Die ochtend had muis Viktor er geen zin meer in. Mooi niet! Niet weer langs alle muren van de kamer lopen om veilig de overkant te halen. Hij was het helemaal zat. Basta! Vanaf nu stak hij recht de kamer over! Dat was toch de kortste route?! Het was de kamer van mevrouwtje Van Horst. Ze woonde op kamer nr. 6.04, op de 6e verdieping van het verpleeghuis Berkenstein. Hij hoefde toch helemaal niet bang te zijn voor een oud vrouwtje? Ze kon niet eens meer uit haar rolstoel komen, waar ze de hele dag in zat.
Mevrouw Van Horst had Viktor ook nog nooit geslagen of weggejaagd. Het was eerder omgekeerd. Meestal als ze zijn spitse snuit om de hoek zag had ze hem meteen geroepen. Om hem de kruimels te voeren die ze afbrak van haar koekjes bij de koffie. Het was zo leuk om haar koekje uit te delen. Dan heeft ze nog wat om te kijken – een echte life-show. ‘Muizen hebben van die grappige staartjes en van die glanzende oogjes.’ Daar hield ze erg van. Ze had Viktor al vaak gelokt met steeds dezelfde woordjes: ‘Oh muisje, je bent mijn lieve meisje’. Dat hoefde niet zo van Viktor, want zo lief voelde hij zich niet – en een meisje was hij zeker niet. Maar, die kruimels waren lekker! Het belangrijkste was dat hij de enige in het hele muizenhol in haar kamer was, die de kruimels durfde te pakken. Zo vlak bij haar rolstoel, midden in de kamer. Want verder gooien lukte mevrouwtje Van Horst niet meer.
Dat langs de muren van de kamer lopen was vanaf vandaag dus voorbij! Basta! Hoe vaak had zijn vader hem vroeger wel niet gezegd! ‘Langs de plinten lopen Viktor, dan val je minder op.’ Nou, dat wist hij niet zo zeker, want de plinten waren donkerbruin en hij was lichtgrijs. Over niet-opvallen gesproken… Viktor stond al klaar om de kamer recht over te steken. Eerst op zijn achterpoten staan, zodat hij wat hoger kon rondkijken. Dan even hoog in de lucht snuffelen om te ruiken of er iemand anders in de kamer was. Nee, het was helemaal veilig; hij rook niets bijzonders! En Viktor zette er meteen een flinke vaart in. Dwars door de kamer rende hij naar de andere muur, waar de tv op een tafeltje stond. Daaronder was het veilig. Alles ging goed, hij was al in het midden van de kamer. ‘Zie je nou wel, pa!’. Alleen het oude vrouwtje keek naar hem, maar dat kon geen kwaad. Dat vond zij gezellig en leuk. Hij zag de t.v. al dichtbij komen en….. Oh nee hé?!
‘Help, een muis. Een muis! Help! Een grijze muis loopt door mijn kamer’, gilde het oude vrouwtje hard vanuit haar rolstoel. En ze begon met haar stok hard op de grond te bonzen. Viktor schrok zich rot en rende snel naar de t.v. waar hij bang en stil onder wegkroop. ‘Kedoeng, kedoeng’ bonkte zijn hart. Want meteen was er een verpleegster met een stevige bezem de kamer binnen gelopen. ‘Waar dan, mevrouw Van Horst, waar is die grijze muis? Waar zit die dan. Wijs hem aan, snel! Dan krijg ik hem nog te pakken’. ‘Ja, maar nu is die al weg.’ hoorde Viktor het vrouwtje zeggen, ‘Het was zo’n hele grote grijze’. En met haar handen maakte ze een grote kom waar een flink konijn in paste. De verpleegster moest lachen.
‘Dat kan niet, mevrouw Van Horst, zo groot zijn muizen niet. En een rat kan het ook niet zijn geweest; want die hebben we hier niet in huis. Dat weet ik zeker’.
De verpleegster wist dat mevrouw Van Horst af en toe in de war kon zijn. Dan zag of hoorde ze vreemde dingen. Laatst reed er nog een tram door de kamer – ze had de bel zo duidelijk gehoord! En hij was ook gestopt voor haar, echt waar! Lijn 7. Ze zag ook soms mensen terug van vroeger, zoals haar moeder. Dan vroeg ze extra koffie met gebak, om dat te vieren. Dat heeft de verpleging toen maar gegeven.
‘Tja, mevrouw Van Horst, dan zal hij wel weer in het muizenhol verdwenen zijn. U moet ook niet zo met uw stok op de vloer tikken, want dan waarschuwt u ze en rennen ze snel weg’. ‘Daarnet zag ik hem nog, daar op de grond. Het was een grijze muis.’ En ze wees naar de kruimels op de vloer waar ze Viktor inderdaad voor het laatst had gezien.
