Oom Wiggily was bezig in de zitkamer van zijn bungalow, in de holle boomstronk. Opeens huppelde hij vlug door de kamer en sloot snel de deur. Hij hoorde namelijk zuster Jane langskomen.
“Nou, dat is wel heel vreemd!” riep de muskusrat, die bezig was met het huishouden, toen ze zag wat oom Wiggily deed. “Ik vraag me af wat hiervan de bedoeling is?”
“Wiggy, wiggy”, riep ze, “bereid je je soms weer voor op een of ander vreemd, nieuw avontuur, zoals voorkomen dat slechteriken blikjes aan hondenstaarten binden?”
“Nee, nee mijn liefste. Niets van dat alles”, antwoordde het konijn, en snel trok hij het tafelkleed over iets heen waar hij naar had zitten kijken. “Het is een geheim!”
“Oh, een geheim!” riep Jane verbaasd uit.
De muskusrat keek naar een kalender die aan de muur hing en zag dat het 14 februari was.
“Ik denk dat ik wel kan raden wat jouw geheim is, oom Wiggily”, zei ze tegen zichzelf. “Ik neem aan dat het iets is voor mevrouw Krulstaart of misschien voor opa Gans. Nou, ik hoop dat je ervan geniet!”
Toen ging zuster Jane terug naar de eetkamer, waar ze aan de afwas begon. Oom Wiggily begon met wat papier te ritselen en knopen in een stuk gouden touw te leggen, terwijl hij in zichzelf mompelde: “Ik hoop dat ze het leuk vindt! Oh, ik hoop echt dat ze het leuk vindt. Ik zal het op de trap zetten. Daarna gooi ik een steentje tegen de deur zodat ze denkt dat er iemand aanklopt, en dan ren ik snel weg en verstop me achter een struik en kijk hoe verrast ze is als ze opendoet.”
Oom Wiggily had het de hele ochtend erg druk gehad en de dag ervoor was hij ook al in het bos was geweest. Wat hij had gemaakt, zal ik je straks vertellen. Het is nu genoeg om te weten dat het konijn iets had waarvan hij niet wilde dat zuster Jane het zag!
Al snel, nadat hij de deur op een kier had geopend en had gehoord dat zuster Jane de wijzerplaat van de klok aan het boenen was, huppelde oom Wiggily zachtjes naar buiten de trap af, met een doos onder zijn poot. Zijn hoge zijden hoed stond helemaal scheef, en hij droeg zijn rood- wit- blauw gestreepte wandelstok ondersteboven, maar als je je bedenkt dat het die dag 14 februari was, denk ik dat je dit de vriendelijke konijnenheer wel wilt vergeven!
Oom Wiggily huppelde verder door de bossen en over de velden. Af en toe stopte hij en veegde met zijn wandelstok de gedroogde bladeren en kleine hoopjes sneeuw opzij, die hier en daar in het bos waren verspreid.
“Ik hoop zo dat ik er een paar zal vinden”, zei meneer Langoor, tegen zichzelf. “Zonder hen zal het niet half zo mooi zijn. Ik hoop echt dat ik er een paar vind.”
Hij zocht op vele plaatsen en vond uiteindelijk wat hij zocht. Voorzichtig raapte hij iets van de grond op en stopte het in de doos die hij droeg.
“Zuster Jane zal dit zeker leuk vinden”, zei het konijn. Hij stond op het punt weer op te springen toen hij plotseling iemand hoorde huilen in het bos. Er klonk een snikkend geluid en toen hij om de hoek van een boom keek, zag oom Wiggily een klein meisje op een boomstam zitten. En ze huilde zo hard als ze maar kon huilen!
“Dat is niet het meisje met de sproeten”, zei de konijnenheer tegen zichzelf. “Zij zei dat ze haar sproeten niet erg meer vond, nadat ik haar die mooie gespikkelde vogeleieren had laten zien. Nee, het is niet het meisje met de sproeten. Ik vraag me af wie ze is, en wat er aan de hand is?”
En al snel kwam oom Wiggily erachter, want hij hoorde het snikkende meisje zeggen: “Oh, ik wou dat ik geld genoeg had om er een te kopen! Alle andere meisjes en jongens kunnen een Valentijns-cadeaus kopen voor de juf, maar ik niet! En ze zal denken nu dat ik haar niet leuk vind, maar dat doe ik wel! Oh, Ik wou dat ik ook een Valentijns-verrassing had!”
“Oh mijn lieve hemel, wat akelig”, fluisterde de konijnenheer. “Dat meisje huilt omdat ze geen Valentijns-cadeau voor haar juf heeft!”
Toen keek de konijnenheer naar de doos, gewikkeld in vloeipapier, die hij onder zijn poot droeg – de doos waarin hij iets had gestopt dat hij een tijdje geleden onder de bladeren en sneeuw van het bos had gevonden.
