De boom der zwaarden

Er leefde eens een koning die een dochter had die door een boze heks was veranderd in een gevlekte koe.

De heks had gewild dat de koning haar uitnodigde voor het feest wanneer de prinses werd geboren, en omdat hij haar alleen uitnodigde in de bedienden-zaal en niet voor het feest van de koninklijke familie, had de oude heks de baby betoverd. En toen ze opgroeide tot vrouw veranderde ze op een dag plotseling in een gevlekte koe. Groot was de verbazing van de koning en de koningin toen ze op een ochtend naar de kamer van de prinses gingen en in haar sierlijke kanten bed een koe vonden in plaats van hun mooie dochter.

Ze lieten de oude heks meteen komen, want ze wisten dat een magische spreuk deze verschrikkelijke verandering moest hebben veroorzaakt, maar de oude heks stuurde terug dat het enige dat de prinses weer in haar eigen gedaante zou kunnen veranderen, een peer was, van de boom die bij de ijsberg groeide.

Nu wisten alle mensen dat deze berg van ijs werd bewoond door een driekoppige trol, en de boom die vlakbij groeide, was de schoorsteen naar zijn huis onder de berg.

Er zat niets anders op dan geld aan te bieden aan degene die de peer zou brengen en die de kleine prinses in haar eigen vorm zou herstellen.

Er was nog iets dat het erg gevaarlijk maakte om te proberen de peer te pakken te krijgen, en dit was dat zodra iemand probeerde de boom aan te raken, alle takken veranderden in scherpe zwaarden.

Om de boom te bereiken, moest de berg worden beklommen, en omdat deze van ijs was, liepen degenen die het probeerden het gevaar uit te glijden en gedood te worden als ze vielen. Terwijl ze de berg af zouden glijden en tegen de boom sloegen, zouden de takken van de boom meteen veranderen in zwaarden.

Na een tijdje gaven allen die het probeerden het op omdat het te gevaarlijk was, en de koning liet toen weten dat degene die de peer zou brengen, of hij nu rijk of arm was, van hoge of lage graad, de prinses als vrouw, zou krijgen en ook nog een vat goud.

Maar niemand zou zijn leven op het spel zetten voor dat aanbod, want ze dachten dat de prinses misschien niet meer in haar oude vorm zou komen, zelfs niet na het eten van de peer, en wie zou er met een koe willen trouwen, ook al was ze koninklijk?

Maar op een dag kwam er een arme jongen naar het paleis en vertelde de koning en de koningin dat hij zou proberen een peer te pakken te krijgen als ze hem de gevlekte koe zouden geven, voordat hij zich de ijsberg op waagde. “Want als ik faal,” zei hij, “wil ik mijn arme moeder iets nalaten, en een koe is altijd handig.”

De koning bood geld aan, maar de jongen wilde niets anders hebben dan de gevlekte koe, dus brachten ze de koe weg naar de boerenschuur, terwijl de koning en de koningin haar met droevige harten nakeken.

Op haar rug lag een fluwelen deken afgezet met goud, en de koningin probeerde de boer een zacht bed te laten meenemen waarop ze kon slapen, maar dat wilde hij niet. “Nee, ze is een koe en moet in de stal slapen zoals andere koeien,” zei hij.

De koning en de koningin hadden de koe al die tijd vers fruit en allerlei lekkers gevoerd, en de jongen had gehoord dat de peer die ze zou eten om haar te redden, bitter en slecht van smaak zou zijn, en hij wilde dat ze alles at wat haar werd gegeven.

De boerenjongen begon aan zijn klim op de ijsberg, maar een maand lang ging hij elke dag maar een stap vooruit, want terwijl hij soms wel ver omhoog ging, glipte hij toch elke keer terug.

En al die tijd werd de arme kleine koe dunner en dunner, want ze wilde niet eten van het voedsel dat haar werd voorgezet.

