De Kerstprinses

Er leefde eens een koning. Zijn koninkrijk moet groot zijn geweest, want het heette het Koninkrijk van de Vier Windstreken, wat natuurlijk, zoals iedereen weet, betekende dat hij land had in het noorden, het zuiden, het oosten en het westen. De goede koning Dapper Hart, zoals hij werd genoemd, had de hulp van vier zeer wijze raadgevers, de vier feeën van het noorden en het zuiden, het oosten en het westen.

De koning was getrouwd en de koningin zou binnenkort een baby krijgen. Ze waren erg gelukkig, ook al had de koningin wel de neiging een beetje jaloers te zijn en een beetje dramatisch te doen.

Het was bijna winter, toen er iets vreemds gebeurde. Het weer was koud geworden en de sneeuwvlokken waren voortijdig gevallen. De koning maakte zich zorgen en toen de volgende ochtend de grond helemaal wit was en de bomen en struiken bedekt met waren met ijspegels werd hij nog ongeruster.

“Er is iets mis,” zei hij. “De Noordfee moet al onderweg zijn maar het is nog helemaal geen tijd voor haar bezoek.”

En diezelfde middag viel de sneeuw nog heviger dan voorheen. Een koude wind floot door de schoorstenen en brak deuren en ramen open. Al het paleispersoneel haastte zich om grote vuren te maken en dikke gordijnen op te hangen en alles op orde krijgen voor het koude seizoen, dat ze niet zo snel hadden verwacht.

“Dit weer zal niet lang duren”, zei de koning kalm. “Over een paar dagen is het over.” Maar toch keek hij nog steeds ernstig. En de volgende ochtend vroeg, terwijl hij bij de koningin zat, die een beetje bang was voor de aanhoudende storm, vlogen plotseling de dubbele deuren van de woonkamer open. Een ijzige windvlaag vulde de kamer en er stond een lange, in het wit gehulde, figuur voor hen.

“Ik kom je halen koning Dapper Hart”, zei ze. “Je bent nodig in mijn deel van de wereld. De mensen verhongeren: het seizoen is slecht geweest. Niets zal hun leven redden of lijden voorkomen behalve jouw onmiddellijke aanwezigheid. Ben je klaar? Je moet toch hebben gemerkt dat ik eraan kwam.”

“Ja ik ben klaar”, zei koning Dapper Hart, terwijl hij opstond. Maar de koningin hield hem huilend tegen. Ze wilde niet dat hij wegging, omdat ze wist dat de baby spoedig geboren zou worden. De Noordfee keek haar met kalm medelijden aan.

“Wees moedig, Claribel! Laat jezelf als een koningin zien. Alles komt goed, ook met jou, geloof me. Maar ook jij moet nu moedig en onbaatzuchtig zijn.”

Maar de koningin was boos en begon te mopperen. “Het is niet eerlijk”, zei ze steeds, “het is jammer dat ik zo moet lijden. Ik weet zeker dat er iets mis zal zijn met de baby en dan is de koning er niet.” De koning zou enkele weken weggaan en zijn hulp werd zeer op prijs gesteld.

En toen werd er op Kerstavond een prachtig klein meisje werd geboren, zo mooi en levendig en gezond als maar kon. En hoewel de volgende dag de aankondiging van de onmiddellijke terugkeer van de koning kwam, was Claribel nog steeds boos. Niet meer op de koning, maar wel op de Noordfee omdat zij de koning had meegenomen.

Er werd een groot feestmaal georganiseerd voor de kleine prinses. De vier feeën waren uitgenodigd, want zij zouden de peettantes van de baby zijn. En hoewel de koningin de Noordfee graag had buitengesloten, durfde ze dat niet eens voor te stellen. Maar ze besloot er alles aan te doen om te laten zien dat de Noordfee niet welkom was. Toen het moment aanbrak dat de vier peetmoeders hun geschenken aan de baby zouden geven, kon de wrok van de koningin niet langer verborgen blijven.

“Ik verzoek”, riep ze uit, “om redenen die haarzelf, de koning en mijzelf goed bekend zijn, dat het geschenk van de Noordfee het laatste geschenk zal zijn in plaats van het eerste.”

Iedereen in de zaal was geschokt! Want de Sneeuwfee, zoals de Noordfee ook wel werd genoemd, was de belangrijkste fee van de vier en dit was een grote belediging. De Zuidfee wilde niet als eerste een cadeau geven, maar de Sneeuwfee gaf haar een teken om dat wel te doen.

