Het was een hete en droge zomer in het Amazone-regenwoud en de bladeren en takken van de bomen waren dor en broos. De dieren voelden de hitte en zelfs de machtige jaguars hijgden en lieten hun tong hangen in de zinderende hitte.
Op een dag trof een bliksemschicht een boom en een kleine vonk sloeg over. In het begin was het maar een klein vlammetje, maar het groeide snel en verspreidde zich, aangewakkerd door de droge bladeren en takken.
Het vuur verspreidde zich snel door het regenwoud en verteerde alles op zijn pad. De dieren vluchtten voor hun leven en renden zo hard als ze konden om aan de vlammen te ontsnappen.
De bosbrand woedde dagenlang en werd elk uur groter en intenser. De hitte was ondraaglijk en de rook was dik en verstikkend.
Toen het wildvuur zijn hoogtepunt bereikte, leek het alsof het hele regenwoud door de vlammen zou worden verteerd. De dieren waren doodsbang en ze baden voor een wonder.
Maar wat de dieren niet wisten, was dat er in het hart van het Amazone-regenwoud een groep dappere krijgers leefde die bekend stond als de “Guerreiros de Fogo” of “De Vuurstrijders”. Deze krijgers waren bedreven in het bestrijden van branden en het beschermen van de delicate balans van het regenwoud.
De Vuurstrijders kwamen in actie, trokken hun beschermende uitrusting aan en haastten zich ter plaatse.
Dagenlang werkten de Vuurstrijders onvermoeibaar om de vlammen te doven. Ze hakten bomen om, groeven loopgraven en sproeiden water op de brand, allemaal in een poging om te voorkomen dat het vuur zich verspreidde. Ze liepen tientallen kilometers per dag door dichte rook en droegen apparatuur bij zich. Maar de bosbrand was hevig en koppig. Het leek alsof, hoe hard de Vuurstrijders ook vochten, de vlammen maar terug bleven komen.
De krijgers weigerden echter op te geven. Ze wisten dat als ze het vuur niet zouden stoppen, het het hele regenwoud en alle verbazingwekkende wezens die daar leefden, evenals de huizen van veel mensen, zouden worden vernietigd.
Eindelijk, na vele lange en slopende dagen, konden de Vuurstrijders de overhand krijgen. De vlammen begonnen te doven en het vuur was bijna onder controle. En toen gebeurde er een wonder, de wind veranderde van richting. Een koel briesje blies naar binnen en bracht de broodnodige regen met zich mee. De bosbrand was eindelijk geblust en de dieren konden terugkeren naar hun huizen.
De Vuurstrijders waren uitgeput, maar ze waren ook gevuld met een gevoel van trots en prestatie. Ze hadden het regenwoud en al zijn verbazingwekkende bewoners gered van de vernietigende kracht van het wildvuur.
Vanaf dat moment werden de Vuur krijgers helden voor iedereen die in het regenwoud woonde. Ze werden geprezen als ware bewakers van het land en hun moed en vastberadenheid werden generaties lang herinnerd.