Een Halloween verhaal

Babette en Anton waren de kinderen van een arme houthakker. Ze woonden in een klein huis in de bergen, vlakbij het bos. Babette en Anton waren gelukkige kinderen en dachten nooit aan hun armoede. De vader en moeder maakte zich wel veel zorgen.

“Wees niet bang, moeder”, zei Anton dan. “Binnenkort ga ik naar school. En de moestuin levert veel op. Als ik dan later een grote geleerde ben, zul jij niet langer arm zijn. Vader zal een span ossen krijgen en jij een satijnen jurk. En Babette zal een mooie poppenverzameling krijgen.”

De moeder zei: “Ik denk dat je beter een speelgoedmaker kan worden! Je bent daar zo goed in mijn kind.”

Anton maakte bootjes van stukjes hout die net zo mooi waren als de bootjes uit de winkel. Hij sneed ook een poppenwieg uit dennenhout. De pop maakte hij van een raap die hij beschilderde, zo mooi, dat het leek alsof het echt het gezicht van een mooi meisje was. Haar haren maakte hij van gouden maisdraden en haar jurk, gemaakt van jonge koolbladeren, was prachtig groen.

Als dit poppetje dan begon te verschrompelen maakte Anton weer een nieuwe pop die volgens zijn zusje altijd mooier was dan de vorige. Babette was nog nooit in het dorp geweest en wist dus niets van echte poppen.

Nu gebeurde het, op een avond in de Halloween-tijd, dat Anton Jack de Lantaarns zat te snijden uit pompoenen. Deze wilde hij verkopen in het dorp. Babette zat bij hem. Omdat ze nog maar zes jaar oud was, wist ze nog niets van Halloween-pret. Ze luisterde met grote ogen van verbazing naar Anton die alles wist over Jack de Lantaarns. Toen ze hoorde dat jongens en meisjes, verkleed als heksen en kabouters, door de straten gingen, besloot ze dat ze dat ook wilde.

“Wat moet het mooi zijn!” riep ze terwijl ze in haar handen klapte. “Halloween moet heel erg op Kerstmis lijken!”

“Niet zo mooi als Kerstmis, maar Halloween is wel echt een leuk feest”, zei Anton.

Toen de Jack de Lantaarns klaar waren, stapelde Anton ze in zijn karretje om te verkopen op de markt.

“Laten we de stad ingaan, Anton,” riep Babette. “Moeder kan voor ons kabouterjurken maken, en er is nog een grote pompoen in de tuin voor een Jack de Lantaarn. O, wat een pret zullen we hebben!”

“Babette!” riep Anton verbaasd uit. “Moeder heeft geen tijd om kabouterjurken voor ons te maken, en al zou ze het willen ze heeft geen stof. Bovendien hoe moeten we onze weg naar huis terug vinden, in het donker door het bos.”

“Jij weet de weg door het bos toch, Anton,” drong Babette aan, “en als moeder geen kabouterjurken voor ons kan maken, kunnen we zonder. Het zal donker zijn en onze Jack de Lantaarn zal net zo mooi zijn als alle anderen. Kom, laten we alsjeblieft gaan, smeekte ze, “ik ben nog nooit naar een Halloween-feest geweest.”

Babette was gewend haar zin te krijgen en begon nog harder te huilen. Toen ze echt niet ophield met huilen, riep hij uit: “Als je nu meteen stopt met huilen, zal ik een klein Halloween-feestje regelen voor jou en mij.”

Babette droogde haar tranen en beloofde het. Ze wenste zo vurig een Halloween-feest, en of dat thuis of in het dorp zou zijn, maakte niets uit. De volgende dag deed Babette erg haar best. Ze hielp Anton met de groenten voor de markt en keek hoe hij de laatste pompoen uit de tuin haalde. Toen de Jack de Lantaarn klaar was, stak Anton de kaars heel even aan. Babette klapte in haar handen van blijdschap maar Anton zei haar dat het Halloween-feestje geheim moest blijven. Na het eten gingen de kinderen zoals gewoonlijk naar bed maar in plaats van zich uit te kleden, trokken ze hun nachthemden aan over hun jassen.

