Maya de Bij en de wonderen van de nacht (10/17)

In de zomer vloog de kleine Maya vol geluk rond en beleefde volop avonturen. Toch miste ze de andere bijen en het koninkrijk. Ze verlangde naar nuttig werk. Bijen zijn eenmaal rusteloos. Maar de kleine Maya was er ook nog niet aan toe om voor altijd in het bijenkoninkrijk te leven. Niet elke bij kan zich goed aanpassen, dit gaat ook zo bij de mensen. We moeten dan oppassen hen niet te veroordelen maar ze een kans geven om zichzelf te bewijzen. Onder hun eigenaardig gedrag zit een diep verlangen naar iets mooiers dan het dagelijks leven.

Kleine Maya was een zuiver en gevoelig wezentje dat oprecht belangstelling had voor alles wat de wereld te bieden had. Toch is het moeilijk om alleen te zijn, zelfs als je gelukkig bent. En hoe langer Maya alleen haar avonturen beleefde, hoe meer ze naar gezelschap ging verlangen. Inmiddels was ze uitgegroeid van een kleine bij tot een prachtig wezen met sterke vleugels en een scherpe angel. En ze was een echte avonturier.

Ze wilde graag iets doen met alles wat ze onderweg geleerd had. Soms wilde ze terug naar de bijenkorf en de koningin om vergeving vragen. Maar haar grote verlangen om de mens te leren kennen, was groter. Volgens haar was niemand intelligenter of machtiger dan de mens. Op een dag zag ze een slapend meisje tussen de bloesems. Maya staarde vol verbazing naar haar en vond haar erg lief. Ze vergat onmiddellijk alle afschuwelijke dingen die ze over de mensen had gehoord.

Na een tijdje kwam er een mug voorbij die groette. “Kijk eens naar dat meisje daar. Kijk hoe goed en mooi ze is”, riep Maya verrukt uit. De mug wierp Maya een verbaasde blik toe, draaide zich toen langzaam om en keek naar het voorwerp van haar bewondering. “Ja het is een goed mens. Ik heb het net geproefd. Ik heb haar gestoken. Kijk, mijn lichaam glanst rood van het bloed.”

Maya schrok. “Zal ze sterven? Waar heb je haar verwond? Hoe kon je dan doen? Je bent een roofdier!”

De mug giechelde: “Ach ik heb alleen maar door haar kousen heen gestoken. Jouw onwetendheid is echt verbazingwekkend. Denk jij echt dat mensen goede wezens zijn? Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die mij vrijwillig een druppeltje bloed gaf.”

“Ik weet niet veel van mensen, dat geef ik toe”, zei Maya.

“Maar van alle insecten hebben jullie bijen het meest te maken met mensen. Dat is een bekend feit.”

“Ik heb ons koninkrijk verlaten”, bekende Maya schuchter. “Ik vond het niet leuk. Ik wilde meer te weten komen over de buitenwereld.”

“En hoe bevalt de buitenwereld? Ik bewonder je wel om je onafhankelijkheid. Ik zou er ook nooit mee instemmen de mensen te dienen.”

“Maar de mensen dienen ons ook!” zei Maya, die het niet kon verdragen dat de mug kritiek had.

“Misschien. Tot welk volk behoor jij?”

“Ik kom van het bijenvolk uit het kasteelpark.”

“Daar heb ik van gehoord. Ik heb respect voor jouw koninkrijk waar pas geleden een opstand was, klopt dat?”, zei de mug.

“Ja”, zei Maya trots. En diep in haar hart voelde ze weer de heimwee naar haar volk en de drang om de koningin te dienen. Ze stelde de mug verder geen vragen meer over de mens. Ze vond de mug maar een brutale juffrouw.

“Ik ga nog een lekker slokje halen”, riep de mug, terwijl ze wegvloog. Maya ging er snel vandoor. Ze kon het niet verdragen om te zien hoe de mug het slapende meisje pijn deed. En hoe kon ze dit doen en zelf niet omkomen? Had Cassandra niet gezegd: “Als je een mens steekt, ga je dood?”

