De avonturen van Meneer Cavia

Er was eens, in het hart van een klein en bruisend stadje, een beminnelijke cavia genaamd Meneer Cavia. Meneer Cavia was geen doorsnee cavia, oh nee, hij was echt heel bijzonder! Hij borstelde zijn haar graag naar achteren, net zoals de mensen heel lang geleden over hun haar een pruik droegen. Dit gaf hem een unieke uiterlijk waardoor hij erg opviel tussen alle andere dieren in de stad.

Elke ochtend, na zijn ontbijt met verse groenten, ging Meneer Cavia voor zijn kleine spiegel zitten. Hij nam een kleine borstel en stylede zijn haar zorgvuldig totdat het glad en glanzend was. Met een tevreden piepje trok hij dan zijn favoriete kledingstuk aan: een prachtig vlinderdasje zo blauw als de lucht. Deze das was een geschenk van zijn dierbare vriend, meneer Snorhaar, de kat. Het dasje gaf Meneer Cavia een zeer voornaam gevoel.

Nu had Meneer Cavia ook indrukwekkende bakkebaarden en hij had knopen op zijn favoriete vest die erg groot waren. Zo groot als kroonkurken en zo glanzend als parels. Zijn snorharen waren zo lang als spaghettislierten en zo glanzend als zilveren draden. Hij droeg dit vest elke dag. Dit vest met knopen en zijn lange snorharen maakten Meneer Cavia tot een lust voor het oog.

De mensen van de stad waren dol op Meneer Cavia. Elke dag, als hij zijn dagelijkse wandeling door de geplaveide straten maakte, gekleed in zijn glimmende vest met knopen, zijn hemelsblauwe das om en zijn haar naar achteren geborsteld als bij een pruik van vroeger, stopten ze om naar hem te zwaaien of een praatje te maken.

“Goedendag, Meneer Cavia!” zeiden ze dan, en hij antwoordde met een vrolijk gepiep en zwaaide met het puntje van zijn hoed. Kinderen giechelden en klapten als ze hem zagen, en zelfs de knorrige oude burgemeester glimlachte.

Op een dag kreeg de stad te maken met een verschrikkelijk probleem. De kostbare stadsklok, die werd gebruikt om de tijd aan te kondigen en te waarschuwen voor gevaar, was van zijn plek in de klokkentoren gevallen. De bel was voor iedereen in de stad veel te groot en zwaar om op te tillen.

Toen Meneer Cavia hiervan hoorde, kreeg hij een geweldig idee. Hij gebruikte zijn grote, sterke snorharen om een stevig touw te maken. Met de hulp van zijn vrienden en de stedelingen bonden ze dit touw om de bel. Iedereen in de stad trok en trok, en met een machtige ruk werd de bel weer op de goede plaats getild.

De hele stad juichte, en vanaf die dag was Meneer Cavia niet alleen maar een vriendelijke cavia met een aparte haardos, een hemelsblauwe das, een vest met grote knopen en lange snorharen. Hij was een held!

Vanaf dat moment dachten de stedelingen elke keer als de bel ging, aan hun dappere vriend, Meneer Cavia. En elke keer als Meneer Cavia de bel hoorde, schudde hij een beetje met zijn snorharen, trok zijn hemelsblauwe das recht en borstelde zijn haar naar achteren, om iedereen eraan te herinneren dat, hoe klein je ook bent, je toch geweldige dingen kunt bereiken.


Downloads