at. En hij had een vriend, een Slome-Stevige Schildpad, die ook aan de oevers van de troebele Amazone woonde en groene sla en dergelijke at.
Maar tegelijkertijd, in die vroegere tijden, was er een Geschilderde Jaguar, en hij woonde ook aan de oevers van de troebele Amazone; en hij at alles wat hij kon vangen. Als hij geen herten of apen kon vangen, at hij kikkers en kevers; en als hij geen kikkers en kevers kon vangen, ging hij naar zijn Moeder Jaguar, en zij vertelde hem hoe hij egels en schildpadden moest eten.
Ze had hem al vaak gezegd: “Mijn zoon, als je een egel vindt, moet je hem in het water laten vallen, dan zal hij zich uitrollen, en als je een schildpad vangt, moet je hem uit zijn schild scheppen met je poot.”
Op een mooie nacht aan de oevers van de troebele Amazone vond de Geschilderde Jaguar, de Stekelige Egel en de Slome-Stevige Schildpad zittend onder de stam van een omgevallen boom. Ze konden niet wegrennen, en dus rolde Stekelige Egel zichzelf op tot een bal, omdat hij nu eenmaal een egel was, en Slome-Stevige Schildpad trok zijn kop en voeten zo ver mogelijk in zijn schild, omdat hij nu eenmaal een schildpad was.
“Let eens op,” zei Geschilderde Jaguar, “want dit is heel belangrijk. Mijn moeder zei dat als ik een egel tegenkom, ik hem in het water moet laten vallen en dat hij zich dan zal uitrollen, en als ik een schildpad tegenkom, moet ik hem met mijn poot uit zijn schild scheppen. Maar wie van jullie is Egel en wie is Schildpad? Ik heb echt geen idee.”
“Weet je zeker dat je moeder je dat heeft verteld?” zei Stekelige Egel. “Weet je het echt zeker? Misschien zei ze dat als je een schildpad uitrolt, je hem met een schepje uit het water moet halen, en als je een egel klauwt, moet je hem op zijn schild laten vallen.”
“Weet je zeker dat je moeder je dat heeft verteld?” zei Slome-Stevige Schildpad. “Weet je het echt zeker? Misschien zei ze dat als je een egel water geeft, je hem in je poot moet laten vallen, en als je een schildpad tegenkomt, moet je hem beschieten tot hij zich ontvouwt.”
“Volgens mij is dat niet wat ze heeft gezegd,” zei Geschilderde Jaguar, een beetje verward; “maar zeg het alstublieft nog eens duidelijker.”
“Wanneer je water schept met je klauw dan zal de egel zich uitrollen,” zei de Egel. “Onthoud het goed, want het is belangrijk.”
“Maar” zei Schildpad, “Als je je vlees klauwt, laat je het met een schep in de schildpad vallen. Wat begrijp jij niet?”
“Ik krijg hier hoofdpijn van,” zei Geschilderde Jaguar; “En bovendien wil ik jullie advies niet. Ik wilde alleen weten wie van jullie Egel is en wie is Schildpad.”
“Ik zal het je niet vertellen,” zei Stekelige Egel, “maar je kunt me uit mijn schild scheppen als je wilt.”
“Aha!” zei Geschilderde Jaguar. “Nu weet ik dat jij een Schildpad bent!” Geschilderde Jaguar strekte zijn klauw uit, net toen Stekelige Egel zich oprolde, en natuurlijk zat Jaguars poot meteen vol met stekels. Erger nog: hij sloeg Stekelige Egel weg, het bos en de struiken in, waar het te donker was om hem weer te vinden. Toen stak hij zijn gewonde poot in zijn bek, want hij had veel pijn van de stekels. Zodra hij iets kon zeggen, zei hij: “Nu weet ik dat hij helemaal geen schildpad is. Maar – en toen krabde hij met zijn niet-stekelige poot op zijn kop – “hoe weet ik dat deze andere wel een schildpad is?”
“Maar ik ben Schildpad,” zei de Slome-Stevige Schildpad. “Je moeder had gelijk. Ze zei dat je me met je poot uit mijn schild moest halen. Begin maar.”
