Moeder zei tegen meisje Goudlokje:
“Acht uur! Ga maar naar je bedje toe,
Ben je soms niet moe?”
Meisje Goudlokje antwoordde: “Moet ik nu gaan? Kan ik niet nog even op blijven?” Zult je het geloven? Dit kleine meisje pruilde en zeurde elke avond als het bedtijd was, en ze smeekte altijd om nog wat langer op te blijven.
Moeder neuriede zachtjes:
“Als de feeën door de lucht zouden glijden,
zouden zij me zonder enige twijfel helpen je naar bed te leiden.”
De klok sloeg kwart over acht, half negen, kwart voor negen. Nog steeds zat meisje Goudlokje nog met haar blokken op de grond te spelen.
Plotseling gingen de lichten uit. Fee de Fluitende Wind blies door de gordijnen en zei:
“Jou braaf maken, dat probeer ik vaak.
Hoor jij mij niet, kleine draak?”
Meisje Goudlokje stampte met haar voet en zei: “Ik zal nooit naar bed gaan om jou een plezier te doen, oude Fluitende Wind.”
Toen kwamen de Regendruppelfeeën, spetter, spetter tegen de ruit, al zingend:
“Hoor je ons slaapliedje niet door je raam naar binnen komen?
Bij de nacht horen aangename dromen.”
Meisje Goudlokje schudde haar mooie krullen heen en weer en zei: “Ik ga niet naar bed om jullie een plezier te doen, Regendruppelfeeën. Jullie kunnen zo hard kletteren en spetteren als jullie willen.”
Oh lieve help, hoe de Feeën toen kletterden en spetterden,
“Kletter, kletter, spets.”
Toen begonnen langzamerhand de Sterrenfeeën schuchter naar buiten te gluren, al zingend:
“Sterren gluren in de lucht,
met een diepe, diepe zucht.”
Hierop werd meisje Goudlokje woedend. Ze zei: “Ik ben geen baby die slaapliedjes moet horen.”
Toen kwamen de Maanlichtfeeën en kusten haar, al zingend:
“Oh lieve help! De woorden die uit jouw mond floepen!.
We zullen het Schaduwkind moeten roepen.”
En nog voordat meisje Goudlokje een woord kon zeggen, kwam er een klein Schaduwkind aangeslopen. Ze gluurde sluw naar binnen. Ze zong,
“Het Schaduwkind komt aansluipen,
en door je raam naar binnen kruipen.”
Ze sloeg haar armen om meisje Goudlokje heen en nam haar mee, weg, weg naar Schaduwland. Daar hoorden ze een luid huilen en zuchten, want duizendvijfentwintig moeders huilden:
“We kunnen geen enkel kind vinden,” werd er gepraat,
dat graag naar bed toe gaat.”
Het Schaduwkind zei: “Kijk mij eens, hoe mager ik ben geworden. Ik ben ook moe en slaperig. Wil je me dan helemaal geen rust gunnen?”
Meisje Goudlokje zei:
“Breng me alsjeblieft naar huis, stop me in bedje,
zo moe zijn is zeker geen pretje.”
Het Schaduwkind zei:
“Ik ben de hele dag je vrolijke maatje.
Ik ren met jou mee en speel in jouw straatje.”
Meisje Goudlokje zei:
“Ik hou niet van dit huilen dat Schaduwland biedt.
Breng me naar huis, begrijp je dat niet?”
Het Schaduwkind zei:
“Eén kleine moeder zou blij zijn, zonder een traan,
als je vrolijk naar bed zou gaan.”
Meisje Goudlokje zei: “Overdag vind ik je heel leuk, Schaduwkind, maar begrijp je niet dat ik nu echt slaperig ben?” Haar hoofd knikkebolde terwijl het Schaduwkind zei:
“In Schaduwland moet je blijven.
Dag en nacht zonder in je ogen te wrijven.”
Meisje Goudlokje begon te huilen, en de Maanlichtfeeën verzamelden zich om haar heen en zongen:
“Naar huis, naar huis, laten we vliegen.
Misschien valt ze braaf in slaap door het wiegen.”
Dus gingen ze weer naar huis, en het Schaduwkind kuste haar, zingend:
“Lekker slapen, lekker slapen,
elke nacht, alle meisjes en ook knapen.”
Toen werd meisje Goudlokje wakker met haar hoofd op een oude rode poef. De Klokfee riep:
“Ik hoorde en ik zag,
dat het hele gezin al in hun bedden lag.”
Meisje Goudlokje had zin om te huilen, want ze was helemaal alleen beneden, maar ze zei alleen maar: “Ik moet niet weer al die moeders laten zuchten en huilen in Schaduwland”, en ze ging “klik klak” naar boven en kroop in haar eigen bedje.
De Maanlichtfeeën dansten om haar heen en zongen:
“Dit brave meisje is toch tot haar zinnen gekomen,
nu brengen we haar mooie dromen.”
De Klokfee zei:
“Morgenavond, om kwart voor acht,
Ik zal voor haar zingen, maak je klaar voor de nacht.”
De Klokfee zong de volgende avond om kwart voor acht echt en meisje Gooudlokje legde haar speelgoed weg, kuste haar moeder en ging stilletjes naar bed. Haar voetjes gingen “klik, klak, klik, klak” op de trap.
Ze is nooit meer teruggegaan naar Schaduwland
maar danste met de feeën, hand in hand.
Moeder zei: “Hoe is ze zomaar naar bed gegaan?” De Klokfee ziet zoveel dingen terwijl ze dag en nacht heen en weer zwaait met de slinger, dat ze boekdelen had kunnen spreken, maar toen moeder het opnieuw vroeg:
“Hoe is ze zomaar naar bed gegaan?”
Antwoordde ze alleen maar: “Tik, tak.”