De Tovenaar van Oz: De Weg door het Bos (4/24)

Na een paar uur begon de weg hobbelig en ongelijk te worden, en het lopen werd zo moeilijk dat de Vogelverschrikker vaak struikelde over de gele stenen, die hier erg oneffen waren. Soms waren ze kapot of ontbraken ze helemaal, waardoor er gaten achterbleven waar Toto overheen sprong en waar Dorothy omheen liep. Wat de Vogelverschrikker betreft, die had geen hersens, hij liep rechtdoor, stapte zo in de gaten en viel met zijn volle lengte op de harde stenen. Het deed hem echter nooit pijn, en Dorothy tilde hem op en zette hem weer op de been, terwijl hij samen met haar vrolijk lachte om zijn eigen ongeluk.

De boerderijen werden hier lang niet zo goed verzorgd als verder terug. Er waren minder huizen en minder fruitbomen, en hoe verder ze gingen, hoe somberder en eenzamer het land werd.

Om twaalf uur gingen ze langs de kant van de weg zitten, vlakbij een beekje, en Dorothy opende haar mand en haalde er wat brood uit. Ze bood de Vogelverschrikker een stuk aan, maar hij weigerde.

“Ik heb nooit honger,” zei hij, “en het is een geluk dat ik dat niet heb, want mijn mond is geschilderd, en als ik er een gat in zou snijden zodat ik kon eten, zou het stro waarmee ik gevuld ben, eruit komen en dat zou de vorm van mijn hoofd bederven.”

Dorothy bekeek hem nog eens en zag dat dit waar was, dus knikte ze alleen maar en at haar brood.

“Vertel me iets over jezelf en het land waar je vandaan komt” zei de Vogelverschrikker toen ze klaar was met eten. Dus vertelde ze hem alles over Kansas, en hoe grijs alles daar was, en hoe de tornado haar naar dit vreemde land van Oz had gevoerd.

De Vogelverschrikker luisterde aandachtig en zei: “Ik begrijp niet waarom je dit prachtige land zou willen verlaten en terug zou willen gaan naar de droge, grijze plek die je Kansas noemt.”

“Dat komt doordat je geen hersens hebt” antwoordde het meisje. “Hoe somber en grijs onze thuisplekken ook zijn, wij mensen van vlees en bloed zouden daar liever wonen dan in welk ander land dan ook, hoe mooi het daar ook zal zijn. Er is namelijk geen enkele plek zoals thuis.”

De Vogelverschrikker zuchtte.

“Natuurlijk kan ik het niet begrijpen,” zei hij. “Als jullie hoofden gevuld waren met stro, zoals de mijne, zouden jullie waarschijnlijk allemaal op die prachtige plekken wonen, en dan zou Kansas helemaal geen mensen hebben. Het is een geluk voor Kansas dat je hersens hebt.”

“Wil je me niet een verhaal vertellen, terwijl we rusten?” vroeg het kind.

De Vogelverschrikker keek haar verwijtend aan en antwoordde:

“Mijn leven is zo kort geweest dat ik eigenlijk helemaal niets weet. Ik ben pas eergisteren gemaakt. Wat er vóór die tijd in de wereld gebeurde, is mij allemaal onbekend. Gelukkig, toen de boer mijn hoofd maakte, was een van de eerste dingen die hij deed mijn oren erop schilderen, zodat ik hoorde wat er aan de hand was. Er was nog een Dwerg bij hem, en het eerste wat ik hoorde was de boer die zei: Wat vind je van die oren?”

“Ze zijn niet recht”, antwoordde de ander.

“Maakt niet uit”” zei de boer. ‘”Het zijn net zo goed oren,” wat maar al te waar was.

“Nu ga ik de ogen maken”, zei de boer. Dus schilderde hij mijn rechteroog, en zodra het klaar was, merkte ik dat ik met grote nieuwsgierigheid naar hem en naar alles om me heen keek, want dit was mijn eerste glimp van de wereld.

“Dat is wel een mooi oog”, merkte de Dwerg op die naar de boer keek. “‘Blauwe verf is precies goed voor de kleur van de ogen.”

“Ik denk dat ik de andere een beetje groter ga maken”, zei de boer. En toen het tweede oog klaar was, kon ik veel beter zien dan voorheen. Toen maakte hij mijn neus en mijn mond. Maar ik zei niets, omdat ik op dat moment niet wist waar een mond voor was. Ik had het plezier om te zien hoe ze mijn lichaam en mijn armen en benen maakten; en toen ze eindelijk mijn hoofd vastmaakten, voelde ik me heel trots, want ik dacht dat ik net zo goed een mens was als wie dan ook.”

“Deze kerel zal de kraaien snel genoeg laten schrikken,” zei de boer. “Hij ziet eruit als een echte man.”

