Vandaag moeten we weer eens een kijkje nemen bij de planten in de schooltuin.
Inmiddels zijn sommigen behoorlijk groot geworden. Anderen verschijnen maar net boven de grond.
Hier is een jonge ochtendglorie. We zien dat de stengel, net als die van de boon, het eerste was dat uit het zaad kwam. Deze stam is naar beneden de aarde in gedraaid. Vanaf het onderste uiteinde groeit de wortel, die zichzelf dieper en dieper begraaft.
Een oudere plant laat ons zien dat het bovenste deel van de stengel zich rechtzet en naar boven groeit, met daarbij een paar bladeren.

Daartussen begint een klein knopje, dat zich al snel ontvouwt tot een vers blad, dat door een nieuw stukje stengel omhoog wordt gedragen.
Op de punt van dit nieuwe stuk stengel groeit nog een knop, die eveneens uitgroeit tot een blad, en op dezelfde manier als voorheen naar boven gedragen wordt.

Op deze manier wordt de plant steeds groter. Al snel beginnen er takken vanaf de zijkanten van de stengel, en later bloemen en vruchten.
We zien dus dat het de stengel is die alle andere delen van de plant draagt.
De meeste mensen denken dat de plant uit de wortel voortkomt; maar jullie kinderen weten beter. Met eigen ogen heb je hier in de schooltuin gezien dat in plaats van dat de stengel uit de wortel groeit, de wortel uit de stengel groeit.

Dat niet meer mensen hier achter zijn gekomen, is omdat zij hun ogen niet correct gebruiken, ze kijken niet goed.
Elk voorjaar komen honderden en duizenden babyplanten uit de zaadschaal de wereld in, net zoals je de baby-bonenplant hebt zien doen, waarbij ze eerst hun kleine stengel eruit sturen, die naar beneden de aarde in wijst en een wortel begint. En elk voorjaar zijn er honderdduizenden mannen en vrouwen, en jongens en meisjes, die door de bossen en velden, door de parken en door de straten gaan, alsof ze niet kunnen zien, dus zonder acht te slaan op de wonderen om hen heen.
