De Hongerige Wolf

Er was eens een Wolf die erge honger kreeg, en dus ging hij kijken wat hij voor het avondeten kon vinden. Na een tijdje zag hij een Ram die in een weiland aan het eten was. Hij ging naar hem toe en zei: “Meneer Ram, ik ga je opeten!” Maar de Ram antwoordde: “Wie bent u, dat zou ik graag willen weten, voordat u mij gaat op eten?”

“Ik ben een Wolf, en ik ben op zoek naar een lekker diner”, zei de Wolf. “Wat voor soort Wolf denk je dat je bent?” antwoordde de Ram, “je bent geen Wolf, je bent een Hond!” – “Nee, ik ben geen Hond”, zei de Wolf, “ik ben een Wolf.”- “Nou,” antwoordde de Ram, “als je echt een Wolf bent, ga dan onderaan de heuvel staan ​​en zet je mond wijd open. Dan ren ik de heuvel af en spring regelrecht in je mond.” – “Goed”, zei de Wolf

Dus hij ging onderaan de heuvel staan en deed zijn mond wijdopen, terwijl de Ram naar de top van de heuvel klom. Toen rende de Ram heel snel de heuvel af en sloeg de Wolf zo hard als hij kon, met zijn hoorns.

De Wolf rolde om, en werd met de klap bewusteloos, terwijl de Ram wegrende naar huis. En daar lag de Wolf, tot hij eindelijk weer tot zichzelf kwam, met in al zijn botten pijn.

“Nou, wat een dwaas ben ik!”, riep de Wolf. “Wie heeft ooit een ram uit eigen vrije wil in de mond van een Wolf zien springen?”

Toen ging hij verder, net zo hongerig als altijd, en na een tijdje zag hij een Paard in een weiland aan het gras knabbelen.

Dus ging hij naar hem toe en zei: “Meneer Paard, ik ga je opeten!’ Maar het Paard antwoordde: “Wie ben jij, dat wil ik graag weten voordat je me op gaat eten.” – “Ik ben een Wolf!” “Denk jij nog maar eens goed na,” antwoordde het Paard, “je bent maar een Hond!” – “Nee, ik ben geen Hond”, zei hij, “ik ben een Wolf.” – “O, als je zeker weet dat je een Wolf bent, is het goed. Alleen ben ik nog niet heel dik, dus je kunt maar beter bij mijn staart beginnen, en ondertussen knabbel ik wat meer gras en word ik wat dikker.”

Dus de Wolf liep van achteren naar hem toe en wilde net aan zijn staart beginnen, toen het paard de Wolf trapte met zijn achterpoten, zo hard als hij kon! De Wolf rolde om, terwijl het Paard wegrende.

En daar zat de Wolf, en hij dacht: ‘Nou, wat ben ik toch een dwaas! Wie heeft ooit gehoord dat iemand een Paard gaat opeten en bij de staart begint?”

En zo dwaalde hij verder, toen hij even later een Varken naar zich toe zag komen. De Wolf zei: “Meneer Varken, ik ga je opeten!” Maar het varken antwoordde: “Wie ben je, ik zou dat graag willen weten, voordat je me gaat opeten?” – “Ik ben een Wolf.” – “Je bent een raar soort Wolf,” antwoordde het Varken, “je bent eigenlijk maar een Hond!”- “Nee, ik ben geen Hond”, zei hij, “ik ben een Wolf!” – “O, dan is het goed,” antwoordde het Varken, “ga maar op mijn rug zitten. Ik zal je een lift geven, en dan kun je me daarna opeten.”

Dus de Wolf ging op de rug van het Varken zitten, en kijk, het Varken droeg hem regelrecht het dorp in.

Daar renden alle Honden naar buiten, gingen op de Wolf af en begonnen hem te plagen.

En ze plaagden hem zo erg, dat het enige wat hij nog kon doen was zich losrukken en terug het bos in rennen.


Downloads