In vroeger tijden, dat wil zeggen er was eens, leefden er in het land van Gramble-Blamble zeven families. Ze woonden aan de rand van het grote Pipple-Popple-meer (één van de zeven families woonde zelfs in het meer). Ze woonden ook aan de rand van de stad Tosh, die ze, behalve als het helemaal donker was, duidelijk konden zien. Je hebt vast weleens van al deze plaatsen gehoord. Je hoeft er alleen niet in je aardrijkskundeboeken naar te kijken om er alles over te weten te komen.
Nu, de zeven families die aan de grenzen van het grote Pipple-Popple meer woonden, maakten dit mee in de volgende hoofdstukken.
De Zeven Families
Er was eens een gezin van twee oude papegaaien en zeven jongen pagegaaien.
Er was een gezin van twee oude ooievaars en zeven jonge ooievaars.
Er was een gezin van twee oude ganzen en zeven jonge ganzen
Er was een gezin van twee oude uilen en zeven jonge uilen.
Er was een gezin van twee oude cavia’s en zeven jonge cavia’s.
Er was een gezin van twee oude katten en zeven jonge katten.
En er was een gezin van twee oude vissen en zeven jonge vissen.
De Gewoonten van de Zeven Families
De papegaaien leefden op de Soffsky-Poffsky-bomen, die prachtig waren om te zien en bedekt waren met blauwe bladeren. Ze voedden zich met fruit, artisjokken en gestreepte kevers. De ooievaars liepen het Pipple-Popple-meer in en uit en aten kikkers als ontbijt en beboterde toast bij de thee. Maar vanwege de extreme lengte van hun benen konden ze niet gaan zitten, en dus liepen ze voortdurend rond. De ganzen, met webben aan hun poten, vingen grote hoeveelheden vliegen, die ze aten voor het avondeten. De uilen zorgden angstvallig voor muizen, die ze vingen en tot pudding maakten. De cavia’s waggelden door de tuinen en aten sla en Cheshire-kaas. De katten zaten nog steeds in de zon en voedden zich met biscuitgebak. De vissen leefden in het meer en voedden zich voornamelijk met gekookte alikruiken.
En al deze zeven families leefden gelukkig samen en hadden de grootste lol.
De Kinderen van de Zeven Gezinnen worden weggezonden
Op een dag kwamen alle zeven vaders en zeven moeders van de zeven families overeen dat ze hun kinderen eropuit zouden sturen om de wereld te zien. Dus riepen ze ze allemaal bij elkaar en gaven ze elk acht shilling. Verder kregen ze wat goed advies, wat chocoladedruppels en een klein groen zakboekje om hun uitgaven in te noteren. Ze smeekten hen daarna om vooral geen ruzie te maken; en alle ouders stuurden hun kinderen weg met een bevel tot afscheid:
“En,” zeiden de oude papegaaien, “als je een kers vindt, maak dan geen ruzie over wie hem moet hebben.”
“En,” zeiden de oude ooievaars, “als je een kikker vindt, verdeel hem dan voorzichtig in zeven stukken, maar maak er geen ruzie over.”
En de oude ganzen zeiden tegen de zeven jonge ganzen: “Wat je ook doet, zorg ervoor dat je geen pruimpuddingvlo aanraakt.”
En de oude uilen zeiden: “Als je een muis vindt, scheur hem dan in zeven stukken en eet hem vrolijk op, maar zonder ruzie te maken.”
En de oude cavia’s zeiden: “Pas op als je je sla eet, mocht je die vinden, eet niet te gulzig, maar rustig.”
En de oude katten zeiden: “Pas vooral op dat je je niet bemoeit met een Clangle-Wangle als je er één zou zien.”
En de oude vissen zeiden: “Vermijd vooral het eten van een blauwe boss-woss, want ze zijn niet geschikt voor vissen en ze doen pijn in je tenen.”
