Het gezellige huisje van meneer Prik

Er was eens, in de diepste diepten van het Spikkelbos, waar de zonnestralen door het bladerdak gluurden en de dauw op de bladeren glinsterde, een nogal eigenaardig mannetje. Zijn naam was de oude Meneer Prik, hij was een egel die anders was dan alle andere egels.

Meneer Prik had een laagje stekels, zo scherp als naalden, maar hij kon ze nergens in steken als hij een pauze wilde van zijn prikkeligheid. Want zie je, in tegenstelling tot andere egels had hij geen zacht kussen om op te rusten. Zijn neus was zo zwart als de veer van een raaf, wat contrasteerde met zijn dikke, grijze baard die ritselde als de wind blies.

Meneer Prik woonde in een gezellige stronk, knus en warm, aan de overkant van de weg, net voorbij de kabbelende beek en het rode klaverveld. Hij had deze stronk gekozen vanwege de brede en uitnodigende holte, perfect voor een egel van zijn formaat.

Maar Meneer Prik had een probleem. Hij verlangde naar een kussen waar hij zijn spelden in kon steken als hij zich wat minder prikkelbaar wilde voelen. Elke dag waagde hij zich in het Spikkelbos, op zoek naar iets, wat dan ook, dat als speldenkussen kon dienen.

Op een dag, terwijl hij door het bos snuffelde, stuitte hij op een familie konijnen. “Hallo, meneer Prik” piepten ze, hun ogen groot van verbazing. “Wat zoek jij?”

“Ik zoek een kussen voor mijn stekels” legde hij uit. “Weten jullie waar ik er een kan vinden?”

De konijnen, altijd behulpzaam en vriendelijk, stelden voor: “Waarom probeer je niet de veren-weide? Er zijn daar genoeg zachte dingen.”

Terwijl hij de konijnen bedankte, liep meneer Prik richting de weide. Het was een prachtig gezicht, de wei was gevuld met zachte, kleurrijke bloemen die langzaam in de wind heen en weer wapperden als veren. Hij probeerde zijn stekels in de bloemen te steken, maar ze verwelkten onder zijn stekels. En bedroefd verliet hij de weide.

Op de terugweg ontmoette hij een familie eekhoorns. Zij boden hem een stapel gevallen bladeren aan. De bladeren waren knapperig en leuk om in te spelen, maar ze brokkelden af onder zijn stekels. Ze waren niet geschikt als kussen.

Neerslachtig keerde meneer Prik terug naar huis. Maar toen hij zijn stronk binnenging, merkte hij iets op dat hij over het hoofd had gezien. De stronk was bekleed met een dikke laag zacht mos, dat in de loop der jaren daar was gegroeid. Het was groen en zacht, zelfs verrassend zacht.

Met hoop in zijn hart drukte meneer Prik zachtjes zijn stekels in het mos. Tot zijn grote vreugde hield het mos stand en hield het zijn stekels met gemak vast. Het was zacht genoeg om comfort te bieden, maar toch stevig genoeg om niet te verwelken of af te brokkelen. Hij had zijn kussen, vlakbij huis, gevonden!

Vanaf dat moment werd de oude meneer Prik nooit meer zonder een glimlach op zijn gezicht gezien. Zijn stronk werd het meest gastvrije huis in het Spikkelbos. Het was altijd gevuld met vreugde en voor de deur lag het zachtste mos-kussen van het hele bos.

Dit verhaal leert ons dat wat we zoeken soms heel gewoon voor onze neus kan liggen, dichtbij huis. En dat voor elk groot of klein probleem, net als dat van meneer Prik, altijd een oplossing ligt te wachten.


Downloads