Met bonkend hart stond Muis Viktor achter de stevige poot van de t.v. tafel. Hij was daar veilig, maar zijn hele lijf trilde. Dat had hij nou helemaal niet gedacht van dat ‘lieve’ vrouwtje. Hoe kon ze hem ineens zo verraden? Als die verpleegster nou maar niet ging zoeken. Want het muizenhol waar hij echt veilig
was lag helemaal aan de andere kant van de kamer. En ook daar moesten ze niet achter komen. Want dan wist de hele verpleging dat er een kolonie muizen daar in kamer 6.04 op de 6e verdieping woonde. Dat werd echt een ramp!
Zenuwachtig luisterde hij achter de tafelpoot hoe het verder ging. Maar de verpleegster stapte gelukkig al weer de kamer uit; ze geloofde het verder wel en had het druk. ‘Ik kom straks terug mevrouw Van Horst, voor uw boterham. En dan zet ik ook de tv aan, want er komt een mooi orgelconcert uit de Oude Kerk. Daar houd u toch zo van?!’ Viktor begreep niks meer van dat vrouwtje. De ene keer vond ze hem lief en zat ze hem te voeren met haar koekjes. En tien minuten later riep ze de verpleegster om hem te laten vangen. Viktor voelde zich heel nijdig worden. ‘Je kan geen mens vertrouwen, Viktor’ had zijn vader altijd tegen hem gezegd: ‘Vertrouw mensen nooit; ze hebben altijd de pest aan ons gehad.’ Had pa toch gelijk? Waarom haten mensen toch altijd muizen? Met dit vrouwtje dacht hij voor het eerst dat er ook mensen bestonden die wèl van muizen hielden. Niet waar, dus! Zij was ook niet te vertrouwen! Dat was een wijze les, die hij niet snel zou vergeten. Maar nu moest ie eerst maken dat ie veilig in het muizenhol kwam.
Voorzichtig kroop Viktor een stukje achter de tafelpoot vandaan om rond te kijken. De verpleegster was in ieder geval weg en de deur was dicht. Maar dat gemene vrouwtje had hem al meteen vanuit haar rolstoel weer in de gaten. ‘Ach, lief muisje, daar ben je dus? Je had je verstopt! Je had toch niet weg hoeven kruipen; ik zal je niet opeten hoor, haha… Wacht, hier heb ik nog een paar kruimels voor je. Kom maar tevoorschijn, hoor, ik doe je toch niks?!’. En vanuit haar rolstoel gooide mevrouw Van Horst met haar rimpelig handje weer wat cake kruimels op de grond.
Viktor wist niet meer hoe hij het had. Ja, nu dacht ze zeker dat hij direct die kruimels ging pakken? En als hij daarmee bezig was, riep ze zeker weer die verpleegster met bezem! Zo gek was hij nou ook weer niet, hoor. ‘Ik vertrouw haar voor geen cent’, besloot Viktor, en hij bleef staan achter de dikke tafelpoot. Alleen zijn grijze staart was nog zichtbaar, als je heel goed keek.
Maar ja, die kruimels roken wel heel erg lekker. Hij kreeg er jeuk van in zijn neus. Ze roken zo heerlijk naar amandelen en cake. Viktor was gek op amandelen. En ook de cake rook zo vers – die moest vandaag pas gebakken zijn, dat wist hij zeker. Die lekkere kruimels kon hij toch zeker niet laten liggen? Dan gingen ze nog de stofzuiger in; hij moest er niet aan denken. Dat zou verschrikkelijk zijn. Oh, wat roken ze toch lekker – hij kon ze gewoon niet
laten liggen!
Trillend stak hij zijn neusje omhoog en snoof rond. Nee, er was echt niemand anders in de kamer. Alleen het oude vrouwtje zat in haar rolstoel. Als hij nou heel snel was, dan had hij al een paar kruimels te pakken, zelfs voordat ze haar mond open had. En dan was hij al weer weg; hij wist nu toch de kortste weg naar het muizenhol? ‘Recht door de kamer! Ja pa!’
Viktor kroop achter zijn tafelpoot en rende op de kruimels af die vlak bij het wiel van de rolstoel lagen. Hij greep er een paar in zijn bek en wilde snel naar het muizenhol rennen. Maar o jee – daar zag hij zijn vader bij de ingang staan, met een hele kwaaie snuit. Die had natuurlijk alles gezien. Oh nee, daar had hij nu geen zin in! Hij draaide zich om en rende snel de andere kant van de kamer op, richting tv. Maar hij botste meteen ergens tegen aan; hij schrok zich dood. Want hij was recht tegen de neus van het oude vrouwtje opgelopen. Ze lag daar op de grond, met haar grijze krullen over de vloer. Ze was uit haar rolstoel gevallen. Helemaal stil lag ze – alleen haar ogen bewogen nog en keken hem vragend aan.