Ondanks deze gebeurtenis was haar verlangen om de mens goed te leren kennen niet gestild. Ze nam zich voor om moediger te zijn en nooit te stoppen totdat ze haar doel had bereikt. Haar verlangen om de mens te leren kennen, zou uitkomen, op een mooiere manier dan ze ooit had kunnen dromen.

Op een warme avond was ze vroeg gaan slapen en werd plotseling middenin de nacht wakker. Toen ze haar ogen open deed zag ze dat dat haar slaapkamer een stille blauwachtige glans had. De glans kwam door de ingang en het leek net een zilverblauw gordijn. Eerst durfde Maya net te kijken. Maar samen met het licht kwam er een heerlijke rust en er klonk een harmonieus geluid. Ze keek naar buiten en de hele wereld leek in de ban van een betovering. De bomen en het gras waren bedekt met een zilveren sluier en alles was gehuld in deze zachte blauwe glans.

“Dit moet de nacht zijn”, fluisterde Maya en ze vouwde haar vleugels.

Hoog in de hemel hing een zilveren schijf waaruit een prachtige glans de wereld in stroomde. Verder zag Maya talloze kleine lichtjes in de hemel. Alles was zo stil en mooi. Ze zag de nacht met de maan en de sterren. Ze had daar wel van gehoord maar het nog nooit gezien. Toen hoorde ze het geluid dat haar gewekt had weer. Een fijn getjilp. Ze kon niet langer in haar kamer blijven en vloog de prachtige nacht in.

Net toen ze verder wilde vliegen in de zilveren nacht zag Maya een gevleugeld wezen op een beukenblad neerstrijken. Het hief zijn hoofd en vleugels naar de maan en daar klonk het zilverachtige getjilp dat Maya al eerder die nacht had gehoord. “Wat prachtig, het klinkt hemels”, fluisterde Maya. Ze vloog naar het blad maar toen ze het blad aanraakte, stopte het getjilp. Er volgde een diepe stilte die bijna griezelig was.

“Goedenacht”, zei Maya beleefd. “Excuseer me voor het onderbreken maar de muziek die jij maakt, is zo prachtig dat ik moest uitzoeken waar het vandaan kwam. De krekel vroeg verbaasd: “Wat voor soort kruipend wezen ben jij? Ik heb nog nooit iemand ontmoet zoals jij.”

“Ik ben geen kruipend insect. Ik ben Maya, van het volk van de bijen.”

“O, van het volk van de bijen. Jullie leven bij de dag, nietwaar? Ik heb van je ras gehoord van de egel. Hij vertelde me dat hij ‘s avonds de dode bijen opeet die uit de korf worden gegooid.”

“Ja”, zei Maya enigszins angstig, “ik heb ook gehoord over de egel, hij komt tevoorschijn als de schemering valt en eet dode insecten. Maar ben jij bevriend met dat beest? Hij is vreselijk ruw.”

“Wij boomkrekels kunnen het prima met hem vinden. Natuurlijk probeert hij ons te vangen maar dat lukt nooit. We plagen hem altijd met veel plezier.”

“Dus je bent een boomkrekel?”, zei Maya.

“Ja, een besneeuwde boomkrekel. Maar nu heb ik geen tijd meer om te praten. Ik moet echt muziek maken. Het is volle maan, een prachtige nacht.”

“De midzomernacht is de mooiste nacht van het jaar”, zei de krekel. “Meer kan ik je niet vertellen, luister maar naar mijn muziek dan zul je het horen.” En de krekel begon weer te tjilpen.

De kleine bij zat stil in de blauwe zomernacht te luisteren en dacht diep na over het leven. Toen viel de stilte. Er klonk nog even een zacht gezoem en Maya zag de krekel het maanlicht in vliegen.

“De nacht maakt een bij ook verdrietig”, dacht ze. Dus ze vloog snel naar haar geliefde bloemenweide. Onderweg zag ze prachtige irissen, langs de beek, die glansen in het maanlicht. Ze daalde neer op één van de blauwe bloembladen.