Dus alle kinderen van elk gezin bedankten hun ouders. En nadat ze, allemaal samen, negenenveertig beleefde buigingen hadden gemaakt, gingen ze de wijde wereld in.
De Geschiedenis van de Zeven Jonge Papagaaien
De zeven jonge papegaaien waren nog niet ver weg, toen ze een boom zagen met een enkele kers eraan. De oudste papegaai plukte de kers meteen. Maar de andere zes, die extreem hongerig waren, probeerden de kers ook te krijgen. Waarop ze alle zeven begonnen te vechten, ze schrokken er zelf van. Daarna was er een luid geschuif, gerommel en geschut te horen. Er werd gespuugd, gebulderd, geschreeuwd, gegild en gepiept. Toen was er gesnauw en geklauw. Er werd gebeten en gestoten. Ze bonsden tegen elkaar op, gooiden elkaar weg, duwden elkaar en uiteindelijk waren ze allemaal in kleine stukjes gescheurd. En er was niets meer over om over dit pijnlijke gevecht te vertellen, behalve de kers en zeven kleine groene veertjes.
En dat was het wrede en rumoerige einde van de zeven jonge papegaaien.
De Geschiedenis van de Zeven Jonge Ooievaars
Toen de zeven jonge ooievaars vertrokken, liepen of vlogen ze eerst veertien weken in een rechte lijn, en toen nog zes weken in een kromme lijn. Daarna renden ze zo hard als ze konden voor honderd en acht mijl. Daarna stonden ze stil, en maakten een gesnabbel-gebabbel-gekletter-gebletter geluid met hun snavels. Ongeveer tegelijkertijd zagen ze een grote kikker, groen gevlekt en met een hemelsblauwe streep onder elk oor.
Omdat ze honger hadden, vlogen ze onmiddellijk op hem af en wilden hem in zeven stukken verdelen. Maar ze begonnen ruzie te krijgen over welke van zijn benen het eerst verwijderd moest worden. De één zei dit en de ander dat; en terwijl ze allemaal ruzie maakten, sprong de kikker weg. En toen ze zagen dat hij weg was, begonnen het gesnabbel-gebabbel-gekletter-gekwetter met hun snavels. Het bletter-pletter-cletter,fletter-gekwetter werd gewelddadiger dan ooit. Nadat ze een week hadden gevochten, pikten ze elkaar in kleine stukjes, zodat er uiteindelijk niets meer van hen over was, behalve hun snavels. En dat was het einde van de zeven jonge ooievaars.
De Geschiedenis van de Zeven Jonge Ganzen
Toen de zeven jonge ganzen begonnen te reizen, gingen ze over een grote vlakte, waarop maar één magere boom stond. Dus vier van hen gingen naar de top en keken om zich heen. De andere drie waggelden op en neer en herhaalden hun lessen poëzie, hun laatste zes lessen rekenen, aardrijkskunde en koken.
Weldra zagen ze, heel ver weg, een voorwerp met de meest interessante en zwaarlijvige verschijning ooit. Het had een volmaakt rond lichaam dat precies leek op een gekookte pruimpudding, met twee kleine vleugels en een snavel. Er groeiden drie veren uit zijn hoofd en het had slechts één been. Dus na een tijdje zeiden alle zeven jonge ganzen tegen elkaar: “Dit beest moet ongetwijfeld een pruimpuddingvlo zijn!”
Waarop ze onvoorzichtig luid begonnen te zingen:
“Pruim-pudding Vlo, Pruim-pudding Vlo, Waar je ook bent, Oh! kom naar onze boom. En luister, oh oh! Luister, oh oh! Luister naar ons!”
En nauwelijks hadden ze dit vers gezongen of de Pruim-pudding Vlo begon met de meest vreselijke snelheid op zijn ene been te huppelen en te springen, en kwam regelrecht naar de boom. Daar bleef hij staan en keek leeg en volumineus om zich heen.