“Onze nachthemden zijn net spookjurken”, fluisterde Anton. Toen alles stil was, kropen ze zachtjes naar buiten.

“Kijk de pompoen lacht naar ons”, lachte Babette. Ze was heel blij, want het Halloween-avontuur zou nu beginnen. Anton stak een lucifer aan om de kaars aan te steken, maar er was geen kaars in de Jack de Lantaarn.

“Ik weet zeker dat ik er een kaars in heb gedaan”, zei hij verbaasd. Ze gingen op zoek in het donker en daar onder de bank vonden ze de resten van zijn kostbare kaars.

“O, Babette!” riep hij. “Een gemene rat heeft onze kaars gestolen en ik heb er nog wel een cent voor betaald!”

“Oh, die ellendige ratten!” riep Babette en barstte in tranen uit. Ze stampte met haar voet en liet Jack de Lantaarn van de bank rollen. De pompoen kwam met een plof op de aarde en deukte een klein beetje in zijn neus.

“Babette, kijk nu eens wat je hebt gedaan!”, riep Anton. Hij bukte zich om de pompoen op te rapen, maar de pompoen was te snel voor hem.

“Het gaat je niet lukken om mij te pakken”, lachte de pompoen. “Babette heeft gezorgd voor een deuk in mijn neus maar dat maakt niet uit op een Halloween-feest. Tot ziens jullie”, riep hij luchtig en rolde snel de heuvel af.

“Kom hier, je bent mijn pompoen,” riep Anton en ging achter de weggelopen pompoen aan. Babette volgde.

“Oh, mijn Halloween-feest! Oh, mijn Halloween-feest!”, treurde ze. “Nu hebben we geen Jack de Lantaarn meer en ook geen kaars.”

“Wacht maar tot hij de moestuin in rolt”, schreeuwde Anton terwijl hij nog steeds achter de pompoen aan rende. “Hij zal stoppen bij de heg”. En ja hoor toen de pompoen de heg bereikte, maakte hij een grote sprong en landde direct in de moestuin.

“Kom op, rapen! Kom op, wortelen, kom mee!”, riep de pompoen terwijl hij voortrolde. Bij zijn woorden rukten de wortelen en de rapen zich los uit de aarde en kwamen schreeuwend achter hem aan.

“Kom op, kom op!” riep de pompoen, nu tegen de pastinaak en de bieten en ook zij volgden de wortelen en rapen.

“Kijk eens hoe Anton ons probeert te pakken”, riep de pompoen, en alle andere groentes draaiden zich om en lachten spottend.

“Op gewone avonden mag je de baas zijn, Anton”, riepen ze, ‘maar niet op Halloween. Dit is onze avond.”

“Nou wacht maar tot ik jullie te pakken heb, eens even kijken of jullie dan nog zo hard moeten lachen”, riep Anton boos. Toen hij zag dat zijn moestuin werd verwoest, was hij erg boos geworden.

“Je zult ons eerst moeten pakken voordat je ons kunt straffen, nietwaar Anton?”, antwoordden ze spottend.

“Hoera het is Halloween, hoera het is Halloween”, zong de pompoen terwijl hij rondjes draaide. De andere groenten maakten radslagen terwijl ze achter hem aan renden. Anton moest bijna huilen toen hij aan zijn verlies dacht. Maar hij was geen jongen die het snel opgaf.

“Pak me dan, als je kan”, zong de pompoen terwijl hij hem voorging naar een deurtje dat naar een ondergronds bos ging. De rapen en wortelen wurmden zich erin. Toen Anton en zijn zusje het deurtje bereikten, probeerde een ruwe aardappel hem in zijn gezicht te slaan. Maar Anton was sneller en ze klommen, met veel pijn en moeite, door het deurtje, het ondergrondse bos in. Ze zetten de achtervolging voort maar de grond was hier heel veerkrachtig en elastisch.

