Dr. Dolittle en de Prins (11/21)

Aan de rand van de rivier stopten ze en namen afscheid. Dit duurde wel even, want al die duizenden apen wilden John Dolittle de hand schudden. Daarna, toen de dokter en zijn huisdieren weer verder alleen op pad gingen, zei Polynesië: “We moeten voorzichtig lopen en zacht praten als we door het land van de Jolliginki gaan. Als de koning ons hoort, zal hij zijn soldaten sturen om ons weer te vangen. Hij is vast nog erg boos over de truc die ik met hem heb uitgehaald.”

“Wat ik me afvraag,” zei de dokter, “is waar we een andere boot kunnen vinden om mee naar huis te gaan. Maar ach, misschien vinden we er wel één, die niemand meer gebruikt, op het strand.”

Op een dag, terwijl ze door een dicht bos liepen, ging Chee-Chee vooruit om kokosnoten te zoeken. Maar terwijl hij weg was, verdwaalden de dokter en de rest van de dieren. Zij kenden de junglepaden in de diepe bossen niet zo goed…. Ze zwierven rond en rond, maar konden de weg naar de kust niet vinden. Chee-Chee was vreselijk overstuur toen de anderen nergens meer te zien waren. Hij klom in hoge bomen en keek vanaf de bovenste takken of hij de hoge hoed van de dokter zag. Hij zwaaide en schreeuwde, hij riep alle dieren bij hun naam. Maar het had geen zin. Ze leken helemaal verdwenen te zijn.

En inderdaad ze waren compleet de weg kwijt. Ze waren een heel eind van het pad afgedwaald en de jungle was zo dichtbegroeid met struiken en klimplanten dat ze zich soms nauwelijks konden bewegen. De dokter moest zijn zakmes erbij pakken om zich een weg banen. Ze strompelden door natte, drassige plekken en raakten verstrikt in de planten. Ze haalden hun huid open aan doornen en twee keer raakten ze bijna het medicijnzakje in het kreupelhout kwijt. Er leek geen einde te komen aan hun problemen en nergens was een pad te vinden.

Toen, na vele dagen rond te hebben gezworven, liepen ze, met gescheurde kleren en hun gezichten vol modder, per ongeluk de achtertuin van de koning in. De mannen van de koning kwamen meteen aanrennen en grepen hen.

Dr dolittle

Maar Polynesië vloog, zonder dat iemand het zag, snel in een boom in de paleistuin en verborg zich tussen de bladeren. De dokter en de andere dieren werden naar de koning gebracht.

“Ha, ha!” riep de koning. “Dus je bent weer gepakt dokter! Deze keer zullen jullie niet ontsnappen. Breng ze allemaal terug naar de gevangenis en doe dubbele sloten op de deur. Deze man kan de rest van zijn leven mooi klusjes voor mij doen!”

Dus de dokter en zijn dieren werden weer in de gevangenis opgesloten. En de dokter kreeg te horen dat hij voortaan ‘s morgens moest beginnen met het schrobben van de keukenvloer. Ze waren allemaal erg ongelukkig.

“Dit is echt een vervelend oponthoud,” zei de dokter. “Ik moet echt terug naar de Stad-bij-de-Poel. Die arme zeeman zal denken dat ik zijn schip heb gestolen als ik niet snel thuiskom. Misschien hebben we geluk en zit de gevangenisdeur niet op slot?”

Maar de dikke deur zat stevig op slot. Er was geen enkele kans om eruit te komen. Toen begon Gub-Gub weer te huilen.

Intussen zat Polynesië nog in de boom in de paleistuin. Ze zei niets en knipperde met haar ogen. Dit was altijd een heel slecht teken. Telkens als de papegaai niets zei en met haar ogen knipperde, betekende dit dat er problemen waren en dat ze een manier bedacht om ze op te lossen. Mensen die Polynesië of haar vrienden in de problemen brachten, hadden er achteraf altijd spijt van. Even later zag ze Chee-Chee door de bomen slingeren, nog steeds op zoek naar de dokter. Toen Chee-Chee haar zag, kwam hij in haar boom en vroeg wat er gebeurd was.

“De dokter en alle dieren zijn door de mannen van de koning gevangen en weer opgesloten”, fluisterde Polynesië. “We zijn de weg kwijt geraakt in de jungle en zijn per ongeluk de paleistuin in gelopen.”

“Maar had jij ze niet de weg kunnen wijzen?”, vroeg Chee-Chee; en hij begon de papegaai uit te schelden omdat de papegaai ze had laten verdwalen toen hij zelf op zoek was naar kokosnoten.

“Het was allemaal de schuld van dat domme varken”, zei Polynesië. “Hij bleef van het pad af rennen, op jacht naar gemberwortels. Ik had het zo druk met hem vangen en terugbrengen, dat ik, toen we het moeras bereikten, linksaf ging in plaats van naar rechts. Oh, maar pas op daar komt prins Bumpo de tuin in! Hij mag ons niet zien. Beweeg je niet, blijf waar je bent.”

Prins Bumpo deed het tuinhek open. Onder zijn arm droeg hij een sprookjesboek. Hij slenterde over het grindpad, een droevig lied neuriënd, tot hij bij een stenen bank kwam vlak onder de boom waar de papegaai en de aap verstopt zaten. Toen ging hij op de bank liggen en begon sprookjes voor zichzelf voor te lezen.

Chee-Chee en Polynesië zaten heel stil en keken naar hem. Na een tijdje legde de koningszoon het boek neer en slaakte een vermoeide zucht. “Was ik maar een gouden Prins!” zei hij, met een dromerige, verre blik in zijn ogen. Toen zei de papegaai, pratend met een hoge stem als een klein meisje, hardop: “Bumpo, misschien kan iemand je veranderen in een gouden prins.”

De koningszoon sprong op en keek om zich heen. “Wat hoor ik?”, riep hij verbaasd. “Ik dacht dat daar, in het prieel, het zoete geluid van een zilveren feeënstem klonk! Vreemd!”

“Geachte Prins”, zei Polynesië, zich heel stil houdend zodat hij niet zichtbaar was voor Bumpo, U zegt eervolle woorden van waarheid. Want ik, Tripsitinka, de koningin der Feeën zit in een rozenknop en spreek tot u.”

“Oh vertel me, Feeënkoningin,” riep Bumpo, zijn handen gevouwen van vreugde, “wie kan mij van goud maken?”

“In je vaders gevangenis” zei de papegaai, “zit een beroemde tovenaar opgesloten, genaamd John Dolittle. Hij weet alles over medicijnen en magie, en hij heeft vele machtige en bijzondere daden verricht. Toch laat jouw koninklijke vader hem daar al uren alleen achter in de gevangenis. Ga, in het geheim, naar hem toe, dappere Bumpo, als de zon is ondergegaan. Je zult zien dat je dan de mooiste gouden prins zult worden die een vrouw ooit heeft gehad. Ik heb genoeg gezegd. Ik moet nu terug naar Sprookjesland. Vaarwel!”

“Vaarwel!” riep de Prins. “Duizendmaal dank, goede Tripsitinka!”

En hij ging weer zitten, met een grote glimlach op zijn gezicht, wachtend tot de zon onder zou gaan.


Downloads