“Waar stroomt al dat water van de beek naartoe?”, vroeg ze zich af. “Wat weet ik nog weinig van de wereld.”

Plotseling steeg er een fijn stemmetje op, uit de bloem naast haar. Het klonk als een helder belletje en was anders dan alle geluiden die Maya kende. “Wat zou dit nu weer zijn”, dacht de kleine bij. Toen kwam er een klein wezentje uit de bloem tevoorschijn met een lichtgevend lijfje, gekleed in een wit gewaad.

Het wezentje hief haar armen op naar het maanlicht en haar gezichtje begon gelukzalig te stralen. Toen ontvouwden zich twee witte vleugels. Zoiets moois had Maya nog nooit gezien. Het lichtgevende wezentje begon een lied te zingen over de ziel van de dingen die altijd blijft bestaan wat Maya diep in haar hart raakt. Ze moest er zelfs van huilen.

“Wie huilt daar?”, vroeg het witte wezen.

“Ik ben het maar”, stamelde Maya. “Sorry dat ik je stoor.”

“Maar waarom huil je?”

“Misschien gewoon omdat je zo mooi bent. Oh, vertel me, je bent een engel, nietwaar?”

“O nee, ik ben een bloemenelfje. Wat doe jij hier zo laat op de avond nog?”, vroeg de elf terwijl ze de bij vriendelijk aankeek.

Maya vertelde over haar avonturen en waar ze nog naar verlangde. Toen ze klaar was, streelde het elfje haar hoofd en keek haar warm en liefdevol aan. “Wij, bloemenelfen”, legde hij uit, “leven zeven nachten maar we moeten in de bloem blijven waarin we geboren zijn, anders sterven we bij zonsopgang.”

“Schiet dan op, schiet op! Vlieg terug in je bloem!”, riep Maya verschrikt.

Het elfje schudde droevig haar hoofd en zei: ”Het is al te laat. Maar de meeste bloemenelfen zijn blij hun bloem te verlaten omdat er een groot geluk is verbonden met ons vertrek. Voordat we sterven, kunnen wij namelijk de liefste wens vervullen van het eerste wezen dat we ontmoeten. Dus we maken iemand heel blij.”

“Wat geweldig, dan zou ik de bloem ook verlaten.” Het kwam niet bij Maya op dat zij het eerste wezen was dat de elf nu ontmoette. “Ga je daarna dan dood?”, vroeg de bij.

De elf knikte: “We leven tot de dageraad, daarna worden we meegesleurd in de ragfijne sluiers die boven het gras en de bloemen zweven. Het lijkt alsof uit deze sluiers een wit licht schijnt. Dat zijn de bloemenelfen. Als het dag wordt, veranderen we in dauwdruppels. De planten drinken ons en we worden deel van hun groei en bloei totdat we, na een tijdje, weer als bloemenelf uit de bloembladeren komen.”

“Dus ooit was je een andere bloemenelf”, vroeg Maya, vol belangstelling.

“Dat klopt maar ik ben mijn vroegere bestaan vergeten. Wij vergeten alles in onze bloemenslaap.”

“O, wat een mooi lot!”

“Zo gaat het eigenlijk met alle aardse wezens”, zei de elf.

“O, ik ben nu zo gelukkig” riep Maya.

“Maar heb je dan geen wens?”, vroeg de elf. “Ik bezit de kracht om je liefste wens in vervulling te laten gaan.”

“Ik? Ik ben maar een bij. Nee, dat is veel te groots. Dat verdien ik niet dat je zo goed voor me bent.”

“Niemand verdient het goede en het mooie. Het goede en het mooie komen naar ons toe als de zonneschijn”, zei de elf.

Maya’s hartje ging tekeer. O, natuurlijk, ze had wel een wens maar ze durfde het niet te zeggen. De elf leek het te raden en glimlachte wijs.

“Ik zou mensen graag op hun best en mooist willen leren kennen”, zei de kleine bij verlegen.

De elf richtte zich op en keek haar met ogen vol vertrouwen aan. Ze pakte Maya’s hand en zei: “Kom, we vliegen samen. Jouw wens zal uitkomen.”


Downloads