“We halen ze wel in”, zei Anton. Toen stootte een aardappel zijn teen en Babette ving hem. Hij kronkelde om los te komen maar Babette hield hem stevig vast.

“Help, help”, brulde de aardappel, “wacht op mij pompoen.” Hij huilde hard. Bij zijn kreten draaide de pompoen zich om en alle andere groenten volgden hem.

“Luister”, sprak de pompoen op overtuigende toon. “Geef ons een avond vrij, Halloween is namelijk onze avond.” De pompoen wiebelde vrolijk heen en weer en lachte met een brede grijns. Anton was geneigd zijn gevangene vrij te laten maar toen dacht hij weer aan zijn verwoeste moestuin en hij werd weer boos.

“Fijn dat je opeens zo beleefd bent en smeekt voor het leven van je vriend”, zei Anton. “Maar die vriend probeerde mij net wel in mijn gezicht te slaan.”

“Dat was verkeerd”, riep de aardappel. “Maar dat was een paar seconden geleden zo, nu niet meer.”

“Wees nu stil”, riep de pompoen, “zo bereik je niets, aardappel. “Laat hem vrij voor mij Anton”, vervolgde hij op innemende toon. “Jij zou het toch ook zat zijn om altijd in bed te liggen en nooit op pad te kunnen gaan.”

“Maar pompoen,” antwoordde Anton, “denk eens aan mijn moestuin, die is verwoest. Ik was al mijn groentegeld aan het sparen om naar school te gaan, en nu kan ik nooit meer gaan. Trouwens, hoe kon ik weten dat je het zat bent om altijd in een groentebed te liggen. Je hebt nog nooit met me gesproken.”

“Ik praat nu met je”, antwoordde de pompoen, “en wat je moestuin betreft, dat zullen we allemaal goedmaken, nietwaar jongens?”

“Dat zullen we zeker doen”, riepen de groenten in koor en de aardappel schreeuwde het hardst van allemaal.

“Zie je wel, we bedoelen het niet kwaad, het is Halloween-feest”, verklaarde de pompoen, “dus laat de aardappel gaan.”

Bij de toverwoorden “Halloween-feest”, liet Babette de aardappel los. Ze zou nu plezier gaan maken en de groenten leken er een vrolijke boel van te maken. Dus werd er vrede gesloten en de kinderen liepen in de stoet tussen de uien en de rapen. Opeens beval de pompoen halt te houden en een dozijn of meer koolsoorten sloten zich bij de stoet aan.

“Jullie zijn een leuk stel”, hijgde de kool. “Wij zaten, al die tijd, in de opslagruimte te wachten en zagen jullie als gekken de heuvel afstormen.”

“Goede genade”, zei een zeer stevige kool, die vreselijk buiten adem was. “Ik zal mijn buitenste bladeren moeten verwijderen voordat ik nog een stap zet. Ik heb het gevoel alsof ik al gekookt ben.”

De stoet ging verder terwijl ze vrolijke liedjes zongen. Opeens kwamen er grote zwarte katten van achter de bomen tevoorschijn. Elke kat kreeg daarna ook nog gezelschap van zijn meesteres die niets anders was dan een echte heks met een hoge hoed en een bezemsteel. De kolen stelden Antone en Babette voor aan de heksen en de heksen vonden het leuk de kinderen te ontmoeten.

“Het schijnen geen boze heksen te zijn, of wel, Anton?”, fluisterde Babette.

“O, lieve meid”, zei een heks die het hoorde. “Met Halloween zijn wij niet slecht. Elke andere avond zou ik je waarschijnlijk wel kwaad doen. Dat is mijn aard nu eenmaal.” Ze pakte uit haar tas een pepermunt en gaf het aan Babette die het meteen opat.