‘O jee, wat nou?’, Viktor wist het niet meer. Hij keek wantrouwig om zich heen. Was het een trucje? Hij keek het oude vrouwtje recht aan en zag hoe ze met haar ogen knipperde van de pijn. ‘Nee, dus! Het was echt!’ Wat moest hij nou doen? Ja, hij zag het heel duidelijk! Af en toe sloot het vrouwtje haar ogen van de pijn en deed ze daarna met moeite open om hem vragend aan te kijken. Maar wat wilde ze dan van hem? Ook haar mond bewoog, maar zonder geluid. Ja, hij was maar een gewone muis hoor, geen mens! Ze moest het verder maar uitzoeken met andere mensen. Hij ging eerst zijn kruimels opeten, dat was nu belangrijk. Anders werden die ook oud….
Met zijn linkeroor hoorde hij iets schuiven over de vloer. Het vrouwtje bewoog daar haar vinger. Ze wees naar iets dat ook op de grond was gevallen. Hij zag het liggen naast haar hoofd. Een klein rond doosje met een rode knop erop. Het zat met een koordje vast om haar nek. Viktor begon iets te begrijpen. Zij wilde natuurlijk op die alarmknop drukken, maar dat kon ze niet zelf. Weer keek het vrouwtje hem dringend aan en wees met haar ogen naar het doosje. Nu begreep Muis Viktor wat ze wilde! Hij moest op die rode knop drukken, voor háár. ‘Ja, ik ben gek!’ Dan kwam natuurlijk meteen die verpleegster eraan met bezem; en hup de wc in. Want die had natuurlijk ook zo’n doosje. ‘Ja, dan gooien de mensen je meteen in de wc-pot’, had zijn vader vaak verteld. ‘Dat doen ze met muizen, hier in het verpleeghuis.’ Al heel wat ooms en tantes waren zo dood gegaan. En in zo’n gladde wc-pot verdrink je als muis onherroepelijk. Daar kom je nooit meer uit!
Viktor zag het al helemaal voor zich. Zijn neusharen begonnen meteen te trillen en hij wilde al wegrennen naar het muizenhol. Maar nu zag hij haar hand helemaal slap op de grond liggen en hij hoorde haar zuchten. Haar ogen kreeg ze niet meer open. Ze fluisterde nog zacht een klein woordje met een è
erin – maar dat begreep hij niet.
Zenuwachtig trippelde hij heen en weer voor haar rimpelige oude gezicht. Weer hoorde hij zijn vader: ‘Mensen kan je nooit vertrouwen, hoe lief ze ook lijken. En je kan maar één keer dood.’ Daar had Victor geen zin in, in dood gaan! Hij was jong en hij wilde nog lang leven. Toch keek Victor telkens weer naar die rode knop. Als hij nou wèl drukte en meteen wegrende, dan zou er heel snel iemand komen. Die zag dan meteen het oude vrouwtje op de vloer liggen. Dan gebeurde er tenminste iets. Snel drukken en nog sneller onder de tv duiken Dat was dichtbij. En dan kon hij muisstil van achter de tafelpoot zien wat er verder
gebeurde.
Ach, jee. Nu lag ze helemaal stil met haar ogen gesloten – een paar tranen rolden eruit. Hij moest echt wat doen. Nu! Viktor liep naar het doosje met de rode knop en drukte die met zijn voorpoten naar beneden. Maar de knop zat vast. Er was meer gewicht nodig. Hij kroop met zijn hele muizenlijf boven op de knop. Uit één ooghoek zag hij zijn vader geschrokken kijken. ‘Niet op reageren, Viktor’ zei hij flink tegen zichzelf. En de knop zakte gelukkig naar beneden.
Er klonk meteen een gillende piep uit het doosje. Victor sprong van de knop af, rende snel weg en kroop achter de tafelpoot onder de tv. Veilig verstopt! De deur ging open en een verpleegster rende naar binnen. ‘Mevrouw Van Horst, wat is er aan..’ Maar ze zag al het vrouwtje liggen naast haar rolstoel. De verpleegster holde naar buiten en Viktor hoorde allerlei harde stemmen vanuit de gang aankomen. Het duurde even. Toen kwam er een man in een wit pak binnen, die direct neerknielde bij het oude vrouwtje en haar pols pakte. Er kwamen nog een paar mensen binnen met een brancard. Het oude vrouwtje werd er voorzichtig op gelegd, met een deken over haar heen. Ze had haar ogen nu helemaal gesloten. Snel tilden de mannen de brancard op en liepen met de verpleegster de gang op. De deur viel dicht. Het was helemaal stil in de kamer.
