Er hing eens, in een klein vrolijk schooltje, gelegen op een heuvel met uitzicht op de stad, een keurige kleine klok. De klok was niet groot, glansde niet en was niet bijzonder. Eigenlijk was de klok heel gewoon. Het had een rond gezicht, glad gepolijst, met cijfers van één tot twaalf langs de randen geschilderd, en twee kleine handjes, een korte en een lange. Toch was zijn plaats in het klaslokaal allesbehalve gewoon.
Van de ochtend tot de laatste bel ging, hing de klok trots aan de muur te tikken. De twee kleine handjes dansten de hele dag rond zijn gezicht en wezen naar de uren en minuten terwijl ze kwamen en gingen. De kleine klok gaf de tijd aan voor lezen, schrijven, rekenen en natuurlijk tussendoortjes en speeltijd.
Terwijl de dagen weken werden, begonnen de kinderen in het klaslokaal iets bijzonders op te merken aan de kleine klok. Hij gaf altijd de juiste tijd aan, zijn wijzers stonden altijd klaar om het uur aan te wijzen, liepen nooit achter, haastten zich nooit vooruit. Sterker nog, zijn gezicht was altijd schoon en helder. Er was geen stof of vuil te zien, alleen een vriendelijke keurige klok die hen elke dag begroette.
Nieuwsgierig geworden door de trouwe dienst en opgewektheid van de klok, wendden de kinderen zich tot hun wijze oude lerares, mevrouw Appelboom, en vroegen: “Hoe houdt de klok zo nauwkeurig de tijd aan en hoe blijft ze zo helderschoon?”
Met een vriendelijke glimlach legde mevrouw Appelboom uit: “De klok, lieve kinderen, is net als ieder van ons. Het geheim van zijn zuivere wijzerplaat en perfecte timing is simpel: hij probeert gewoon altijd te doen wat goed is.”
De kinderen knipperden met hun ogen en hun jonge geest van nog meer nieuwsgierigheid. “Wat bedoel je?” vroeg kleine Lucy, haar ogen rond van verwondering.
“Bekijk het eens zo,” begon mevrouw Appelboom, “de wijzerplaat van de klok blijft schoon, omdat hij nooit kattenkwaad uithaalt. Hij kiest ervoor om hoog aan de muur te blijven hangen, om problemen te vermijden. En zijn wijzers staan altijd klaar om te bewegen op het juiste moment, nooit gehaast, maar ook nooit te langzaam. Het is net alsof je het juiste doet op het juiste moment.”
De kinderen dachten na over haar woorden met geconcentreerde gezichten. Langzaam begon het begrip tot hen door te dringen. Ze beseften dat ze, net als de kleine klok, hun leven schoon en helder konden houden door geen kattenkwaad uit te halen en te doen wat goed was. Ze zouden altijd bereid moeten zijn een helpende hand te bieden, te delen, lief te hebben en voor elkaar te zorgen.