Lang geleden, in een klein dorpje verstopt in de glooiende heuvels van het platteland, woonde een boerenfamilie. Ze waren een hardwerkende familie, altijd bezig met hun gewassen en vee, maar ze maakten altijd tijd om samen te komen en speciale gelegenheden te vieren.
Zo’n speciale gelegenheid was de winterzonnewende, de kortste dag van het jaar. Dit markeerde het begin van de strenge winter, wanneer de gewassen op de boerderij stopten met groeien en er weinig voedsel was voor mensen en dieren. Deze maanden stonden bekend als de “hongermaanden”, omdat het een tijd van schaarste en leed was.
Om zich voor te bereiden op de lange en koude winter die voor hen lag, slachtten de familie het meeste van hun vee af op de winterzonnewende. Op deze manier hoefden ze de dieren gedurende de winter niet te voeren en konden ze zelf nog één overvloedig maal hebben.
Op de dag van de winterzonnewende verzamelde de familie zich rond een warme haard in de gezellige boerderijkeuken. Ze kookten een heerlijk feestmaal van geroosterd rundvlees, aardappelpuree en jus, samen met al hun favoriete wintergroenten.
Toen ze gingen zitten om van hun maal te genieten, reflecteerde de familie over het jaar en alles wat ze hadden bereikt. Ze waren dankbaar voor de goede tijden die ze hadden gedeeld en keken uit naar de nieuwe kansen die de langere dagen voor hen zouden brengen.
Na het eten verzamelden ze zich rond de open haard en vertelden verhalen, zongen liedjes en speelden spelletjes. Het was een speciale tijd van samenzijn en vreugde. Met de uitdagingen van de komende wintermaanden, bracht het de familie dichter bij elkaar.
Toen de avond ten einde liep, gingen de familieleden warm en tevreden naar bed, wetend dat elke dag na de winterzonnewende hen een stap dichter bij de lente zou brengen.