“Dat moet je niet doen, lieve meid”, berispte de heks. “Het komt zelden voor dat heksen pepermunt geven en als ze dat doen moet je ze goed bewaren. Hier is er nog eentje om te bewaren.” Babette maakte zo’n mooie buiging als dank dat de heks haar meenam voor een ritje op haar bezemsteel.

Het was het vrolijkste gezelschap dat je je maar kon voorstellen. Elke groente zong zijn eigen Halloween-lied. Babette vloog, met haar witte nachthemd wapperend in de wind, op de bezemsteel van de heks en zong net zo luid als de rest. Toen kwamen ze bij de dansvloer die verlicht werd door miljoenen glimwormen. Een orkest van wel tienduizend kikkers zong leuke deuntjes. De pompoen greep een handvol glimwormen en stopte deze, als lichtjes, in zijn hoofd en riep: “Klaar voor de dans?”

In plaats van een danspartner te zoeken, sprongen de groenten vrolijk in het rond. Anton moest er erg om lachen. De heksen dansten hun eigen heksendans en Babette danste zo hard dat haar haren wild om haar hoofd vlogen.

“Kom ook dansen, Anton”, riep Babette, terwijl ze langs haar broer sprong, maar hij schudde zijn hoofd en lachte.

“Ik ben te groot voor zulke onzin”, zei hij. “Ik ben tien, weet je.”

“Wat een onzin, tien is de juiste leeftijd om plezier te hebben”, riep een heks die langs vloog. En voordat Anton het wist, stond hij ook op de dansvloer. Zijn pompoen was de mooiste van het stel en hij was erg trots.

“Laten we blindemannetje spelen”, riep Anton. “Ik zal laten zien hoe dat moet.” Hij bond een zakdoek over zijn ogen. De groenten vonden het zo leuk dat ze alleen dit spel nog wilden spelen maar toen klonk er plotseling het gekraai van een haan.

“Goede genade” riep een heks. “De glimwormen zijn allemaal uit. Het is bijna ochtend. Iedereen die terug moet naar de moestuin kan maar beter vertrekken.”

“Ik niet!” riep Pompoen. “Ik ben voor altijd klaar in dat groentebed.”

“Wij ook niet”, riepen de kolen. “We zullen wilde kolen worden. En meteen begonnen alle groenten hun stem te verheffen en te verklaren dat ze niet meer terug zouden gaan naar de moestuin.

“O, stil, jullie allemaal!” riep de heks. “Blijf de rest van je leven in het bos als je wilt. Mij kan het niets schelen maar Anton en Babette wel. Zij moeten naar huis.”

“Nou, mevrouw”, antwoordde de pompoen met een buiging, “we dachten dat u wel zo goed zou zijn om ze op uw bezemsteel naar huis te brengen.”

“Maar pompoen!” riep Anton ontzet, “je hebt beloofd het goed te maken als ik de aardappel liet gaan. Dus ik denk dat jullie allemaal met me mee moeten gaan. Ik zal geen groenten hebben als jullie allemaal in het bos blijven.”

“Maak je daar geen zorgen over Anton”, zei de pompoen plechtig. “Hier is een zak met goud voor ieder van jullie.”

“Wij gaan niet terug naar de boerderij”, riepen de kolen nogmaals en ze begonnen snel gaten te graven in de aarde. Voordat Anton en Babette op de bezemsteel zaten, waren alle wortelen, kolen, rapen en zelfs de pompoen weggestopt in de zanderige bodem.

“Dit was de mooiste Halloween-stoet die er bestaat”, zei Babette voordat ze in slaap viel tegen Anton aan.

De bezemsteel vloog snel door de lucht. De sterren gingen uit toen ze langskwamen. De zwarte kat, die voorop zat, leek precies de weg naar het houthakkershuisje te weten. Net voordat de dageraad aanbrak, gleed de bezemsteel langs Babette’s raam en waren ze thuis.

