Er was eens in een klein dorpje een vrolijk meisje, genaamd Gustava. Ze had een gezellig huis met een mooie veranda, waar ze graag zat en van de warme zon genoot. Eindelijk was de lente aangebroken en de ijspegels onder de dakrand van haar huis smolten snel.
Op een zonnige ochtend zat de kleine Gustava op haar veranda met een scharlakenrode muts op. Ze hield een groene kom gevuld met brood en melk op haar schoot. De kom was versierd met een krans van goudsbloemen, wat haar deed giechelen van plezier.
Terwijl ze daar zat, kwam haar kleine grijze kat, met een roze neus, spinnend en wrijvend tegen haar been, naar haar toe. “Wat is dat?” leek de kat te vragen. Gustava glimlachte en gaf haar wat brood en melk. Net toen de kat klaar was met eten, kwam er een kleine bruine kip door de deur naar binnen. “Goededag!” riep Gustava vrolijk uit, terwijl ze kruimels strooide voor haar nieuwe gevederde vriend.
Plotseling doken er kleine witte duiven uit de lucht neer, hun besneeuwde vleugels fladderden en hun karmozijnrode voeten dansten. “Welkom!” riep Gustava uit, terwijl de duiven gretig naar de kruimels pikten die zij voor hen uitstrooide.
Terwijl ze allemaal genoten van hun maaltijd, verscheen er een kleine Schotse terriër, genaamd Rex, in de deuropening. Zijn staart kwispelde en Gustava lachte: “Wil jij soms ook ontbijten?” Ze zette haar kom op de stenen vloer en Rex likte de resterende melk op. Gustava streelde zachtjes zijn ruige vacht en fluisterde: “Kleine lieve Rex.”
Buiten het huis stonden een mus en een kraai in de smeltende sneeuw en keken hoe het tafereel zich ontvouwde. Gustava zag hen en riep: “Willen jullie niet binnenkomen?” Maar de twee vogels waren te verlegen en bleven buiten, ook al stond Gustava erop dat ze mee zouden doen.
Gustava knielde op de mat, omringd door de duiven, de kip, de hond en de kat. Op dat moment verscheen haar moeder bij de deur, glimlachend bij het zien van haar dochter en haar kleine vriendjes. “Lief dochtertje, ik breng je nog wat,” zei ze, terwijl ze Gustava een verse kom brood en melk aanbood.
Gustava hield van alle wezens, groot en klein. Het voeren van haar dierenvriendjes bracht haar enorme vreugde, en hun gezelschap maakte haar ontbijt des te leuker. En zo vulde de lucht zich met vreugde op die mooie lenteochtend toen de kleine Gustava en haar geliefde vriendinnen samen een heerlijke maaltijd deelden.