De Gele Dwerg

Er was eens een koningin, een weduwe die ooit moeder was geweest van vele kinderen, maar van hen was nog maar één dochter over. Haar naam was Bellissima, en ze was beeldschoon. Haar moeder was zo bang om haar te verliezen, dat ze haar vreselijk verwende.

Op een dag werd het tijd dat de prinses zou trouwen. Bellissima was 15 jaar oud en alle prinsen wilden met haar trouwen, maar niemand durfde het. Het was namelijk wereldwijd bekend dat de prinses veeleisend was. En veeleisend is een zwak uitgedrukt woord als je bedenkt dat hoofden werden afgehakt als de prinses het niet naar haar zin had.

De koningin zag in dat het een probleem ging worden om haar dochter aan een man te krijgen. De prinses vond zichzelf namelijk zo geweldig dat ze geen van de prinsen slim of knap genoeg vond om mee te trouwen.

Op een dag besloot de koningin de Fee (eigenlijk een heks) van de Woestijn te raadplegen. Nu was een bezoek aan deze heks niet ongevaarlijk aangezien ze bewaakt werd door leeuwen. Maar de koningin wist dat ze veilig langs de leeuwen zou komen als ze hen een speciale cake zou toewerpen. Ze maakte de cake zelf en deed het in een mandje. Onderweg besloot de koningin een dutje te doen aan de voet van een sinaasappelboom. Toen ze wakker werd, ontdekte ze dat haar mandje leeg was. Tot overmaakt van ramp hoorde ze het brullen van de leeuwen die steeds dichterbij kwamen.

Op dat moment zag ze in de boom een klein, geel mannetje dat sinaasappels aan het eten was. Het was de Gele Dwerg. Hij stelde voor de koningin te helpen, op voorwaarde dat hij zou mogen trouwen met haar dochter.

De koningin sloeg doodsangsten uit toen de leeuwen dichterbij kwamen en beloofde de dwerg een huwelijk met Bellissima, en toen de leeuwen heel dichtbij kwamen, ging een deur open in de stam van de sinaasappelboom en de koningin kon net op tijd naar binnen.

Achter de deur van de sinaasappelboom was een open veld. Een stukje verderop zag ze een klein huisje. Daar ontmoette ze de Gele Dwerg. Het was het meest lelijke mannetje dat de koningin ooit in haar leven had gezien.

“Ik ben heel blij,” zei de Gele Dwerg tegen de koningin, “dat je, aangezien je mijn schoonmoeder wordt, het huisje mag zien waarin Bellissima bij mij zal wonen.”

De koningin, die ineens zag wat voor ellendig leven haar dochter met deze dwerg zou hebben, kon het idee niet verdragen en viel bewusteloos neer. Toen ze wakker werd, ontdekte ze tot haar verbazing dat ze thuis in haar eigen bed lag. Ze dacht eerst dat ze misschien wel gedroomd had, maar het gele lint dat aan haar slaapmuts was vastgebonden was daar om haar te herinneren aan haar belofte. Het maakte haar zo ongelukkig dat ze heel erg ziek werd.

De prinses, die ondanks haar koppigheid veel van haar moeder hield, was maakte zich grote zorgen om haar. Ze vroeg haar moeder wat haar zo ziek maakte, maar de koningin kon het niet tegen haar zeggen. Daarom besloot Bellissima de Fee van de Woestijn om advies te vragen. Ze maakte cake voor de leeuwen en ging op zoek naar de heks.

Onderweg stopte ze bij dezelfde sinaasappelboom. Ze begon wat sinaasappels te plukken om ze op te eten. Maar toen het tijd werd om weer verder te gaan, was haar mand met de cake verdwenen. Uit wanhoop begon ze te huilen. Toen verscheen de Gele Dwerg.

“Waarom huil je?” vroeg de Gele Dwerg.

“Ik huil omdat ik mijn cake ben kwijtgeraakt die me moest helpen veilig bij de Fee van de Woestijn te komen,” antwoordde ze.

“Waarom wil je haar bezoeken?” vroeg de dwerg. “Ik kan je ook helpen, want ik ben net zo slim als haar.”

“De koningin, mijn moeder,” zei de prinses, “is de laatste tijd zo diep bedroefd dat ik vrees dat ze zal sterven. Ik ben bang dat ik daar de oorzaak van ben, want ze wil heel graag dat ik trouw. Maar ik moet je eerlijk zeggen dat ik tot nu toe niemand heb gevonden die ik goed genoeg vind om mee te trouwen.”

“Maak je geen zorgen,” zei de dwerg. “Je moeder heeft beloofd dat je met mij zult trouwen.”

“Oh nee, “ zei de prinses geschrokken, “ik weet zeker dat ze dat niet heeft gedaan. Ze zal zoiets nooit beloven zonder mijn toestemming.”

“Prinses,” riep de dwerg. “Ik wil niet opscheppen over mezelf, maar ik garandeer je dat je niet ontevreden zult zijn over haar keuze als ik je vertel dat ze mij beloofd heeft om met je te trouwen.”

“Wat een onzin!” riep Bellissima, terwijl ze langzaam achteruit begon te lopen. “Hoe kun je zo dom zijn dat mijn moeder zoiets zou bedenken?”

Nu werd de dwerg boos, en riep: “Het is niet zo dat het me boeit om met je te trouwen. Maar straks komen de leeuwen. Ze zullen je in drie happen opeten en er zal gauw een einde komen aan je trots.”

 “Wat moet ik doen?” huilde de prinses.

De boze dwerg keek haar streng aan. “Je kunt nu sterven of ervoor kiezen om met mij te trouwen.”