“Zij wil zo graag een Valentijns-cadeau”, mompelde de konijnenheer. “En hier heb ik er een die ik voor zuster Jane heb gemaakt. Ik was van plan het op de trap te leggen om mijn huishoudster te verrassen. Ik ga wel zorgen dat ik haar vertel dat ik dat van plan was.”
“Maar nu heb ik een ander idee. Ja, dat zal ik doen! Ik zal dit meisje mijn Valentijns-verrassing geven”, zei oom Wiggily, plotseling zo enthousiast met zijn roze neus bewegend dat hij bijna achterover kieperde.
Hij keek over de top van de struik waarachter hij was gaan zitten om de Valentijns-verrassing voor zuster Jane in te pakken. Toen huppelde het konijn naar het meisje dat op de boomstam zat, nog steeds snikkend omdat ze geen Valentijns-cadeau voor haar juf had. Het meisje hoorde het geritsel van de poten van Oom Wiggily in de bladeren, toen hij tevoorschijn sprong, en ze keek plotseling op. Toen wreef ze in haar ogen, ze kon nauwelijks geloven wat ze zag.
“Nee, waarom, is het echt waar?” mompelde ze. “Droom ik? Is dit een fee? Een konijnenheer, gekleed in een hoge zijden hoed, en met een rood-wit- blauw gestreepte wandelstok! Oh! Het is niet te geloven, het is oom Wiggily! Het is oom Wiggily uit mijn boek Verhaaltjes-voor het-slapen-gaan! Oh, wat ben ik blij je te zien, lieve oom Wiggily! Kom alsjeblieft naast me zitten op deze boomstam!”
Maar oom Wiggily kon dat niet doen. Hij legde zijn poot op zijn lippen om te laten zien dat hoewel hij kon horen en begrijpen wat het meisje zei, hij niet met haar kon praten. Toen legde hij zijn Valentijns-verrassing naast haar op de boomstam en huppelde snel weg.
“Oh, oom Wiggily! Wacht even! Wacht alsjeblieft even!” riep het meisje, maar de konijnenheer bleef niet.
“Ik moet nu voor zuster Jane een ander Valentijns-cadeau zien te vinden”, zei hij tegen zichzelf, terwijl hij vlug over de bospaden verder huppelde.
Alleen gelaten, opende het meisje de doos die oom Wiggily had achtergelaten. Het was gemaakt van stukjes witte berkenschors, zoals de indianen die gebruikten voor hun kano’s. In het doosje zaten wat takjes van een groenblijvende boom en wat ronde, bruine knoppen van de vijgenboom. En in het midden van de groenblijvende twijgen groeiden enkele mooie roze en witte bloesems van de vroegste bloem van de lente, die te vinden is onder de bladeren en de late sneeuw. Het waren deze vroege lentebloemen waarvoor het konijn naar het bos was gekomen. Dit was zijn Valentijns-verrassing! Nu had hij deze aan het meisje gegeven.
“O, wat lief!” mompelde ze, en ze huilde nu niet meer. “Wat zal juf verbaasd zijn als ik dit op haar bureau leg en haar vertel dat oom Wiggily het aan mij heeft gegeven? Oh kijk, er is ook een versje!”
Dat was er zeker! Het was geschreven op een stuk witte berkenschors, want de dieren gebruiken dat in plaats van papier. Het kleine vers luidde: “Deze twijgjes zijn altijd groen. Ze bloeien altijd voor jou, net zoals mijn hart. De bloesems fluisteren dat ik jouw Valentijn ben. Het is heus WAAR!”
“Ik weet zeker dat de juf dit geweldig zal vinden!” zei het kleine meisje en ze was zo opgewonden dat ze bijna struikelde toen ze naar school rende. Ze danste en sprong in het rond onderweg.
“Kijk eens juf, hier is een Valentijns-cadeau dat oom Wiggily me in het bos heeft gegeven”, zei het kleine meisje tegen haar juf, toen ze helemaal opgewonden en buiten adem bij de school was aangekomen.
“Oom Wiggily? Dat is heel vreemd”, riep de juf uit. “Ik… ik hoop dat je het niet hebt gedroomd”, zei ze tegen het kleine meisje. “Maar de Valentijns-verrassing is in ieder geval echt. En hoe mooi! Het is het allermooiste cadeau dat ik ooit heb gezien!”
Je kunt je natuurlijk wel voorstellen hoe blij het kleine meisje was. Oom Wiggily huppelde door het bos terug naar zijn bungalow, knaagde een stuk witte berkenschors van een boom en krabbelde er, met een verbrand zwart stokje, als potlood, op: “Lieve zuster Jane, dit is mijn Valentijns-verrassing voor jou. Ik hou van jou!”
En toen zuster Jane dat even later op de stoep vond, lachte ze en zei dat het het mooiste Valentijns-cadeau was dat ze zich kon wensen. En toen oom Wiggily vertelde over dat hij de andere Valentijns-verrassing aan het verdrietige kleine meisje had gegeven zei zuster Jane: “Dat heb je weer goed gedaan, Wiggy! En laten we nu, gezellig samen, naar de film gaan!”