De stadshelpers

Er waren eens, in de drukke stad Helpstad, drie zeer belangrijke helpers. Zij waren de vrienden waar iedereen naar opkeek, degenen die ervoor zorgden dat de stad soepel functioneerde. Het waren de sterke politieagent, de stoere brandweerman en de vriendelijke postbode.

De politieagent was groot en gespierd en stond altijd trots rechtop. “Ik ben hier om de mensen te beschermen tegen degenen die kwaad doen”, zei hij vaak. Hij was een vriendelijke reus, altijd klaar om een helpende hand te bieden aan iedereen in nood. Of het nu een kind was dat de weg naar huis was kwijtgeraakt of een oudere persoon die hulp nodig had om de drukke straten over te steken, de politieagent was er altijd.

De brandweerman, stoer en moedig, was altijd bereikbaar. Toen een gevaarlijk vuur de huizen van Helpstad bedreigde, was het de brandweerman die het bestreed. “Van de kelder tot de koepel, ik zal jullie huis beschermen,” verklaarde hij dapper. Vaak riskeerde hij zijn leven om mensen te redden die vastzaten in een hevig vuur. Maar hij klaagde nooit; voor hem was het slechts een deel van het werk.

De postbode, altijd met een glimlach op zijn gezicht, was de brenger van goed nieuws. “Ik heb vrolijke woorden van je dierbare vrienden van vroeger,” zei hij, terwijl hij de post van deur tot deur bezorgde. Er werd altijd reikhalzend uitgekeken naar zijn komst. Het zien van de vreugde op de gezichten van de mensen die op hem wachtten, maakte zijn werk nog meer de moeite waard.

Alle drie, de politieagent, de brandweerman en de postbode, werkten elke dag onvermoeibaar door. Op een mooie dag kwamen ze samen en spraken met de mensen van Helpstad. “Terwijl wij ons werk elke dag doen, vragen wij u om ons op uw manier te helpen”, zeiden ze. “Maak onze last niet zwaarder, maar streef ernaar om uw stadsgenoten van dienst te zijn, net zoals wij ernaar streven om u van dienst te zijn.”


Downloads