Op een dag, toen de boerenjongen bijna ontmoedigd was en dacht dat hij zijn pogingen om de peer te pakken zou moeten opgeven, voelde hij het ijs onder hem plotseling zacht worden en leken zijn voeten vast te kleven en niet meer weg te glijden.

Tot zijn verbazing zag hij, toen hij naar zijn voeten keek, een kleine fee op elke voet staan en ze raakte zijn voeten aan met haar toverstaf.

Hij ging nu snel naar boven en kwam op een plek op de berg waar hij de magische boom kon aanraken, en daar vertelden de kleine feeën hem dat ze niet bij machte waren hem verder te helpen.

“We kunnen je alleen vertellen dat als je van de driekoppige trol de riem kunt krijgen die hij draagt, je de peer kunt krijgen, maar wij feeën kunnen trollen niet betoveren”, zeiden ze tegen hem.

Toen de feeën verdwenen, voelde de boer zich nog meer ontmoedigd dan voorheen, want daar dreigde hij uit te glijden en voor hem stond de vreselijke boom.

Maar terwijl hij stond na te denken, ging de boom open en kwam de trol naar buiten, de boom wijd open achter zich latend.

Hij keek niet omhoog of omlaag, of naar rechts of naar links, maar liep de berg af, en de jongen, die plat op het ijs lag, gleed in de open boom.

Daar ging hij naar beneden, steeds verder naar beneden. En toen bevond hij zich plotseling in een grote kamer, waar in een hoek een enorm bed stond, in de andere hoek stond een grote kachel, in de derde hoek een grote stoel en tafel, en in de vierde hoek stond een groot zwaard zo groot dat de boer zich er gemakkelijk achter kon verschuilen.

En gelukkig was het voor hem dat het zo groot was, want op dat moment kwam de driekoppige trol binnen en rolde alle zes zijn ogen door de kamer.

“Hey hey, hallo, daar! Ik ruik het vlees van een sterfelijke zoon,” zei hij. “Je kunt niet aan me ontsnappen, dus kom naar buiten waar je je ook verstopt!” De geschrokken jongeling beefde zo, dat het zwaard omsloeg, en daar stond hij voor de driekoppige trol, die rond sprong om hem te vangen.

Maar hoewel hij drie hoofden had, had hij maar twee voeten, en struikelend over het zwaard viel hij languit op de grond.

Nu waren zijn drie hoofden zo zwaar dat het, als hij eenmaal op de grond lag, hard werken was om overeind te komen, en terwijl hij worstelde, raakte zijn riem los en deze lag nu onder hem op de grond.

De boer zag dit en, wetende dat hij toch in gevaar was, dacht hij dat hij maar wat meer moest riskeren.

Dus rende hij naar de trol en trok met beide handen aan de riem, en toen de trol onder hem vandaan rolde, kon hij de riem pakken.

Zo snel als hij kon deed hij de riem om zijn middel en tot zijn verbazing voelde hij zich zo sterk dat de grootte van het zwaard op de grond hem niet langer leek af te schrikken.

Hij raapte het zwaard op en ontdekte dat het zo licht was als een blikken exemplaar, en toen de trol, die weer omrolde, zijn riem om het middel van de boer zag en zijn zwaard in zijn hand, en riep hij uit: “Mijn macht is weg, mijn macht is weg!” en probeerde snel weg te kruipen.

“Zeg me hoe ik een peer uit de boom krijg en ik zal je leven sparen,” zei de boer.

De trol slaagde erin overeind te komen, maar hij was niet langer het machtige wezen dat hij enkele ogenblikken daarvoor was geweest.

“Volg mij,” zei hij, terwijl hij de boer door de deur van de boom, die nog open stond, naar buiten leidde.

De boom was gevuld met zwaarden, allemaal glanzend en scherp, terwijl de zon erop viel. Zodra de boer de deur was binnengegleden, waren de zwaarden verschenen en hadden de trol, voordat hij binnenkwam, gewaarschuwd dat er een sterveling in de buurt was.

