De Oude Noordenwind

De Oude Noordenwind woonde, in de winter, ergens diep verstopt in het Noordpool-land, en daar groeiden haar kinderen, de IJsbergen, ook op.

De Oude Noordenwind was erg trots op haar enorme kinderen, en toen de lange, koude winter ten einde was, zei ze: “Mijn grote, sterke kinderen, kom met me mee. We zullen wegdrijven van dit land waar niemand jullie schoonheid kan zien en we gaan naar de zeeën waar de schepen varen.

Natuurlijk kunnen jullie niet allemaal gaan, maar ik zal de drie grote broers meenemen omdat zij de sterksten zijn. Zij kunnen de Oude Zuidenwind en meneer Zon laten zien dat we sterker en machtiger zijn dan zij.”

Dus de drie grootste van de IJsbergen braken los van hun broers en zeilden weg met de Oude Noordenwind, die haar ijzige adem op hen blies terwijl ze verder gingen.

“Ach, mijn schoonheden,’ zei ze, ‘ik zal jullie zo sterk maken dat jullie geen adem van kwaad kan overkomen, en jullie zullen de grote schepen verpletteren en jullie zullen iedereen, die jullie tegenkomen, laten beven van angst.”

de oude noordenwind

De IJsbergen geloofden in de Oude Noordenwind, want ze waren nooit weg geweest van Noordpool-land en wisten niets van de warme Zuidenwind, of hoe warm en smeltend meneer Zon kon zijn.

Dus zeilden en zeilden ze totdat ze bij de grote oceaan kwamen waar de schepen moesten oversteken als ze van het ene land naar het andere gingen.

De Oude Noordenwind bleef dicht bij haar grote kinderen, maar op een dag zag de Oude Zuidenwind ze.

“Oh oh!” hij zei: “Hier is de Oude Noordenwind met drie van haar zonen. Ze is van plan om kwaad te doen en ik zal worden vastgebonden. Dus ik zal meneer Zon maar eens vragen om op hen te letten.”

“Ik heb ze al vele dagen in de gaten gehouden,’ zei meneer Zon, “ook de koude adem van de Oude Noordenwind en ik heb haar zonen meer verwarmd dan ze weet.”

Eindelijk zag de Oude noordenwind, op een vroege heldere ochtend, een schip dat precies op hun pad voer.

“Nu, mijn schoonheden”, zei ze met een schrille lach, “toon je kracht en verpletter het schip dat op je pad durft te zeilen. Wij zijn, met recht, de heersers van de zee en we moeten onze kracht tonen.”

Blazend en krijsend duwde de Oude noordenwind haar zonen haastig richting het schip, en ze was zo vastbesloten om het schip te vernietigen dat ze de warme adem van de Oude Zuidenwind of de stralen van meneer Zon niet voelde.

Plotseling zag ze haar enorme zonen rillen en trillen, en voordat er een huiveringwekkende explosie was, zwaaiden de IJsbergen alle kanten op en met een enorme duik zonken ze uit het zicht. Het water sloot zich over hen heen.

De Oude Noordenwind huilde en blies zo hard ze kon, maar meneer Zon en de Oude Zuidenwind dreven haar terug naar haar Noordpool-land totdat het schip veilig was voor haar woede.

“Wacht maar”, gilde de Oude Noordenwind terwijl ze wegrende van meneer Zon en de oude Zuidenwind. “Volgend jaar kom ik weer met grotere en sterkere kinderen en ik zal jullie weleens leren dan wie over de zeeën regeert.”

“Denk eraan, Noordenwind,” zei de Oude Zuidenwind op zachte toon, “misschien is niet altijd juist, en hoewel je veel meer lawaai kunt maken dan ik of meneer Zon, vergeet niet dat wij uw kinderen altijd kunnen laten smelten. Dus blijf in uw eigen Noordpool-land als u ze wilt behouden.”

De Oude Noordenwind stormde met woedende kreten weg, want ze kende heel goed de kracht van Zuidenwind en meneer Zon. Maar, net als zoveel mensen doen, wilde ze in haar eigen kracht en macht blijven geloven en deze laten zien. Dus brulde ze luider en luider terwijl ze zichzelf terugblies naar haar koude vaderland om zichzelf van haar macht te overtuigen.


Downloads