“Een minuut geleden zei je nog wat anders,” zei Geschilderde Jaguar, terwijl hij de stekels uit zijn poot zoog. “Je zei net dat ze iets heel anders zei.”
“Nou, stel dat je zegt dat ik zei dat zij iets heel anders zei, ik zie niet dat het enig verschil maakt; want als ze zei wat jij zei, zei ik dat zij zei, en is het hetzelfde alsof ik zei wat zij zei dat zij zei. Maar wat weet ik ervan?”
“Maar jij zei dat ik je met mijn poot uit je schild moet halen,” zei Geschilderde Jaguar.
“Als je nog eens goed nadenkt, zul je merken dat ik zoiets niet heb gezegd. Ik zei dat je moeder zei dat je me uit mijn schild moest halen,” zei Slome-Stevige Schildpad.
“Wat zal er gebeuren als ik dat doe?” vroeg de Jaguar uiterst voorzichtig.
“Dat weet ik niet, want ik ben nog nooit uit mijn schild gehaald; maar ik zeg je eerlijk: als je me wilt zien wegzwemmen, hoef je me alleen maar in het water te laten vallen.”
“Ik geloof er niks van,” zei Geschilderde Jaguar. “Je hebt alle dingen die mijn moeder me vertelde te doen verwisseld met de dingen die je me vroeg, of ik er zeker van was dat ze het niet zei, totdat ik niet meer weet wat mijn kop en wat mijn staart is ; en nu kom je en vertel me iets dat ik kan begrijpen, en dat maakt me meer in de war dan voorheen. Mijn moeder vertelde me dat ik een van jullie twee in het water moest laten vallen, en omdat je zo graag het water in wilt, denk ik dat ik je juist niet moet laten vallen! Spring dus zelf maar in de troebele Amazone en schiet op.”
“Ik waarschuw je dat je moeder niet blij zal zijn” zei Slome-Stevige Schildpad.
“Als je nog een woord zegt over wat mijn moeder zei…” antwoordde de Jaguar, maar hij had de zin nog niet afgemaakt voordat Slome-Stevige Schildpad stilletjes de troebele Amazone in dook, een heel eind onder water zwom en bij de oever omhoog kwam waar Stekelige Egel op hem wachtte.
“Dat was een ontsnapping op het nippertje,” zei Stekelige Egel. “Ik houd niet van die Geschilderde Jaguar. Wat heb je hem verteld dat je was?”
‘Ik vertelde hem naar waarheid dat ik een echte schildpad was, maar hij wilde het niet geloven, en hij liet me in de rivier springen om te zien of ik dat was, en dat was ik, en nu is hij verrast. Hij is op weg om het zijn moeder te vertellen. Hoor maar.”
Ze konden de Geschilderde Jaguar op en neer horen brullen tussen de bomen en de struiken langs de kant van de troebele Amazone, totdat zijn moeder kwam.
“Zoon!” riep zijn moeder, “wat heb je gedaan dat je niet had moeten doen?”
“Ik probeerde met mijn poot iets op te scheppen dat zei dat het uit zijn schild wilde worden gehaald, en mijn poot zit nu vol met stekels,” zei Geschilderde Jaguar.
“Zoon!” zei zijn moeder, “aan de stekels in je poot zie ik dat dat een egel moet zijn geweest. Je had hem in het water moeten laten vallen!”
“Ik deed dat met het andere ding; en hij zei dat hij een schildpad was, en ik geloofde hem niet, maar het was echt waar, want hij is de troebele Amazone in gedoken, en hij komt niet meer boven, en ik heb nu helemaal niets te eten. Ik denk dat we beter ergens anders onderdak kunnen zoeken. Ze zijn te slim in de troebele Amazone voor mij.”
“Zoon!” zei zijn moeder, “let nu goed op mij en onthoud wat ik zeg. Een Egel rolt zich op tot een bal en zijn stekels steken in één keer alle kanten op. Hierdoor kun je de egel herkennen.”
“Ik mag deze oude dame helemaal niet,” zei Stekelige Egel, verstopt in de schaduw van een groot blad. “Ik vraag me af wat ze nog meer weet?”