“Ik geef prinses Zoet Hart,” zei de Zuidfee een beetje bevend, “het geschenk van grote schoonheid.”

“En ik”, zei de Oostfee, die daarna kwam, “ik geef haar grote wijsheid en intelligentie.”

“En ik,” zei de Westfee, “ik geef aan dit mooie kind gezondheid en lichaamskracht, als geschenk.”

“En jij,” zei de koningin bitter, “jij, koude Noordfee met je hart van ijs, jij hebt alleen maar je best gedaan om mij ellende te brengen. Je kwam tussen mijn man en mij, waardoor hij mij verwaarloosde zoals hij anders nooit zou hebben gedaan. Wil je iets doen om het leed dat je hebt veroorzaakt goed te maken? Ik heb nog liever dat mijn mooie baby dood is dan dat ze leeft en moet verduren wat ik de laatste tijd heb doorstaan.”

“Het is niet aan mij om over leven en dood te bepalen”, zei de Noordfee kalm. “Gelukkig kunnen jouw onbezonnen woorden het kind niet raken, dwaze vrouw. Maar er is iets wat ik wel kan doen, en dat zal ik ook doen. Ze zal het lijden dat je voor haar vreest, niet kennen. Zij zal zijn wat jij zegt dat ik ben. En in plaats van de naam die je haar hebt gegeven, zal ze bekend staan als: “Prinses IJshart.”

Ze draaide zich om, om weg te gaan, maar de koning en de drie andere feeën riepen: “Heb medelijden!”

“Zuster, verander alsjeblieft van gedachte”, zei de Westfee, terwijl de tranen in haar blauwe ogen sprongen, die zo snel veranderden van helder naar verdrietig. “Zeg iets om dit harde lot te verzachten. Ongedaan maken kun je het niet meer, dat weet ik.”

De Sneeuwfee bleef staan. In werkelijkheid was ze helemaal niet hardvochtig of meedogenloos, en ze begon al half spijt te krijgen van wat ze had gedaan.

“Wat zou je voorstellen?”, zei ze koeltjes.

“Op de dag dat prinses IJshart zelf een traan zal laten, zal haar ijshart smelten, maar alleen dan.”

Toen vertrokken de vier feeën. Er heerste een gevoel van verdriet en angst bij allen die achterbleven. Claribel rende naar de wieg van de baby. De kleine prinses sliep vast. Ze zag er rooskleurig en tevreden uit, een toonbeeld van gezondheid.

“Ze lijkt precies zoals gewoonlijk”, riep ze uit. “Misschien heb ik toch geen kwaad aangericht.”

Ze had veel spijt van haar woorden en schaamde zich. “Misschien”, vervolgde ze, “was het alleen om me een lesje te leren dat de Sneeuwfee die vreselijke woorden uitsprak.”

Koning Dapper Hart had diep medelijden met zijn vrouw, maar hij schudde zijn hoofd. Claribel antwoordde niet, maar haar tranen vielen op het gezicht van de baby. De kleine prinses leek dit alleen maar vervelend te vinden. Ze stak haar kleine handje op en veegde ze af.

En diezelfde avond gebeurde het. De kinderjuffrouw liet de koningin komen terwijl ze het kind aan het uitkleden was, want hoewel de baby er goed uitzag, was er een vreemde kou te voelen aan haar linkerkant, in het gebied van het hartje. De huid zag er volkomen kleurloos uit en de plek was stijf, alsof hij was blootgesteld aan een winterse nachtvorst. Het had geen zin om dokters te laten komen, het had geen zin om iets te doen. Haar hand had blaren van de kou toen ze die op het hartje van de baby legde.

Maar de baby leek er geen last van te hebben. Ze groeide verbazingwekkend goed op, hart of geen hart. Ze was kerngezond, at goed, sliep goed en vertoonde al snel tekenen van zeer veel intelligentie. Ze was zelden boos, maar als ze boos was, drukte ze haar gevoelens uit door hard te brullen en te schreeuwen, maar nooit met een traan! In eerste instantie leek dit niet vreemd, aangezien geen enkel kind in de eerste weken van zijn leven echt huilt. Maar toen ze opgroeide tot zes maanden oud, toen tot een jaar, toen tot twee en drie, en bijna haar vier was zonder ooit te huilen, werd het duidelijk dat de voorspelling inderdaad in vervulling was gegaan.

