Er waren eens, in een klein, pittoresk stadje, vijf jonge vriendjes: de dappere Leon en de nieuwsgierige Freek, de twee oudere jongens; en Diede, Klara en de kleine Effie, de zusjes. Ze stonden bekend om hun avonturen en nieuwsgierigheid. Op een dag leidden hun avontuurlijke en nieuwsgierige gedrag hen naar het legendarische spookhuis aan de rand van de stad, een plek vol griezelige verhalen en mysterieuze gebeurtenissen.
Toen de vrienden bij het oude, spookachtige landhuis aankwamen, aarzelden ze even, hun harten bonkten van opwinding en een beetje angst. Leon, altijd de dappere, was de eerste die de stilte verbrak. “Wat is er?” vroeg hij, maar voordat iemand kon antwoorden, wuifde hij het weg, “Maakt niet uit. We zullen toch niets zien. Spoken bestaan niet. Het is gewoon een Halloweenverhaal.” Maar Diede, bewust van de stadslegende, herinnerde hem eraan, “Iedereen in de stad weet dat dit spook nooit aan meer dan één tegelijk verschijnt.”
Voordat ze verder gingen, vertelde Diede het verhaal van het spookhuis. Ze vertelde het tragische verhaal van een Franse edelman in ballingschap, bekend als Markies Smit, en zijn prachtige dochter, Elouise. Elouise werd verliefd op een jonge kunstenaar, Henk, maar hun liefdesverhaal eindigde in een tragedie toen haar vader hun plannen om stiekem te gaan trouwen ontdekte. In een vlaag van ramp verloren Elouise en Henk hun leven en werd de rouwende Markies tot waanzin gedreven.
Terwijl de gedachten van de kinderen zich vulden met dit hartverscheurende verhaal, bonsden hun harten nog harder. Leon, altijd de dappere, besloot alleen naar het spookhuis te gaan, maar sprintte terug en beweerde dat hij iets wits in een van de ramen zag. Freek volgde en ook hij kwam snel terug, hij had ook gezien wat Leon had gezien. De kinderen waren nerveus en afwachtend, onzeker over wat ze nu moesten doen.
Op dat moment liep de kleine Effie onschuldig naar hen toe, haar kleine stemmetje doorbrak de stilte: “Hebben jullie mijn katje gezien?” vroeg ze, haar ogen wijd open en hoopvol. De kinderen hadden het katje niet gezien en probeerden haar weg te leiden van het spookhuis, maar ze bleef aandringen: “Een jongen zag haar deze kant opgaan,” zei ze en rende weg terwijl ze riep: “Poes, poes, poes!”
De kinderen keken met afgrijzen toe hoe Effie dapper het spookhuis binnenging en riep om haar verloren kat. Vastbesloten om haar niet alleen te laten, verzamelden Leon en Freek al hun moed en waagden zich in het spookhuis. Na wat voelde als een eeuwigheid, verschenen ze weer, een zucht van opluchting verspreidde zich door de groep. Maar wat droeg Effie in haar armen? Het was haar verloren kat, en die was wit!
“We hebben het spook gevonden!” riep Leon lachend uit, “het is gewoon Effie’s kat!” Freek knikte, “En natuurlijk klonk ze zacht en sluipend, toen ze de trap afkwam.”
Effie, blij dat ze haar katje had gevonden, besloot haar Elouise te noemen, naar het mooie meisje uit het verhaal. Leon, een beetje beschaamd maar blij dat het mysterie was opgelost, zei: “Ik ga niet meer op zoek naar een spookhuis!”, en Freek gaf hem gelijk.
Vanaf die dag, wanneer ze Effie en haar witte kat Elouise zagen, moesten ze lachen en dachten ze terug aan hun avontuurlijke nacht in het spookhuis. En zo leerden ze hun fantasie niet de vrije loop te laten en dat niet alle spoken zijn zoals ze lijken.
En daarmee, mijn dierbaren, is het tijd om je ogen te sluiten en Klaas Vaak je te laten leiden naar het land van dromen. Welterusten!