Er was eens een familie holbewoners die in een koude grot woonde. Ze moesten een lange weg afleggen om water te krijgen en het leven was moeilijk. Op een dag ging de oudste zoon van de familie op reis om een betere plek te vinden. Hij vond een prachtige, grote grot met veel water. Hij rende naar huis en vertelde iedereen het goede nieuws.
Alle familieleden waren erg blij, behalve de jongste en meest wijze zoon. Hij was bezorgd dat het water in de nieuwe grot regenwater was. Als het hard regende, zou de grot kunnen overstromen en zou de familie kunnen verdrinken. Hij probeerde zijn zorgen te uiten, maar niemand luisterde. Dus verhuisde de familie naar de nieuwe grot.
De jongste zoon bleef alert en keek naar de waterstanden toen het begon te regenen. Hij kon zien dat het water in de grot steeg. Hij probeerde zijn familie opnieuw voor het gevaar te waarschuwen, maar niemand luisterde naar hem. Ze waren te comfortabel in de nieuwe grot.
Toen op een dag de lucht heel donker werd en het hard begon te regenen, wist de jongste zoon dat de grot zou overstromen. Hij probeerde zijn familie te laten vertrekken, maar opnieuw luisterde niemand naar hem. Ze waren te comfortabel in de nieuwe grot.
Dus bedacht hij snel een plan. Hij verstopte zich in de grot en begon enge geluiden te maken. Zijn familie was zo bang dat ze zo snel mogelijk uit de grot renden. Ze konden hierdoor net op tijd ontsnappen voordat de grot overstroomde.
Maar de jongste zoon kon niet op tijd wegkomen. Toen de familie terugkeerde naar hun oude grot, merkten ze dat de jongste zoon verdwenen was. De volgende dag gingen ze terug naar de overstroomde grot en vonden zijn verdronken lichaam.
De familie was erg verdrietig en ze zeiden tegen elkaar: “Het was onverantwoordelijk van hem om niet op tijd uit de grot te gaan”, en vervolgens gingen ze over tot de orde van de dag.