En de naam Prinses IJshart leek bij haar te blijven. Ondanks alle tegengestelde bevelen van haar koninklijke ouders werd ze in de verre omtrek “Prinses IJshart” genoemd. Het leek alsof de mensen er niets aan konden doen. “Lief, kunnen we haar niet noemen want echt lief is ze niet”, mompelde iedereen die met haar in contact kwam.

En dat klopte. Lief was ze zeker niet. Ze was mooi en gezond en intelligent, maar ze had geen gevoel. Toen haar goede oude kinderjuffrouw stierf, merkte ze koeltjes op dat ze hoopte dat haar nieuwe verzorgster haar haren beter zou borstelen. Toen koning Dapper Hart aan één van zijn verre reizen begon, nam ze met een glimlach afscheid van hem, waarbij ze opmerkte dat als hij nooit meer thuis zou komen, dat best grappig zou zijn. Want dan zou zij regeren in plaats van hem. Toen haar moeder in snikken uitbarstte bij deze onnatuurlijke, onaardige uitspraak, staarde ze haar moeder stomverbaasd aan.

En zo ging het door tot Prinses IJshart zeventien werd. Ze was prachtig geworden, maar ook sterk en gezond, en erg slim. Ze sprak meerdere talen, haar schilderijen waren geweldig en ze kon verschillende instrumenten bespelen. Ze had ook leren zingen, maar haar stem klonk koel, metaalachtig en onaangenaam.

Haar leraren deden hun uiterste best om bij het koele meisje enige genegenheid of emotie op te wekken. Elke dag werden haar de meest ontroerende gedichten voorgelezen, de meest opwindende en ontroerende toneelstukken werden voor haar opgevoerd. Ze werd meegenomen om de armen van de stad in hun armoedige huizen te bezoeken. Ze werd aangemoedigd om droevige dingen te zien. Maar alles was tevergeefs. Ze toonde interesse en stelde intelligente vragen met een kalm en onbewogen gezicht en met droge ogen. Zelfs de mooiste muziek kon haar niet ontroeren.

“Misschien smelt haar ijskoude hart als ze verliefd wordt”, zei de koningin.

“Mijn liefste”, antwoordde de koning, “om lief te hebben, moet je een hart hebben.”

“Maar ze heeft een hart”, hield de moeder vol. “Het slaapt als het ware alleen, het is bevroren.”

Dus werden er mannen uitgenodigd, rijk en arm, oud en jong, knap en lelijk. Maar allemaal tevergeefs. Elke prins, hertog, of eenvoudige ridder deed zijn best. De één maakte een gedicht, de ander blies op zijn fluit, een derde zong, een vierde vertelde haar dat hij, als ze niet op zijn aanbidding zou reageren, hij zichzelf zou verdrinken. Prinses IJshart glimlachte alleen maar en smeekte hem om haar toe te staan getuige te zijn daarvan, ze had nog nooit iemand zien verdrinken. Dus de mannen vertrokken weer, sommigen vol afkeer, sommigen met een vreemde angst en sommigen met boosheid. Ze hadden dan maar liever een gewonere echtgenote dan de mooie maar betoverde prinses. En meer dan een jaar lang werd prinses IJshart aan zichzelf overgelaten – tot haar grote tevredenheid.

Maar al die tijd hadden de feeën-zusters niet stil gezeten. Verscheidenen van de kandidaten die voor de hand van prinses IJshart kwamen, waren door de feeën gekozen. En onder hen was een speciale beschermeling van de Westfee, de jonge en stoere prins Francolin. Hij was vol leven en avontuur en opgewektheid, en zijn hart was warm en genereus. Hij bewonderde het mooie meisje, maar hij had nog meer medelijden met haar, en dit medelijden was het echte motief dat hem deed toegeven aan het voorstel van de fee om het opnieuw bij haar te proberen.

“Wat stelt u voor?”, zei Francolin, “Ze had niet echt een hekel aan me, maar dat is ook het enige dat kan worden gezegd. Hoeveel gevoelens ik ook voor haar mag hebben, hoe ik haar schoonheid en intelligentie ook mag bewonderen, niets zou mij ertoe brengen een bruid te trouwen die mijn gevoelens niet beantwoordt.”

“Ach nee! Ik ben het helemaal met je eens”, zei de fee. “Maar luister, mijn macht is in sommige opzichten groot. Ik ben goed thuis in betoveringen en ben zeer bereid mijn uiterste best te doen voor mijn ongelukkige peetdochter.” En ze ging verder met het regelen van haar plan.

