Lang, lang geleden, in het oude Japan werd het Koninkrijk van de Zee geregeerd door een geweldige koning. Hij werd Rin Jin genoemd, of de Drakenkoning van de Zee. Zijn macht was groot, want hij was de heerser van alle zeedieren. Het paleis van Rin Jin lag op de bodem van de zee. Het was zo mooi dat het gewoon niet valt te beschrijven.
Maar de Drakenkoning van de Zee was ondanks zijn rijkdom en macht niet gelukkig. Hij dacht dat een bruid hem gelukkiger kon maken. Daarom stuurde hij zijn raadslieden de zee op om op zoek te gaan naar een jonge Drakenprinses waar hij mee zou trouwen. Zijn raadslieden brachten een mooie jonge draak mee. Haar schubben waren glinsterend groen als de vleugels van zomerkevers, haar ogen wierpen blikken van vuur en ze was gekleed in prachtige gewaden.
De Drakenkoning van de Zee was op slag verliefd toen hij haar zag. Ze trouwen en het huwelijksfeest was het mooiste feest dat ooit in zee werd gevierd. De Drakenkoning en zijn bruid leefden een tijdlang heel gelukkig. Ze hielden zielsveel van elkaar, maar op een dag werd de Drakenkoningin heel ziek. De koning liet de beste visartsen komen, maar de jonge koningin vertoonde geen tekenen van herstel, maar werd zieker met de dag.
De Drakenkoning vroeg de arts of er geen medicijn was die haar kon genezen en de arts zei dat het geneesmiddel er wel was, maar dat het onmogelijk was om het in de zee te vinden. De koning vroeg hem wat het was en de arts zei dat de lever van een levende aap het leven van de koningin zou redden.
De Drakenkoning was zich ervan bewust dat het wel heel erg moeilijk zou worden vanuit zee een levende aap te vinden. Toen vertelde de arts dat er in het zuiden een Apeneiland was, waar veel apen leefden. Maar dan nog zou het onmogelijk zijn een aap te vangen. De apen leven op het droge, terwijl de zeedieren alleen in het water kunnen overleven. De arts vroeg de Drakenkoning of er niet iemand onder zijn ontelbare dienaren te vinden zou zijn die aan wal zou kunnen gaan om een levende aap te vangen.
De slimste dienaar van de koning had een idee. Er was een zeedier, een kwal, die bekend stond om zijn praatjes dat hij er trots op was dat hij met zijn poten als een schildpad over het land kon lopen. De kwal werd toen naar de koning geroepen en kreeg van Zijne Majesteit te horen wat er van hem verlangd werd. Toen de kwal hoorde van de onverwachte missie die hem zou worden toevertrouwd, keek hij erg verontrust en zei dat hij nog nooit op het eiland in kwestie was geweest, en …. omdat hij nooit ervaring had met het vangen van apen, was hij bang dat hij er geen zou kunnen krijgen.
“Nou,” zei de slimme dienaar, “als je op je kracht of handigheid vertrouwt, zul je nooit een aap vangen. De enige manier is om er een voor de gek te houden!”
“Hoe kan ik een truc uithalen met een aap? Ik weet niet hoe ik het moet doen,’ zei de verbijsterde kwal.
‘Dit is wat je moet doen,’ zei de slimme dienaar. “Als je het Eiland van de Apen nadert en er een paar ontmoet, moet je proberen heel vriendelijk met iemand te worden. Vertel hem dat je een dienaar bent van de Drakenkoning en nodig hem uit om je te komen bezoeken en het paleis van de Drakenkoning te zien. Probeer hem zo levendig mogelijk de grootsheid van het paleis en de wonderen van de zee te beschrijven om zijn nieuwsgierigheid te wekken en hem te doen verlangen om alles te zien!”
‘Maar hoe krijg ik de aap hier? Weet je dat apen niet zwemmen?” zei de kwal.
“Je moet hem op je rug dragen!” zei de dienaar.
“Zal hij niet erg zwaar zijn?” vroeg de kwal opnieuw.
“Dat moet je niet erg vinden, want je werkt voor de Drakenkoning,” luidde het antwoord.
‘Dan zal ik mijn best doen,’ zei de kwal, en hij zwom weg van het paleis en ging op weg naar het Apeneiland. Toen hij daar aankwam, zag hij niet ver weg een grote dennenboom met hangende takken en op een van die takken was precies wat hij zocht: een levende aap.
“Ik heb geluk!” dacht de kwal. “Nu moet ik het dier vleien en proberen hem te verleiden om met mij mee terug te gaan naar het paleis, en dan heb ik mijn rust terug!” Dus liep de kwal langzaam naar de pijnboom. In die oude tijd had een kwal een harde schaal zoals die van een schildpad. Toen hij bij de pijnboom kwam, verhief hij zijn stem en zei:
‘Hoe maakt u het, meneer Aap? Is het geen mooie dag?”
“Een hele mooie dag”, antwoordde de aap uit de boom. ‘Ik heb je nog nooit eerder in dit deel van de wereld gezien. Waar kom je vandaan en wat is je naam?”
