Meer dan vier- of vijfhonderd jaar geleden was er eens een brave oude vrouw, die in een vriendelijk dorpje, op ongeveer een uur afstand van de grote stad, woonde. Zij was zeer geliefd bij haar buren, omdat ze altijd aardig was en altijd bereid was om de armen te helpen.
Haar man was dood, maar gelukkig had zij twee buitengewoon mooie dochters. De oudste werd, vanwege haar leliewitte kleur, Blanca genoemd, terwijl de jongste, die blozende wangen en rozerode lippen had, Rosalinda heette. Op een goede dag zat vrouw Trude voor haar deur te spinnen, en daar zag zij een stokoud moedertje, met haar kruk, voorbij strompelen. “U bent zeker heel moe he”, sprak vrouw Trude tot het stokoude moedertje. “Kom, maar even gezellig bij me zitten en rust wat.”
Vervolgens riep zij haar dochters, om een stoel te brengen. Rosalinda liep er meteen heen, want ze was een vriendelijk, gedienstig meisje. “U zult misschien ook wel honger en dorst hebben,” zei vrouw Trude. “Och ja”, zei het moedertje, “ik zou wel graag willen dat u mij wat te eten en te drinken geeft”.
“Ik zou u het allerbeste willen geven”, antwoordde vrouw Trude, “maar omdat ik zelf arm ben, kan ik u maar een eenvoudig maaltje geven.” De oudste dochter dekte de tafel, terwijl de moeder brood, boter en kaas uit de kast haalde. De vriendelijke Rosalinda bracht een kom met heerlijke melk. Toen de oude vrouw had plaats genomen, zei de moeder: “Blanca, kind, zou je nu ook nog een mandje vol pruimen uit de tuin willen halen?”
Dat beviel Blanca echter volstrekt niet, en ze ging morrend en brommend de tuin in en zei: ‘’t Is me wat moois, dat ik nu ook nog wat van mijn kostelijke pruimen aan zo’n lelijke oude landloopster moet geven!” Maar ze durfde haar moeder niet tegen te spreken, en toen ze de vruchten binnenbracht kon ze haar spijt maar moeilijk verbergen.
Rosalinda daarentegen zei: “Mijn hoentje heeft zo pas een ei gelegd, en als ‘t moedertje trek heeft, wil ik het ei wel voor haar halen.” Meteen liep ze erheen en kwam snel met het ei terug. Maar, o wonder! Juist toen ze het ei voor het oude vrouwtje neer wilde leggen, veranderde zij in een wonderschone dame! Ze keerde zich tot de moeder en sprak: “Ik heb al lange tijd geleden gezien, wat een goede, brave vrouw u bent. Ik ben nu gekomen om uw beide dochters naar recht en eerlijkheid, te belonen. “
De oudste zal nog eens een Koningin worden; maar de jongste zal een landman tot man krijgen.” Hierop raakte zij het huisje met haar kruk aan, en het was nu in een allerliefste boerenplaats veranderd.
“Dit, Rosalinda, is uw deel. Ik geloof, dat ik u nu gegeven heb, wat ieder voor zich ‘t allerliefst wenst”, zo sprak de tovenares en verdween. De moeder en de dochters waren natuurlijk zeer verwonderd. Toen zij echter wat van de eerste verbaasdheid bekomen waren, bekeken zij het huis van onder tot boven en konden er niet over uit hoe netjes en schoon en mooi de inrichting was. De stoelen en tafels, hoewel van gewoon hout, waren zo blinkend gewreven, dat het wel spiegels leken. Het beddengoed was wit als sneeuw.
Nadat zij hier al de pracht en heerlijkheid bewonderd hadden, gingen zij naar de hof en de stallen. Daar stonden de mooiste koeien, de heerlijkste paarden, en van allerlei pluimgedierte was er een rijke overvloed. Achter het huis lagen ook een fraaie moestuin en een boomgaard. Rosalinda en haar moeder waren in de wolken met dit rijke geschenk van de tovenares. Maar Blanca vond niks de moeite waard en verlangde er alleen maar naar om Koningin te worden.
Opeens klonk nu de toon van een jachthoorn. Nieuwsgierigheid dreef Blanca naar het poortje en daar zag zij dat de Koning met zijn gevolg aan het jagen was. Toen de Koning voorbijreed, was hij zo verrukt over Blanca’s schoonheid dat hij meteen besloot, haar tot zijn vrouw te nemen. Zodra hij weer in zijn paleis was aan gekomen, liet hij haar roepen, en na de nodige voorbereidingen, werd de bruiloft gevierd.