Hierdoor werden de zeven jonge ganzen bang, en begonnen te beven. Dus stak één van hen zijn lange nek uit en raakte hem aan met het puntje van zijn snavel. Maar nauwelijks had hij dit gedaan of de Pruim-pudding Vlo huppelde en huppelde, meer en meer, en hoger en hoger; waarna hij zijn mond opendeed en, tot grote verbazing en verontwaardiging van de zeven ganzen, heel luid en woedend en verschrikkelijk begon te blaffen. Ze konden het geluid totaal niet konden verdragen; en geleidelijk aan vielen ze allemaal plotseling dood neer.
.
Dat was het verhaal van de zeven jonge ganzen.
De Geschiedenis van de Zeven Jonge Uilen
Toen de zeven jonge uilen vertrokken, zaten ze zo nu en dan op de takken van oude bomen maar gingen nooit ver weg in één keer. En op een nacht, toen het helemaal donker was, dachten ze een muis te horen; maar omdat de gaslampen niet aan waren, konden ze hem niet zien. Dus riepen ze: “Is dat een muis?”
Waarop een muis antwoordde: “Skwieky-pieky-wieky! Ja, dat is het!”
En onmiddellijk wierpen alle jonge uilen zich van de boom, met de bedoeling op de grond neer te komen. Maar ze merkten niet dat er een grote put onder hen was, waarin ze bovenop elkaar vielen. Ze waren allemaal in minder dan een halve minuut verdronken.
Dat was het einde van de zeven jonge uilen.
De Geschiedenis van de Zeven Jonge Cavia’s
De zeven jonge cavia’s gingen een tuin vol kruisbessenstruiken en tiggory-bomen in, waaronder ze in slaap vielen. Toen ze wakker werden, zagen ze een grote krop sla, die uit de grond was gegroeid terwijl ze sliepen. De slakrop had een enorm aantal groene bladeren. Waarop ze allemaal uitriepen:
“Sla! O sla Laten we eten, laten we eten, O slablaadjes, O, laten we deze boom verlaten en eten Sla, laat we eten, slablaadjes!”
En onmiddellijk stormden de zeven jonge cavia’s met zo’n extreme kracht tegen de slaplant aan en sloegen hun kop zo levendig tegen de stengel, dat ze er een hersenschudding van kregen. Door de hersenschudding kregen ze ook nog een ontsteking aan hun neus die erger en erger en erger werd en nog erger. Totdat ze er alle zeven aan dood gingen.
Dat was het einde van de zeven jonge cavia’s.
De Geschiedenis van de Zeven Jonge Katten
De zeven jonge katten gingen met veel plezier en roofzucht op reis. Maar toen ze de top van een hoge heuvel bereikten, zagen ze op grote afstand een Clangle-Wangle, en ondanks de waarschuwing die ze hadden gekregen, renden ze er recht op af.
Nu, de Clangle-Wangle is een zeer gevaarlijk en misleidend beest, en hij valt niet vaak te zien. Ze leven zowel in het water als op het land. Ze gebruiken hun lange staart als zeil als ze op het water zijn. Hun snelheid is extreem, maar hun levensgewoonten zijn huiselijk en zonder luxe. Hun algemene houding is peinzend en ze zijn doorschijnend. Op zomeravonden kunnen ze soms worden waargenomen in de buurt van het meer Pipple-Popple, terwijl ze op hun hoofd staan en volksliedjes zingen. Ze leven volledig van groenten, behalve wanneer ze kalfs- of schapenvlees of varkens-of rundvlees of vis of salpeter eten.)
Op het moment dat de Clangle-Wangle de zeven jonge katten zag rende hij vier maanden lang rechtdoor. En hoewel de katten achter hem aan bleven rennen, konden ze hem nooit inhalen. Ze herstelden nooit meer van deze inspanning en stierven allemaal geleidelijk aan van vermoeidheid en uitputting.
Dit was het einde van de zeven jonge katten.
De geschiedenis van de Zeven Jonge Vissen.