Viktor stond te trillen achter zijn tafelpoot. Hij had alles goed kunnen zien. Het was gelukt; het vrouwtje hadden ze meegenomen. Nu maar hopen dat ze iets voor haar konden doen. Hij had in ieder geval zijn best gedaan. En hij keek even tevreden in de richting van zijn
vader die hoofdschuddend terug keek. Het kon Viktor allemaal niets meer schelen; Hij had gedaan wat hij wilde doen.
Even wist ie niet zo goed wat hij nu wilde. Het was zo vreemd stil in de kamer. Alsof er niks was gebeurd! Waar was hij eigenlijk mee bezig geweest, voordat alles begon? Toen zag Victor de kruimels op de grond liggen. O, ja! Het vrouwtje had ze naar hem gegooid, voordat ze viel. Hij rende er naartoe en begon ze meteen te smikkelen. Ze waren lekker. Erg lekker. Ze smaakten naar amandel en naar romige cake. Hij at zijn buikje rond. En haast hoefde hij niet te maken, want de kamer was stil en de andere muizen durfden niet. Er moest nog veel meer cake zijn, maar ja, dat stond boven op de tafel. Nee, dat ging hem niet lukken. Tegen die gladde tafelpoten kwam hij niet omhoog. Viktor trippelde daarom terug naar het muizenhol. Waar hij vreselijk op zijn kop zou krijgen van zijn vader. Tja, dat moest dan maar. Zijn buik zat in ieder geval vol. Hij likte nog een keer met zijn tong over zijn lippen en proefde de amandel-cake weer.
Een paar dagen later werd mevrouw Van Horst haar kamer weer binnen gereden. Ze werd in haar rolstoel bij de tafel gezet, zoals altijd. Daar zat ze het allerliefste. Ze had nog een flinke blauwe bult op de zijkant van haar hoofd. Maar ze zag er vrolijk uit; haar oogjes glommen een beetje ondeugend. Ze vond het prettig om terug te zijn in haar eigen kamer. Bij de muizen! Want dat wist ze allemaal nog heel goed! Niets was ze vergeten. En het had diepe indruk op haar gemaakt. Zo gauw de verpleegster haar alleen liet keek ze rond of ze de grijze muis ergens zag. ‘Die zou er toch nog wel zijn?’ Ze zag dat de kruimels op de grond allemaal weg waren; dat was een goed teken! Hoe kon ze hem roepen? Op de tafel zag ze het oude stuk cake nog liggen. Ze pakte het op, brak er wat van af en begon het met trillende handen te verkruimelen rondom haar rolstoel.
‘Kom dan lief, klein meisje van me. Kom dan, ik heb wat lekkers voor jou. En voor jullie allemaal, als jullie tevoorschijn durven te komen. Kom maar muizen, er is niemand anders die jullie kunnen zien… ‘. Met haar oude mond maakte ze zacht klokkende geluidjes om Viktor en de andere muizen over te halen. Viktor durfde wel. Hij was blij dat het vrouwtje weer terug was; ze zag er goed uit. Hij kroop uit de ingang van het muizenhol naar haar toe. ‘Daar wonen jullie dus’ riep vrouwtje Van Horst verbaasd, toen ze hem naar buiten zag lopen. ‘Zo dichtbij, en ik heb het nooit geweten. Wat zijn jullie slim! Eigenlijk zijn jullie mijn kleine buren.’ Viktor liep rustig naar de kruimels toe, bij haar voet. Hij keek nog even haar aan en begon dan te smikkelen. Een paar keer piepte hij tussendoor, om de andere muizen over te halen. Ook mevrouw Van Horst maakte haar klokkende geluidjes.
Die dag was het feest voor de muizen. De hele vloer lag vol gestrooid met kruimels. En als het oude vrouwtje een verpleegster hoorde komen, tikte ze snel met haar stok drie keer op de grond. Zodat de muizen op tijd naar het muizenhol konden rennen. Om weer naar de kruimels terug te komen, als de kust veilig was.
‘Mevrouw van Horst, wat eet u toch veel cake sinds u uit uw rolstoel gevallen bent. En wat knoeit u tegenwoordig toch weinig; de vloer is altijd zo schoon. Dat vallen heeft u vreemd genoeg goed gedaan’. Dat zei de verpleegster met een glimlach, toen ze koffie met cake kwam brengen. Het oude vrouwtje zei dan niet veel terug, maar glimlachte vaag terug en knikte. Ze moest eens weten!
Want na de koffie kwamen de muizen al snel. Gezellig! Haar grijze held kwam meestal als eerste. Een muisje dat een oud vrouwtje helpt! Dat gelooft toch niemand? Maar zij wel!