De Geweldige Hond En De Wonderbaarlijke Kat

Er was eens een oude tovenaar die lesgaf op een tovenaarsschool in Sprookjesland. Op een dag kreeg hij een vreselijke ruzie met tovenaar Zidoc, het hoofd van de school. Deze was zo boos, dat hij de oude tovenaar de toegang tot de school verbood.

Zidoc vond zichzelf de meest wonderbaarlijke tovenaar in Sprookjesland. De ruzie ontstond omdat de oude tovenaar zich bemoeide met een toverspreuk om kastelen in een oogwenk te vernietigen. Zidoc werd razend omdat hij door de tovenaar werd tegengewerkt.

Dus verliet de oude tovenaar de school en ging op zoek naar een huisje op het platteland.

Nu kwam het zo dat het knusse huisje van fee Jocapa leegstond. Ze zou er voorlopig geen gebruik van maken omdat zij op bezoek was bij haar neef die aan de andere kant van de wereld woonde.

‘Hier zal ik wonen,’ zei de tovenaar. En hij bracht zijn bezittingen naar het huis.

Op een dag maakte de tovenaar een flinke wandeling. Hij ontmoette een boer die zojuist van plan was zijn witte hondje en zwarte katje in het bos achter te laten.

‘We hebben geen geld om ze fatsoenlijk eten te geven,’ zei de boer tegen de tovenaar. ‘In het wild kunnen ze misschien beter voor zichzelf zorgen.’

De tovenaar leek het wel gezellig om een hond en een kat te hebben. Dus gaf hij de boer een aardige som geld om de hond en de kat van hem over te nemen.

Thuis leerde de tovenaar de hond en de kat alle bekende talen, daarna geschiedenis, rekenen, dansen en hoe ze magie konden toepassen. Omdat hij een tovenaar was, kon hij dit natuurlijk gemakkelijker doen dan andere mensen. De hond en de kat werden goedgemanierde, hooggeschoolde dieren.

De geweldige hond en de wonderbaarlijke kat sprookje

Op een dag waren de hond en de kat zo geleerd, dat de tovenaar daar niets meer aan had toe te voegen. Dus vroegen ze hun meester om hen weg te laten gaan om de wereld te zien. De tovenaar vond dat natuurlijk jammer maar begreep hun wens.

Dus zei hij: ‘Nou, beste dieren, als je moet gaan, moet je gaan. Ik moet de fee Jocapa twaalf maanden huur betalen. Ze woont bij haar neef, de Koning van het Land van de Stromende Rivieren. Breng haar het geld en je zult een weg volgen die je langs alle koninkrijken van de hele wereld brengt.’

Daarna namen de hond en de kat afscheid van de tovenaar.

Hun reis over de wereld werd een groot succes. Ze werden al snel erg beroemd om hun geleerdheid. Hogescholen en universiteiten stonden te popelen om ze te ontvangen. Met hun kennis en boeiende toespraken kregen ze talloze ere-onderscheidingen.

verhaal de geweldige hond en de wonderbaarlijke kat

Op een dag bereikten ze het kasteel van de Koning van het Land van de Stromende Rivieren. Met groot respect werden de hond en de kat naar een kamer gebracht. Daar werden ze opgehaald door een blinde dame die ze door donkere gangen naar een andere kamer bracht. Steeds werd er een deur met een sleutel opengemaakt om ze na betreding van de kamer weer achter hen af te sluiten. In de laatste kamer zat fee Jocapa in een grote stoel bij de open haard. In het midden van de kamer zat de koning een boek te lezen bij het licht van vele kaarsen.

Ondanks de zorgvuldige training van de tovenaar in manieren, staarden de kat en de hond naar de koning. Dat was geen wonder, want de koning was betoverd. Zijn gezicht en handen waren knalgroen, vergelijkbaar met het groen van een papegaai.

‘Welkom’, sprak de koning. ‘Ik ben blij dat jullie er zijn. Jullie zijn zo geleerd, mogelijk kunnen jullie me helpen. Jullie zien dat ik ben betoverd. Het is daarom, dat ik hier verborgen in het kasteel leef. Het is nu tien maanden geleden toen ik met mijn koets over een smalle weg langs een rivieroever reed. In tegenovergestelde richting zat een lange, oude man met een tovenaarshoed. Hij schreeuwde dat ik met mijn rijtuig aan de kant moest. Maar ik stond al met mijn rijtuig gevaarlijk dicht bij de afgrond. Ik zei: ‘U ziet dat ik niet verder opzij zal kunnen gaan.’ Hierop raasde de man: ‘Ik zal je leren wat het is om de tovenaar Zidoc te beledigen.’ En zo veranderde mijn gezicht en lichaam in een angstaanjagende groene kleur. Iedereen die me ziet, schrikt zich kapot. Daarom, welgeleerde dame en heer, laat me weten wat ik kan doen om de betovering ongedaan te maken.’