De zeven jonge vissen zwommen over het meer Pipple-Popple, de rivier in en de oceaan in. Daar zagen ze, tot hun zeer grote ongeluk, op de vijftiende dag van hun reis, een helderblauwe Boss-Woss. Ze zwommen hem onmiddellijk achterna. Maar de helderblauwe Boss-Woss stortte zich loodrecht, spiraalvormig, cirkelvormig en vierhoekig in de diepte van de zachte modder, waar in feite zijn huis was.
En de zeven jonge Vissen, die met grote en ongecontroleerde snelheid zwommen, stortten zich ook geheel tegen hun wil in de modder. En omdat ze er niet aan gewend waren, stikten ze allemaal, in zeer korte tijd.
En dat was het einde van de zeven jonge vissen.
OVER WAT VERVOLGENS GEBEURDE:
Nadat bekend was dat de
zeven jonge papegaaien, en de zeven jonge ooievaars, en de zeven jonge ganzen, en de zeven jonge uilen, en de zeven jonge cavia’s, en de zeven jonge katten, en de zeven jonge vissen, allemaal dood waren, kwamen de Kikker en de Pruimpudding Vlo, en de Muis, en de Clangle-Wangle en de blauwe Boss-Woss samen om zich te verheugen over hun enorme geluk. Ze verzamelden de zeven veren van de zeven jonge papegaaien, en de zeven snavels van de zeven jonge ooievaars, en de sla en de kers. Nadat ze alles in een cirkelvormige opstelling hadden gelegd, dansten ze met een hoornfluit rond al deze gedenktekens totdat ze behoorlijk moe waren. Hierna gaven ze een theekransje, en een tuinfeestje, en een bal, en een concert. Hierna keerden ze terug naar hun eigen huizen, vol met vreugde, respect, sympathie, tevredenheid maar ook afschuw.
Wat er van de ouders van de negenenveertig kinderen werd
Toen de twee oude papegaaien, en de twee oude ooievaars, en de twee oude ganzen, en de twee oude uilen, en de twee oude cavia’s, en de twee oude katten, en de twee oude vissen, in de kranten lazen over de rampzalige uitsterving van al hun families, weigerden ze elk verder levensonderhoud. Ze gingen naar verschillende winkels en kochten grote hoeveelheden cayennepeper en cognac en azijn en blauwe zegelwas. Ze kochten ook zeven enorme glazen flessen met luchtdichte stoppen. En nadat ze dit hadden gedaan, aten ze een licht avondmaal van bruin brood en aardpeer. Toen namen ze aandoenlijk en formeel afscheid van hun hele kennissenkring, die zeer talrijk, voornaam en ook belachelijk was.
Daarna vulden ze de flessen met de ingrediënten, en elk paar sprong in een aparte fles. Door deze inspanning stierven ze natuurlijk allemaal onmiddellijk omdat ze binnen een paar minuten grondig doorweekt waren. Al eerder hadden ze hun testament gemaakt (met de hulp van de meest vooraanstaande advocaten van het district), waarin ze strikte bevelen hadden achtergelaten dat de doppen van de zeven flessen zorgvuldig moesten worden verzegeld met de blauwe zegelwas die ze hadden gekocht. En dat ze zelf, in de flessen, moesten worden aangeboden aan het belangrijkste museum van de stad Tosh, en een etiket van perkament moesten krijgen. Ze moesten daarna op een marmeren tafel met vergulde zilveren poten worden geplaatst, en dagelijks bekeken en aanbeden worden. Zo zouden ze een eeuwigdurende attractie zijn, voor het publiek dat in feite gek was. En als je ooit naar Gramble-Blamble gaat en dat museum in de stad Tosh bezoekt, zoek ze dan op. Ze staan op de achtennegentigste tafel in de vierhonderdzevenentwintigste kamer van de rechtergang van de linkervleugel, in de centrale vierhoek van dat prachtige gebouw. Want als je dat niet doet, dan zul je ze zeker nooit zien!