“Als je belooft te doen wat ik je vraag nadat je de peer hebt, zal ik je het geheim vertellen om hem te krijgen,” zei de trol. “Het zal niemand kwaad doen om mijn laatste wens in vervulling te laten gaan.”

Dus de jongen beloofde het en de trol zei: “Je moet de zwaarden op de boom slaan met het zwaard dat je vasthoudt totdat de vonken vliegen. Dan zullen de peren die je aan de zwaarden ziet hangen op de grond vallen, maar de boom zal verbranden.

En dan is er niets voor mij meer. Mijn magische kracht zal voor altijd verdwenen zijn. Dus ik vraag dat je me dan met het zwaard op mijn middelste hoofd zult slaan, en dat zal me veranderen in een vorm die nooit meer iemand kwaad zal doen.”

De jongen zei dat hij dit zou doen en hij begon met de zwaarden op de boom te slaan, waardoor de vonken vlogen en de peren vielen, en toen begon de boom ineens te branden.

Terwijl hij het zwaard nog steeds in zijn hand hield, zocht de jongen naar de grootste van de groene peren, raapte hem op en stopte hem in zijn zak.

“Vergeet je belofte niet,” zei de trol toen de jongen weg wilde gaan. “Je hoeft niet bang te zijn,” zei hij terwijl de jongen zich terugtrok. “De klap zal me geen pijn doen.”

Dus tilde de jongen het zwaard op en bracht het met zo’n kracht op de middelste kop van de trol neer dat het zwaard uit zijn handen viel en de ijsberg met zo’n klap raakte dat het ijs begon te barsten.

Eerst zag de jongen niet wat er was gebeurd, het geluid had hem zo bang gemaakt, maar het volgende moment zag hij dat er in plaats van de trol een prachtige boom stond vol met peren, en dat de berg was niet langer bedekt was met ijs, maar met zacht, groen mos.

Hij stopte niet, maar hij rende de berg af naar zijn huis, waar de gevlekte koe in de schuur stond, zo hongerig dat ze meteen haar mond opendeed en de peer at, denkend dat het zoet en sappig zou zijn, maar het stuk fruit was verre van zoet en sappig. Het was zo bitter en slecht dat als ze niet zo’n honger had gehad, ze het nooit had gegeten. Maar het was doorgeslikt voordat ze het wist, en daar in de stal van de boerenschuur stond de mooie prinses verbaasd om zich heen te kijken.

“Hoe ben ik op deze afschuwelijke plek gekomen, en wat een vieze man ben jij!” zei ze. “Breng me meteen naar huis! Mijn vader is de koning en hij zal je straffen als je me niet gehoorzaamt!”

Het duurde niet lang voordat de boer haar mee naar huis nam, en toen de koningin en de koning hun dochter weer in haar eigen gedaante zagen, vielen ze op hun knieën voor de boerenjongen en bedankten hem.

Maar de prinses begreep niet wat het allemaal betekende en zei: “Waarom kniel je voor hem? Hij zou voor jou moeten knielen! Bent u niet de koning en de koningin van dit land, en deze man een arme boer?”

Voordat de koning het de prinses kon uitleggen, zei de jongeman: “Ik heb je dochter voor je meegebracht, maar je moet haar houden. Ik zou nooit kunnen trouwen met een meid die dacht dat ze boven mij stond. Geef me goud en laat me teruggaan naar mijn huis!”

Hij was wijs genoeg om in te zien dat een arme boer en een prinses niet samen gelukkig konden zijn en dat een boerenmeisje een geschiktere bruid voor hem was.

De prinses had veel spijt van alles wat ze had gezegd toen ze ontdekte dat de boer haar had gered, en toen hij getrouwd was, stuurde ze zijn vrouw een kist met linnen en zilver zo mooi, dat alle andere boeren in de wijde omtrek jaloers waren.

Van de trol werd nooit meer iets vernomen, en alleen de boerenjongens weten dat de perenboom aan de kant van de berg, die zulke sappige vruchten draagt, ooit de driekoppige trol was die onder de boom der zwaarden leefde.


Downloads