“Mijn naam is kwal. Ik ben een van de dienaren van de Drakenkoning van de Zee. Ik heb zoveel van je prachtige eiland gehoord dat ik hier ben gekomen om het te zien,’ antwoordde de kwal.
“Ik ben erg blij je te zien,” zei de aap.
“Trouwens,” zei de kwal, “heb je ooit het Paleis van de Drakenkoning van de Zee gezien waar ik woon?”
“Ik heb er vaak van gehoord, maar ik heb het nog nooit gezien!” antwoordde de aap.
“Dan moet je zeker komen. Het is heel jammer dat je door het leven gaat zonder het te zien. De schoonheid van het paleis gaat alle beschrijving te boven – het is naar mijn mening zeker de mooiste plek ter wereld,” zei de kwal.
“Is het zo mooi als dat allemaal?” vroeg de aap verbaasd.
De kwal voelde dat hij in zijn missie zou slagen en beschreef de schoonheid en grootsheid van het paleis. De aap raakte steeds meer geïnteresseerd en terwijl hij luisterde, daalde hij stap voor stap de boom af om geen woord van het prachtige verhaal te verliezen.
“Ik heb hem eindelijk!” dacht de kwal, en hij sprak verder: “Meneer Aap. Ik moet nu terug. Omdat je het Paleis van de Drakenkoning nog nooit hebt gezien, wil je dan van deze geweldige kans gebruik maken door met mij mee te gaan? Ik zal dan als gids je alle bezienswaardigheden van de zee laten zien, wat nog wonderbaarlijker voor je zal zijn – een landrot.”
“Ik zou graag gaan,” zei de aap, “maar ik kan niet zwemmen, zoals je vast wel weet!”
“Dat is geen probleem, ik kan je op mijn rug dragen. Je kunt plaatsnemen op mijn schild.”
En zo kwam het dat de aap op de rug van de kwal klom en met hem mee de zee in ging op weg naar het paleis van de Drakenkoning. Toen ze halverwege waren, begon de kwal, die geen verstand van het dierlijk lichaam had, zich af te vragen of de aap zijn lever bij zich had of niet. “Meneer Aap, vertel eens, heb je zoiets als een lever bij je?”
De aap was zeer verrast door deze vreemde vraag en vroeg wat de kwal wilde met een lever. “Oh, dat vertel ik je later wel,” zei de kwal.
De aap werd steeds nieuwsgieriger en vroeg de kwal dringend waarom hij deze vraag had gesteld en hij vertelde de kwal dat dit hem allemaal erg verontruste. De kwal zag hoe bezorgd de aap eruitzag en kreeg medelijden met hem en vertelde hem alles: hoe de Drakenkoningin ziek was geworden, en hoe de dokter had gezegd dat alleen de lever van een levende aap haar zou genezen, en hoe de Drakenkoning hem had gestuurd om er een te zoeken.
De aap schrok hier natuurlijk enorm van, maar het was een slimme aap. Hij vertelde de kwal dat hij het jammer vond dat de kwal hem niet gewoon om een lever gevraagd had. Hij had er immers meerdere aan zijn pijnboom hangen. Het was geen enkel probleem geweest hem er eentje mee te geven, als dat de Drakenkoningin zou kunnen genezen.
“Heb je je lever achtergelaten?” vroeg de kwal.
“Ja,” zei de aap. “Ik wist toch niet dat je er eentje nodig had?”
Daarna wist de aap de kwal ervan te overtuigen dat als hij hem terug naar het eiland zou brengen, dat hij zijn beste lever voor hem zou uitkiezen om mee te nemen naar de Drakenkoning. Toen de aap weer veilig in zijn pijnboom klom, gooide hij wat dennenappels naar de kwal. De kwal vroeg of hij nu zijn lever aan hem wilde meegegeven, maar de aap antwoordde lachend dat hij het zich niet kon veroorloven zijn lever te verliezen. “Maar je hebt het beloofd,” smeekte de kwal.
“Die belofte heb ik zojuist verbroken,” antwoordde de aap en hij zei de kwal dat het zijn leven gekost zou hebben als hij met hem mee was gegaan. En dat het de schuld van de kwal zou zijn geweest die hem met leugens naar het paleis gebracht zou hebben.
“Natuurlijk zal ik je mijn lever niet geven!” riep de aap. “Kom hem maar halen als je kunt!”
De kwal kon niet anders dan terug gaan naar het paleis van de Drakenkoning van de Zee en zijn mislukking bekennen. Ondertussen wachtten de Drakenkoning, de dokter en alle bedienden ongeduldig op de terugkeer van de kwal. Toen hij ze zijn verhaal vertelde over hoe hij de aap tot halverwege de zee had gebracht en hoe dom het was de aap het geheim van zijn opdracht te vertellen, werd de kwal gestraft.
Ze pakten hem zijn schaal af!
Uit dit verhaal blijkt duidelijk dat kwallen vroeger een schild hadden, maar sinds de straf die werd uitgevoerd in opdracht van de Drakenkoning van de Zee, zijn de kwallen allemaal helemaal zacht van top tot teen, precies zoals je ze tegenwoordig nog aantreft op het strand.