“Een schildpad kan zich niet oprollen,” vervolgde Moeder. “Hij trekt alleen zijn kop en poten in zijn schild. Hieraan herken je de schildpad.”
“Ik mag deze oude dame ook helemaal niet, echt helemaal niet,” zei Slome-Stevige Schildpad. “Zelfs Geschilderde Jaguar kan deze duidelijke aanwijzingen niet vergeten. Het is heel jammer dat je niet kunt zwemmen, Stekelige Egel.”
“Kijk naar jezelf” zei Stekelige Egel. “Bedenk eens hoeveel beter het zou zijn als je je zou kunnen oprollen. Wat een rommeltje! Hoor wat Geschilderde Jaguar nu weer zegt.”
De Geschilderde Jaguar zat aan de oevers van de troebele Amazone en zoog de stekels uit zijn poot en zei tegen zichzelf: “Kan niet opkrullen, maar kan wel zwemmen – Slome-Stevige Schildpad, dat is hem! Krult op, maar kan niet zwemmen – Stekelige Egel dat is hem!”
“Dit zal hij nooit vergeten,” zei Stekelige Egel. “Houd mijn kin omhoog, Slome-Stevige Schildpad. Ik ga proberen te leren zwemmen. Het kan nuttig zijn.”
“Uitstekend!” zei Slome-Stevige Schildpad en hij hield de kin van Stekelige Egel omhoog, terwijl Stekelige Egel in het water van de troebele Amazone spartelde.
“Jij zult nog eens een prima zwemmer zijn,” zei Slome-Stevige Schildpad. “Als jij nu mijn achterplaten een beetje los kunt maken, zal ik zien wat ik kan doen om me op te krullen. Het kan nuttig zijn.”
Stekelige Egel hielp Schildpad’s achterplaten los te maken, zodat hij door te draaien en te spannen er daadwerkelijk in slaagde zich net een klein beetje op te krullen.
“Uitstekend!” zei Stekelige Egel; “Maar dit is genoeg voor nu. Leid mij alstublieft nog een keer het water in, dan zal ik die zijslag oefenen waarvan jij zegt dat die zo makkelijk is.” En dus oefende Stekelige Egel terwijl Slome-Stevige Schildpad naast hem zwom.
“Uitstekend!” zei Slome-Stevige Schildpad. “Als je wat meer oefent, word je nog een vis! Als ik je nu mag vragen om mijn achter- en voorplaten nog twee gaten verder los te maken, zal ik die bocht proberen waarvan jij zegt dat die zo makkelijk is. Oh, wat zal Geschilderde Jaguar verrast zijn!”
“Uitstekend!” zei Stekelige Egel helemaal nat van de troebele Amazone. “Je lijkt net iemand uit mijn familie. Maar niet zo veel brommen en grommen, anders hoort Geschilderde Jaguar ons misschien. Als je klaar bent, wil ik die lange duik proberen waarvan jij zegt dat die zo makkelijk is. Wat zal Geschilderde Jaguar verrast zijn!”
En zo dook Stekelige Egel het water in en Slome-Stevige Schildpad zwom naast hem.
“Uitstekend,” zei Slome-Stevige Schildpad. “Als je nog een beetje aandacht besteedt aan het inhouden van je adem, dan zou je zelfs op de bodem kunnen gaan wonen. Nu zal ik die oefening proberen waarbij ik mijn achterpoten rond mijn oren leg, waarvan jij zegt dat deze zo makkelijk is. Wat zal Geschilderde Jaguar verrast zijn!”
“Uitstekend!” zei Stekelige Egel. “Maar het belast je achterplaten een beetje. Ze overlappen elkaar nu allemaal, in plaats van dat ze naast elkaar liggen.”
“Oh, dat moet ik nog oefenen” zei Slome-Stevige Schildpad. “Ik heb gemerkt dat je stekels in elkaar lijken te versmelten, en dat je steeds meer op een dennenappel begint te lijken, en minder op een kastanjebraam dan vroeger.”
“Echt?” zei Stekelige Egel. “Dat komt door het weken in het water denk ik. Oh, wat zal Geschilderde Jaguar verrast zijn!”