Nu Blanca Koningin was geworden, kon zij nauwelijks slapen van blijdschap. Haar gedachten hielden zich alleen maar bezig met feesten, spelen, dansen, mooie kleren en sieraden. Zij dacht dat Rosalinda graag deel uit zou willen maken van haar geluk dus zond ze een bode om haar in het paleis uit te nodigen. Ook liet zij haar zeggen, dat zij er zorg voor zou dragen dat haar zuster de rijkste en voornaamste heer van het hele hof als echtgenoot zou krijgen.
Rosalinda was veel te verstandig om een woelig leven aan het hof te verkiezen boven haar eigen rustige tevreden leven. Zij bedankte dus voor de uitnodiging van haar zuster en verklaarde, dat zij met haar huidige leven zeer blij en tevreden was.
Blanca hield zichzelf een korte tijd voor de gelukkigste vrouw van de wereld te zijn. De hofdames betoonden haar allen mogelijke eerbied. Maar in hun harten waren zij toch wel een beetje jaloers om een eenvoudig landmeisje op zo’n hoge positie te zien. Dus verzonnen ze allerlei listen en kunsten, om de Koning tegen zijn vrouw op te zetten.
De jonge Koningin merkte dan ook al spoedig, dat het tussen haar en haar echtgenoot niet meer zo goed ging als in het begin. Zelfs de dienaren werden nalatig en onachtzaam en waren haar in alles niet meer zo stipt gehoorzaam. Nu voelde de arme Blanca zich echt ongelukkig en wenst dat zij bij haar zuster mocht zijn. Sinds zij Koningin was geworden, had zij die nog niet gezien, daar zij een bezoek aan de boerderij ver beneden haar waarde vond.
De liefdeloosheid van de Koning nam dagelijks toe, en dit bedroefde Blanca zo zeer, dat haar gezondheid er onder leed. Zij besloot daarom aan de Koning verlof te vragen, om enige tijd op het land door te brengen. De Koning gaf graag zijn toestemming, hij wenste al lang gescheiden te zijn van zijn vrouw. Blanca wilde alleen nog maar haar zuster bezoeken, ze dacht aan niets anders meer. Zij ging dus op reis en vond al voor de deur van de boerderij levendigheid en vrolijkheid, omdat een gezelschap landlieden er aan het dansen was en zich met allerlei spelen vermaakte.
Zodra Rosalinda hoorde dat haar zuster er was, vloog ze naar buiten en omhelsde en kuste haar en leidde haar het huis binnen. De Koningin werd door dit gebaar van liefde diep getroffen en barstte in tranen uit. In haar ogen was Rosalinda de gelukkigste vrouw ooit. Haar man was braaf en oppassend en deed alles om haar het leven zo aangenaam mogelijk te maken. De kleine boerderij leverde hun alles wat zij nodig hadden: koren, melk, boter, kaas, vlees, gevogelte en verder wol. Hiervan maakte Rosalinda zelf kledingstukken .
Zij werd door al haar buren bemind. Toen de Koningin haar zuster zo gelukkig zag, zuchtte zij en zei: “Ach, wat een slecht lot heeft de tovenares mij gegeven, toen zij mij tot Koningin maakte. Het ware geluk zit niet in uitwendige pracht en heerlijkheid, maar in een rustig en tevreden leven.”
Zij had deze woorden nog maar net uitgesproken, of de tovenares verscheen weer. “Dat ik u tot Koningin maakte”, sprak zij, “was niet om u te belonen, maar om u te straffen omdat u het oude moedertje niet een paar pruimen gunde. Om tevreden en gelukkig te zijn, hoef je alleen het nodige te hebben, en niet meer.”
“Och”, riep Blanca, “Ik heb het begrepen. Kunt u alstublieft een einde aan mijn ongeluk maken?” – “Die wens is al vervuld,’ antwoordde de tovenares. “U hoeft niet meer naar het paleis terug te keren, want de Koning bemint u niet meer.”
En zo was het. Blanca bracht nu voortaan nog veel genoeglijke en gelukkige dagen bij haar zuster door en ze heeft nooit meer naar het hof terug verlangd.