Edith en de bijen

Op een mooie ochtend in juni bedacht een lief klein meisje dat ze de tuin in kon gaan en wat bloemen kon plukken voor een van haar speelkameraadjes, die ziek was en verplicht in huis moest blijven op deze heerlijke geurige zomerochtend. “Tommy krijgt straks de mooiste bloemen uit de tuin,” dacht Edith, terwijl ze haar mandje en snoeischaar pakte en de tuin in rende. Ze zag eruit als een mooie fee of een zonnestraal, die door de rozenstruiken fladderde. Ik denk dat ze zelf eigenlijk de mooiste bloem van de hele tuin was. Haar hart was vol gedachten over Tommy terwijl ze druk aan het werk was. “Ik wilde dat ik iets wist dat Tommy meer plezier zou doen dan wat dan ook,” zei ze tegen zichzelf. “Ik zou hem zo graag gelukkig maken!” en ze ging op de rand van een prachtige fontein zitten om na te denken.

Terwijl ze daar zat na te denken, begonnen twee lieve vogeltjes een bad te nemen in het heerlijke, sprankelende water dat golfde en danste in de zon. Ze doken in het water en kwamen druipend weer naar boven, gingen even op de zijkant van de fontein zitten en doken er dan weer in. Dan schudden ze de heldere druppels uit hun veren en vlogen weg, zoeter zingend dan ooit. Edith dacht dat de vogeltjes net zo genoten van hun bad als haar broertje van dat van hem.

Toen ze naar een verre boom waren gevlogen, zag Edith plotseling een prachtige roze rozenknop, mooier dan ze ooit had gezien. “Oh, wat ben je mooi! riep ze en rende naar de struik waar hij was. Ze boog de tak naar beneden, zodat ze hem beter kon bekijken, toen uit het hart van de roos een klein insect kwam en in haar wang prikte. Het kleine meisje begon luid te huilen en rende naar haar vader, die in een ander deel van de tuin aan het werk was. “Mijn kleine meisje toch”, zei hij, “een bij heeft jou gestoken.” Hij trok de angel eruit en baadde haar gezwollen wang in koud water, terwijl hij haar tegelijkertijd veel interessante dingen vertelde over de prachtige kleine bijen.

“Huil niet meer, mijn kind,” zei haar vader, “ik zal je meenemen naar een vriendelijke heer die veel bijenkorven houdt.”

“Oh, dank je wel vader!” riep Edith, terwijl ze de tranen wegveegde. “Ik ren nu meteen naar huis en maak me klaar.”

De bijenmeester, zoals iedereen de oude man noemde die de bijen hield, was erg blij om zijn kleine huisdieren te laten zien en Edith alles te vertellen wat hij over hen wist. Hij leidde haar naar een korf die geheel van glas was gemaakt, zodat ze de bijen aan het werk kon zien.

“In elke kast zitten drie soorten bijen,” zei de heer. “Die grote bij in het midden is de bijenkoningin. Zij is de belangrijkste bij in de korf. Ze heeft een angel, maar maakt er zelden gebruik van. Die bezige bijtjes zijn de werkbijen. Het was waarschijnlijk een werkbij die jou vanochtend heeft gestoken”, zei de bijenmeester.

Edith bedacht dat ze de werkbij toch niet zo leuk vond als de anderen, maar toen ze hoorde wat een ijverige kleine werkers het zijn, en hoe ze alle zorg voor de jonge bijen op zich nemen, de cellen van was bouwen en de honing binnenbrengen, voelde ze veel meer genegenheid voor hen.

“Wat doen de bijen in de winter als er geen bloemen zijn om honing te verzamelen?” vroeg Edith.

“Ze slapen tijdens de lange, koude winterdagen en worden wakker als de warme lente terugkeert”, antwoordde de vriendelijke bijenmeester.

“Nu,” zei Ediths vader, “kunnen we maar beter gaan, anders zie je Tommy vandaag niet meer.”

Vervolgens bedankte het kleine meisje haar nieuwe vriend hartelijk omdat hij haar zoveel interessante dingen over de bijen had verteld en ze beloofde hem zo vaak mogelijk te komen bezoeken.

“Ik ben nu bijna blij dat het ondeugende bijtje me vanochtend heeft gestoken, want nu heb ik Tommy tenminste echt iets interessants te vertellen”, zei ze tegen haar vader terwijl ze samen naar huis liepen.


Downloads