Ze gingen door met hun oefeningen, waarbij ze elkaar hielpen, tot de ochtend aanbrak; en toen de zon hoog aan de hemel stond, rustten ze uit en droogden zich af. Toen zagen ze dat ze allebei heel anders waren dan ze waren geweest.
“Egel,” zei Schildpad na het ontbijt, “ik ben niet meer wat ik gisteren was; maar ik denk dat wij de Geschilderde Jaguar nog wel voor de gek kunnen houden.”
“Dat is nou precies wat ik zojuist ook dacht,” zei Stekelige Egel. “Ik denk dat schubben een enorme verbetering zijn ten opzichte van stekels – om nog maar te zwijgen van het kunnen zwemmen. Oh, wat zal Geschilderde Jaguar verrast zijn! Laten we hem gaan zoeken.”
Uiteindelijk vonden ze Geschilderde Jaguar, die nog steeds zijn poot verzorgde die de avond ervoor gewond was geraakt. Hij was zo verbaasd dat hij driemaal achterover viel.
“Goedemorgen!” zei Stekelige Egel. “En hoe gaat het vanmorgen met je lieve, gracieuze mama?”
“Het gaat heel goed met haar, dank je wel,” zei Geschilderde Jaguar; “maar je moet me vergeven als ik me op dit moment je naam niet herinner.”
“Dat is nou niet bepaald aardig van je,” zei Stekelige Egel, “gezien het feit dat je me gisteren nog uit mijn schild probeerde te halen.”
“Maar gister had je geen schild, je had stekels” zei Jaguar, “Ik het zeker. Kijk maar naar mijn poot!”
“Jij zei tegen mij dat ik in de troebele Amazone moest vallen en verdrinken,” zei Slome-Stevige Schildpad. ‘Waarom ben je vandaag zo onbeleefd en vergeetachtig?”
“Weet je niet meer wat je moeder je heeft verteld?” zei Stekelige Egel – “Kan niet opkrullen, maar kan wel zwemmen – Stekelige Egel dat is hem! Krult op, maar kan niet zwemmen – Slome-Stevige Schildpad dat is hem!”
Toen krulden ze zich allebei op en rolden rond en rond Geschilderde Jaguar totdat zijn ogen in zijn hoofd draaiden.
Toen ging hij zijn moeder halen.
“Moeder,” zei hij, “er zijn vandaag twee nieuwe dieren in het bos, en degene waarvan je zei dat hij niet kon zwemmen, zwemt, en degene waarvan je zei dat hij niet kon opkrullen, krult zich op en ze hebben hun stekels gedeeld, denk ik, omdat ze allebei overal geschubd zijn, in plaats van dat de een glad is en de ander heel stekelig; en bovendien rollen ze steeds maar rond in cirkels, en ik voel me niet op mijn gemak.”
“Zoon!” zei Moeder Jaguar, “een egel is een egel, en kan niets anders zijn dan een egel; en een schildpad is een schildpad en kan nooit iets anders zijn.”
“Maar het is geen egel, en het is geen schildpad. Het is een beetje van beiden, en ik weet de juiste naam niet.”
“Onzin!” zei Moeder Jaguar. “Alles heeft zijn eigen naam. Ik zal het “Gordeldier” moeten noemen totdat ik de echte naam heb ontdekt. Laten we ze voor nu maar met rust laten.”
Dus Geschilerde Jaguar deed wat hem werd opgedragen, vooral ze met rust laten; maar het merkwaardige is dat vanaf die dag tot nu toe, lieve lezer, niemand aan de oevers van de troebele Amazone ooit Stekelige Egel en Slome-Stevige Schildpad anders heeft genoemd dan Gordeldier. Er zijn natuurlijk ook egels en schildpadden op andere plaatsen (er zijn er soms ook een paar in mijn tuin); maar de echte oude en slimme soort, met hun schubben over elkaar heen, zoals dennenappel-schubben, die in de vroegere tijdden aan de oevers van de troebele Amazone leefden, worden altijd Gordeldieren genoemd, omdat ze zo slim waren.
Zo zit dat, lieve lezer.