“Wees niet boos,” zei de prinses, terwijl ze haar handen vouwde. “Ik trouw liever met een dwerg dan op deze afschuwelijke manier te sterven.”

“Geef me je woord,” zei de Gele Dwerg. “En denk er goed over je belofte na.” Bellissima beloofde het.

Hierna viel ze bewusteloos op de grond. Toen ze wakker werd lag ze in haar eigen bed. De prinses herinnerde zich alles en ook zij werd ernstig ziek van verdriet.

De prinses wilde niet met de dwerg trouwen en daarom stemde ze in met een huwelijk met de Koning van de Goudmijnen. Het was een knappe en machtige prins die maar al te graag met haar wilde trouwen.

De koning was enorm gelukkig met haar en hij was zo vrijgevig, slim en knap, dat ze uiteindelijk net zoveel verliefd was op hem als hij op haar.

Eindelijk was de grote dag van de bruiloft aangebroken. Trompetten klonken, de straten waren bezaaid met bloemen, de prinses zag er sprookjesachtig mooi uit. Ook de bruidegom straalde.

Maar het huwelijksgeluk werd bruut onderbroken door de Fee van de Woestijn. Ze was ontzettend lelijk, maar nog verrassender was haar extreme ouderdom.

“Ho, koningin! Ho, prinses!” riep de heks. “Denken jullie dat jullie straffeloos de belofte gaan breken die je aan mijn vriend, de Gele Dwerg, hebt gedaan? In Sprookjesland laten we ons niet zo beledigen. De prinses zal met niemand anders dan de Gele Dwerg trouwen!”

De Koning van de Goudmijnen begreep er helemaal niets van, want hij wist niets van de beloftes die de koningin en de prinses hadden gedaan.

De koning daagde de Gele Dwerg uit tot een tweegevecht. Ondertussen sloeg de Fee van de Woestijn de prinses bewusteloos. De koning zag het vanuit zijn ooghoek, en wilde de prinses redden. Maar de Gele Dwerg was hem voor. Hij griste de prinses van de grond en verdween bliksemsnel met haar in zijn armen.

Tot overmaat van ramp kon de jonge koning opeens niets meer zien. Alles werd donker en hij voelde zich door de lucht gedragen door een sterke hand.

Het was de Fee van de Woestijn die de koning had meegenomen. Ze was op slag verliefd op de knappe jonge koning toen ze hem zag. Ze bracht hem naar een grot waar ze hem vastbond. Daarna vermomde ze zichzelf als een wonderschone fee en deed alsof ze hem toevallig tegen was gekomen.

De koning vertelde haar dat hij door de Fee van de Woestijn naar de grot was gebracht. Hij had haar dan wel niet kunnen zien, maar haar stem had hij wel herkend. Hij had geen idee waarom de fee hem naar de grot had gebracht, vertelde hij de fee die hij eerst niet als de slechte heks herkende. Tot hij haar voeten zag… deze fee had namelijk hele bijzondere voeten. Dezelfde voeten die hij ook bij de Fee van de Woestijn had gezien.“

Hij liet niet merken dat hij haar door had en zei op vertrouwelijke toon: “Het is waar dat ik van een charmante prinses houd, maar als een goede fee me zou bevrijden, dan zou ik haar zo dankbaar zijn, dat ik alleen van haar nog zou kunnen houden.”

“Meen je wat je zegt?” vroeg de heks, die helemaal niets doorhad.

“Zeker wel,” zei de jonge koning. “Het is zoveel mooier en beter voor mijn ijdelheid om bemind te worden door een betoverende fee dan door een simpele prinses.”

De fee trapte in de zoete woorden van de prins en bevrijdde hem. Samen vlogen ze weg in een koets dat werd voorgetrokken door zwanen.

Ze kwamen aan bij een schitterend kasteel. Daar werd de koning naar een kamer gebracht. Hij zou het idee moeten hebben dat hij daar alleen was, maar hij wist zeker dat de fee hem in de gaten hield. Hij was tenslotte nog steeds haar gevangene. Hij deed van alles om de fee te plezieren, tot op een dag de fee het goedvond dat hij alleen langs de kust mocht slenteren. In het zand schreef hij hoe verdrietig hij was over zijn gevangenschap en het gemis van zijn prinses.

Daar kwam uit de golven een lieftallige zeemeermin aangezwommen. Ze wilde hem helpen ontsnappen. Ze maakte van het zand een figuur, waardoor het leek alsof de prins daar bewusteloos aan de kust lag. Daarna zwommen ze samen naar het Kasteel van Staal, waar de Gele Dwerg de prinses gevangen hield.

De zeemeermin gaf de prins een diamanten zwaard waarmee hij al zijn vijanden kon vernietigen. “Maar laat het nooit uit je hand vallen,” waarschuwde ze.

In de tussentijd vond de Fee van de Woestijn de koning dood op het strand. De zeemeermin had haar werk goed gedaan, want de heks dacht werkelijk dat de koning dood was. Ze regelde een perfecte begrafenis voor haar prins.

De prins ging naar de oever van Het Kasteel van Staal en zag daar zijn prinses. Maar onderweg werd hij door verschillende monsters aangevallen en steeds wist hij zich te redden met het zwaard. Tot hij de prinses zag en haar in zijn armen wilde nemen. Het zwaard viel uit zijn handen.

De Gele Dwerg zag het allemaal gebeuren en pakte het zwaard en stak de prins dood. Het hart van de prinses brak en ze viel dood van verdriet aan de zijde van haar prins.

De zeemeermin kon niets veranderen aan hun dood, maar zorgde er wel voor dat de koning en zijn prinses veranderden in twee prachtige palmbomen die met hun bladeren verstrengeld elkaar voor eeuwig de liefde toefluisteren.


Downloads