“Deze bezemsteel is zo wild dat ik hem niet kan stoppen, dus ik laat de kat achter,” riep de heks uit de wolken. “Zorg goed voor mijn kat tot de volgende Halloween.”

Anton legde Babette in haar bed en maakte voor de zwarte kat een comfortabel bed in de keuken. Toen ging hij liggen om te slapen en droomde van het Halloween-feest totdat hij werd gewekt door zijn moeder.

“Kom Anton”, riep ze. “Ik heb goed nieuws. Er zit een grote zwarte kat voor het raam. Zo’n kat die naar ons komt met Halloween zal ons zeker veel geluk brengen. Sta op, het is tijd om met je groenten naar de markt te gaan.”

“Mijn groenten zijn verwilderd in het bos”, mompelde Anton. “Maar dat geeft niet want hier is een zak met goud. De kat is van de heks die ons naar huis bracht. Laat me nog slapen, moeder. Ik ben moe van het Halloween-feest.”

Zijn moeder keek in de zak en riep: “Waar ben je geweest om zoveel rijkdom te vergaren?” Hij vertelde haar het hele verhaal.

De houthakker en Babette kwamen aanrennen om te zien wat er was gebeurd, en bij het zien van de tweede zak goud werd de arme vrouw rustiger. Babette toonde de pepermunt die de heks haar had gegeven, en de moeder twijfelde niet meer.

“Een pepermunt van een heks krijgen, is een grote gunst”, zei ze en ze begon door haar tranen heen te lachen. “Ik dacht dat ik droomde of dat Antone koorts had. Ik heb nog nooit zoveel goud gezien.”

“En is het niet zoals ik zei?” riep de vrouw. “Een zwarte kat die op Halloween komt, zou ons veel geluk brengen, en hier is het geluk al!”

Er was op dat moment geen gelukkiger gezin te vinden dan dat van de houthakker. Toen de mensen in het dorp hoorden dat de houthakker op zoek was naar ossen lachten ze hem uit. Hij was veel te arm. Maar toen bekend werd dat de vrouw van de houthakker een nieuwe jurk en een gouden ring had gekocht, begonnen ze zich af te vragen of het gezin een erfenis had gekregen. Anton vertelde het verhaal van hun rijkdom. Meteen gooiden de kinderen hun pompoenen ook in de lucht maar de pompoenen vielen stuk op de grond. Het was immers geen Halloween meer. De mensen in het dorp praatten over het houthakkersgezin en bekeken ze argwanend maar het was een feit dat er twee leren zakken met goud waren. Het grootste wonder was dat, ook al kochten ze iets, de zakken altijd vol met goud bleven.

Anton kocht schaatsen en heel veel boeken. Babette wilde geen poppen van de speelgoedwinkel hebben. Ze waren te lelijk, verklaarde ze. Hun wangen waren niet zo mooi roze als die van de poppen die Anton maakte.

De houthakker en zijn vrouw waren daarna nooit meer arm. Anton ging naar school en Babette kreeg een mooie geborduurde jurk. Moeder reed samen met vader op de ossenwagen door het dorp. Soms dronk ze zelfs thee met de vrouw van de burgemeester. Bezoekers van heinde en ver kwamen naar de beroemde plek waar de groenten van Anton wegliepen op Halloween. Tot op de dag van vandaag is het niemand gelukt daar nog iets te laten te groeien. Maar op een plek in het bos, daar niet ver vandaan, groeien kolen, pompoenen en vele andere groenten in het wild.

En elk jaar als het Halloween was, klommen Anton en Babette op de bezemsteel bij de heks en gingen naar het Halloween-feest. Daar zagen ze de pompoen die elk jaar dikker werd. Ze reden altijd terug naar huis als de dageraad aanbrak. De zwarte kat was zo dol op Babette dat hij bij haar bleef. Hij bracht de familie voor altijd veel geluk.


Downloads