‘De Tovenaar Zidoc is een oude vijand van onze dierbare meester,’ zei de hond, ‘en zijn macht als tovenaar is de grootste in Sprookjesland!’

‘Ik heb al mijn krachten tevergeefs tegen hem geprobeerd,’ zei de Fee Jocapa bedroefd.

‘Laten we nu niet wanhopen,’ zei de kat. ‘Zidoc woont hier vlakbij. We zullen hem opzoeken en kijken of we de koning kunnen helpen.’

Daarna verlieten de hond en de kat het kasteel om op weg te gaan naar het kasteel van Zidoc.

De hond vermomde zich in een zwerfhond en de kat deed alsof ze een zwerfkat was.

Helaas had Zidoc hun plannetje door. Hij werd niet voor niets de grootste tovenaar van Sprookjesland genoemd. En zodoende wachtte hij het stel op en deed net alsof hij van niets wist. De eerste dag ging de hond naar binnen en verstopte zich onder de bank. Hij hoorde dat Zidoc de volgende dag bezoek zou krijgen van de tovenaar Serponel.

‘We moeten ons verstoppen in de kamer waar ze zullen praten. Misschien horen we iets waarmee we de betovering van de koning kunnen opheffen,’ zei de hond.

De volgende dag verstopte de hond zich weer onder de bank. Maar Zidoc wist waar de hond zich had verstopt en bovendien had hij de slechte tovenaar Serponel om hulp gevraagd om de hond en de kat te pakken.

Toen Serponel arriveerde, gingen beide tovenaars naar de kamer waar de hond zich had verstopt.

‘Collega, iets vertelt me dat er een vijand onder de bank verborgen zit,’ sprak Zidoc tot Serponel, ‘Ik zal hem mijn toverstaf laten voelen!’’

Nu had Zidoc een toverstaf waarmee je met een tik gedood kon worden. De hond wist dat en werd heel erg bang. Zidoc trok de bank opzij, maar de hond wist op het nippertje aan de slag met de stok te ontwijken. Daar kwam de kat via het raam naar binnen geschoten. Ze klom op de rug van Zidoc om daar haar nagels in te zetten. Zidoc schrok daar zo van, dat hij zijn stok liet vallen. De hond slaagde erin Serponel in zijn enkel te bijten.

Zidoc sprak een spreuk uit waardoor de kamer zich vulde met duisternis. Direct daarna veranderde hij zichzelf en Serponel in hetzelfde gedaante als de kat en de hond. Hij dacht voor elkaar te krijgen dat de kat de verkeerde hond zou volgen en de hond de verkeerde kat. Als ze dan ver van elkaar gescheiden waren, zouden Zidoc en Serponel de beestjes doden.

Toen de duisternis opklaarde, gingen ze in plaats van te vluchten de uitdaging aan. De echte hond ging met de valse hond vechten en de echte kat met de valse kat. Zidoc werd een aantal keren zwaar gekrabd en bracht opnieuw duisternis in de ruimte. Daarna ontstond er grote verwarring. De echte kat zat nu achter de echte hond aan, terwijl Serponel die de valse witte hond was, Zidoc achtervolgde. Het was een hele heisa daar in het kasteel.

De echte kat raakte uitgeput en klom in een grote boom.

‘Wel, mijn leerlingen! Wat een ongehoorzaamheid om je zo te gedragen! Stop nu meteen met dat geruzie.’

De dieren draaiden zich om en zagen hun meester, de oude tovenaar. Hij had zich zorgen gemaakt over hun lange afwezigheid en was hen gaan zoeken. Nu hadden ze door dat ze met elkaar aan het vechten waren.

Ze zagen door de ramen van het kasteel dat de valse hond nog steeds de valse kat achtervolgde.

Een triomfantelijke glimlach verscheen op het gezicht van de oude tovenaar. Hij deed een toverspreuk. Het was de toverspreuk om kastelen in een oogwenk te vernietigen.

Het kasteel stortte in en begroef in de val de twee slechte tovenaars.

Hierna keerden de hond en de kat met de tovenaar terug naar het paleis van de betoverde koning. Deze kwam zelf naar de kasteelpoort om ze binnen te laten. De vernietiging van Zidoc had de betovering tenietgedaan. De koning had zijn oorspronkelijke kleur terug!

Er werd een groot feest gegeven en daarna ging de tovenaar met zijn dieren naar huis waar ze nog lang en gelukkig leefden.


Downloads