“Wel, hij is een man,” zei de ander, en ik was het volkomen met hem eens. De boer droeg me onder zijn arm naar het maïsveld en zette me op een hoge stok, daar waar je me vond. Hij en zijn vriend liepen kort daarna weg en lieten mij alleen.”

“Ik hield er niet van om op deze manier in de steek gelaten te worden. Dus probeerde ik achter hen aan te lopen. Maar mijn voeten raakten de grond niet en ik werd gedwongen op die paal te blijven staan. Het was een eenzaam leven, want ik had niets om aan te denken, omdat ik nog maar zo kort geleden was gemaakt. Veel kraaien en andere vogels vlogen het maïsveld in, maar zodra ze mij zagen, vlogen ze weer weg, denkend dat ik een Dwerg was; en dit beviel mij en gaf mij het gevoel dat ik een behoorlijk belangrijk persoon was. Na een tijdje vloog er een oude kraai naar me toe, en nadat hij me aandachtig had aangekeken, ging hij op mijn schouder zitten en zei:

“Ik vraag me af of die boer dacht mij op deze domme manier voor de gek te houden. Elke verstandige kraai zou kunnen zien dat je alleen maar gevuld bent met stro.” Toen sprong hij aan mijn voeten naar beneden en at zoveel maïs als hij wilde. De andere vogels, die zagen dat de kraai niks was overkomen, kwamen ook de maïs eten, dus in korte tijd was er een grote zwerm om me heen.

“Ik werd hier echt verdrietig van, want het liet zien dat ik toch niet zo’n goede Vogelverschrikker was; maar de oude kraai troostte mij en zei: “Als je maar hersens in je hoofd had, zou je een net zo goed mens zijn als ieder van hen, en zelfs een beter mens dan sommigen van hen. Hersenen zijn de enige dingen die de moeite waard zijn in deze wereld, of je nu een kraai of een man bent.”

“Toen de kraaien verdwenen waren, dacht ik hierover na en besloot dat ik mijn best zou doen om wat hersens te bemachtigen. Gelukkig kwam jij langs en trok me van de paal, en uit wat jij vertelt, ben ik er zeker van dat de Grote Oz mij hersens zal geven zodra we in de Stad van Smaragd aankomen.”

“Ik hoop het,” zei Dorothy ernstig, “aangezien je ze graag lijkt te willen hebben.”

“Oh ja; heel graag, het verontrust me” antwoordde de Vogelverschrikker. “Het is zo’n ongemakkelijk gevoel om te weten dat je een dwaas bent.”

“Nou,” zei het meisje, “laten we gaan.” En ze overhandigde de mand aan de Vogelverschrikker.

Er stonden nu helemaal geen hekken langs de weg en het land was ruig en braakliggend. Tegen de avond kwamen ze bij een groot bos, waar de bomen zo groot waren en dicht bij elkaar groeiden dat hun takken elkaar ontmoetten over de weg van gele baksteen. Het was bijna donker onder de bomen, want de takken sloten het daglicht buiten; maar de reizigers stopten niet en gingen het bos in.

“Als deze weg naar binnen gaat, moet hij er ook weer uit komen,” zei de Vogelverschrikker, “en aangezien de Stad van Smaragd aan de andere kant van de weg ligt, moeten we gaan waarheen hij ons ook leidt.”

“Dat begrijpt iedereen,” zei Dorothy.

“Zeker; daarom weet ik het ook,” antwoordde de Vogelverschrikker. “Als er hersenen voor nodig waren om het uit te zoeken, had ik het nooit kunnen zeggen.”

Na ongeveer een uur verdween het licht en strompelden ze voort in de duisternis. Dorothy kon helemaal niets zien, maar Toto kon dat wel, want sommige honden kunnen heel goed zien in het donker; en de Vogelverschrikker verklaarde dat hij net zo goed kon zien als overdag. Dus pakte ze zijn arm vast en slaagde er zo in redelijk goed verder te gaan.

“Als je een huis ziet, of een plek waar we kunnen overnachten,” zei ze, “moet je het mij vertellen; want het is erg oncomfortabel om in het donker te lopen.”

Kort daarna stopte de Vogelverschrikker.

“Ik zie rechts van ons een klein huisje,” zei hij, “gebouwd van boomstammen en takken. Zullen we daarheen gaan?”

“Ja zeker,” antwoordde het kind. “Ik ben erg moe.”

Dus leidde de Vogelverschrikker haar door de bomen tot ze het huisje bereikten, en Dorothy ging naar binnen en vond in een hoek een bed van gedroogde bladeren. Ze ging meteen liggen en met Toto naast haar viel ze al snel in een diepe slaap. De Vogelverschrikker, die nooit moe werd, stond in een andere hoek en wachtte geduldig tot de ochtend aanbrak.


Downloads