Na een onderbreking van meer dan een jaar, meldde zich een nieuwe man aan, voor de hand van Prinses IJshart.

“Hij kan het proberen net zoals de anderen hebben gedaan”, zei koning Dapper Hart, “maar het heeft geen zin.” De arme koning had alle hoop verloren.

Een paar uur later wachtten het koninklijk paar en hun dochter, met al hun bedienden, met veel ceremonieel, hun gast op. En weldra kondigde een trompetgeschal zijn nadering aan. De gordijnen gingen open en de prins kwam binnen. De ouders en hun dochter staarden elkaar aan en hapten naar adem.

Prins Jocko was een aap!

Hij legde zijn kleine bruine poot op zijn hart, maakte een buiging, hoestte, niesde en begon tenslotte te praten. Als zijn uiterlijk al grappig was, waren zijn woorden en gebaren dat nog honderd keer meer. Hij rolde met zijn ogen, hij declameerde, hij poseerde en maakte pirouettes als een miniatuur dansmeester, en zijn kleine gebarsten stem werd hoger en hoger naarmate hij meer mooie woorden en uitdrukkingen gebruikte.

Toen hoorden ze een geluid dat ze nog nooit eerder hadden gehoord. Prinses IJshart lachte alsof ze zichzelf niet meer kon bedwingen. Er klonk een helder, klaterend, vrolijk gelach. En lachend ging ze verder tot ze zich aan de voeten van haar moeder wierp en de tranen over haar wangen rolden!

“O, mama!” riep ze uit: ‘Ik heb nog nooit…” Maar toen stopte prinses IJshart met lachen. Ze drukte haar hand tegen haar zij.

“Vader, moeder!”, riep ze, “help me! help me! Ga ik dood? Wat is er met me gebeurd?” En met een vreemde, langgerekte zucht viel ze flauw op de grond. Toen ze wakker werd, wendde ze zich tot haar vader en moeder met een glimlach zoals ze nog nooit eerder op haar gezicht hadden gezien.

“Liefste vader, liefste moeder”, zei ze, “wat hou ik veel van jullie! Die vreemde warme druppels die mijn ogen vulden, lijken nieuw leven in mij te hebben gebracht!” En de koningin omhelsde haar dochter en ze had het niet langer ijskoud.

“Prinses Zoet Hart, mijn eigen Zoet Hart”, fluisterde ze. En de prinses fluisterde terug: “Ja, noem me voortaan alsjeblieft altijd bij die naam.”

Iedereen was blij, heel blij, maar er was één probleem. De koning had beloofd dat degene die haar hart kon doen smelten met haar mocht trouwen, maar prins Jocko was een aap…

“Ik kan mijn woord niet breken”, zei de koning, “maar we zouden kunnen proberen die kleine aap over te halen mij ervan te verlossen.”

Maar de prinses wilde hier niet van horen.

“Nee”, zei ze. “Ik ben hem teveel dankbaarheid verschuldigd om aan zoiets te denken. En in zijn ogen lees ik meer dan ik onder woorden kan brengen. Nee, lieve vader! Je moet hem onmiddellijk laten komen om hem als mijn echtgenoot aan ons volk voor te stellen.”

Dus de stoet van prins Jocko begaf zich weer naar het paleis en prinses Zoet Hart stond bleek, maar kalm glimlachend, klaar om haar man te verwelkomen. Maar wie was dat die de kamer binnenkwam?

“Jocko?” mompelde ze. “Waar is Jocko? Waarom is hij er niet? Dit is prins Francolin!”

“Ja, lief kind”, zei een heldere stem naast haar en terwijl ze zich omdraaide, zag prinses Zoet Hart de Westfee, die plotseling met haar zussen was gearriveerd. “Ja, Inderdaad! Het is Francolin, en geen ander!”

De vreugde was groot dat begrijp je wel! Zelfs de ijskoude Noordfee glimlachte van plezier en blijdschap, en terwijl ze haar mooie peetdochter kuste, nam ze de hand van het meisje en drukte die tegen haar eigen hart.

“Beoordeel me nooit verkeerd, meisje”, fluisterde ze. “Hoe koud ik ook lijk voor degenen die niet de moed hebben om me van dichtbij te benaderen, mijn hart, onder mijn ijzige mantel, is net zo warm als dat van jou nu is.”

En zo was het.

En prinses Zoet Hart en prins Francolin leefden nog lang en gelukkig!


Downloads