Op een winterochtend werden Bennie en Bunny Konijn wakker en vonden hun mooie witte bontjassen naast hun bed.
“O, heerlijk!” riep Bennie uit. “Er moet sneeuw in het bos liggen, anders had moeder onze witte bontjassen niet klaargelegd.”
Bunny sprong op en keek uit het raam, en inderdaad, er lag overal sneeuw.
Het duurde niet lang voordat ze zich hadden aangekleed en hun ontbijt hadden opgegeten, want ze konden aan niets anders denken dan aan het plezier dat ze zouden hebben bij het spelen in de sneeuw.
“Nu, kinderen,” zei mevrouw Konijn, “laat me jullie niet betrappen op het gooien van sneeuwballen naar iemand. Als jullie dat doen, moeten jullie meteen weer naar binnen en jullie grijze jassen weer aantrekken.” Dat betekende natuurlijk dat ze niet naar buiten konden zolang de sneeuw aanhield, want geen enkel konijn zou eraan denken om naar buiten te gaan terwijl er sneeuw op de grond lag met een grijze jas aan, omdat de jagers hen dan zeer duidelijk konden zien.
Bennie en Bunny Konijn waren van plan hun moeder te gehoorzamen, en dus beloofden ze alleen sneeuwballen naar de bomen en de rotsen te gooien, en een tijdje ging alles goed.
Ze maakten een stapel sneeuwballen en een muur van sneeuw, en ze gooiden de sneeuwballen steeds heen en weer naar elkaar, de sneeuwballen ontwijkend achter hun witte muren. En toen zag Bennie meneer Jaap Konijn, zijn vrouw en Jaapie, hun zoon, allemaal gekleed in hun mooiste zondagse kleren, terwijl ze een wandeling gingen maken.
Jaapie Konijn had zijn witte bontjas aan, maar op zijn hoofd droeg hij een hoge hoed met aan één kant een veer in de band gestoken.
Jaapie voelde zich erg trots, en toen hij langs Bennie en Bunny liep, schudde hij minzaam zijn hoofd heen en weer en liep verder.
Dit was teveel voor Bennie en Bunny. Ze stonden op van achter hun sneeuwmuren en gooiden een harde sneeuwbal recht naar de hoge hoed van Jaapie Konijn.
“Beng, beng” en daar lag de hoed op de grond.
Jaapie draaide zich om en nog twee sneeuwballen raakten hem – dit keer recht in zijn gezicht.
Oh jeetje. Hij schreeuwde het uit van woede, en mevrouw Konijn kwam naar buiten om te zien wat er aan de hand was.
“Bennie en Bunny hebben mij met sneeuwballen bekogeld!” brulde Jaapie.
“Hij is een verwaand konijn en hij trok gekke bekken naar ons”, zeiden Bennie en Bunny.
“Jullie komen nu direct naar binnen en trek jullie witte jassen uit!” zei mevrouw Konijn.
Jaap Konijn en zijn vrouw gingen naar de voordeur van mevrouw Konijn. “Ik denk niet dat het allemaal de schuld van uw kinderen was,” zei de vrouw van Jaap Konijn. “Jaapie heeft inderdaad zijn kop minachtend geschud en hij is veel te trots, dat weet ik zeker. Wat gaat u doen om uw kinderen te straffen, mevrouw Konijn?”
“Ze moeten hun witte bontjassen uittrekken en hun grijze jassen aantrekken,” antwoordde mevrouw Konijn.
“Ik denk dat dat ook voor Jaapie een goede straf zou zijn,” zei de vrouw van Jaap Konijn. “Hij zal over een jaar niet meer zo trots en verwaand zijn als hij de hele winter zijn oude jas moet dragen. Kom meteen met mij mee naar huis en doe je witte bontjas maar uit en zet je hoed af, Jaapie.”
Oh, wat huilde Jaapie, en wat huilden Bennie en Bunny ook, maar hun moeders waren vastbesloten, en daar gingen de witte bontjassen uit, en kwamen de oude grijze jassen weer tevoorschijn. Het grootste deel van de winter moesten ze in huis blijven en naar de sneeuw kijken. Slechts af en toe na zonsondergang konden ze door het bos rennen, en als je op een dag toevallig een klein konijntje in het bos zou zien als er sneeuw op de grond ligt, met een grijs jasje aan, dan kun je er vrij zeker van zijn dat het Bennie of Bunny of Jaapie Konijn is. En als het geen van deze drie is, kun je er zeker van zijn dat het een konijntje is dat zijn oude jas draagt omdat zijn moeder voor straf zijn witte bontjas heeft afgepakt.