Alice in wonderland: de Kreeftendans (10/12)

De Nepschildpad zuchtte, keek naar Alice en probeerde iets te zeggen, maar een minuut of twee verstikte zijn stem door snikken. “Het klinkt hetzelfde als toen hij een bot in zijn keel had,” zei de Griffioen en ging aan het werk om hem door elkaar te schudden en in zijn rug te stompen. Eindelijk hervond de Nepschildpad zijn stem en met tranen op zijn wangen vervolgde hij: “Misschien heb je niet veel in de zee geleefd” – (“Dat heb ik inderdaad niet,” zei Alice) “dus je kunt niet weten hoe mooi een kreeftendans is!”

“Nee,” zei Alice. “Wat voor soort dans is het?”

“Wel,” zei de Griffioen, “je vormt eerst een rij aan de kust -“

“Twee lijnen!” riep de Nepschildpad. “Zeehonden, schildpadden, enzovoort; als je dan alle kleine vissen uit de weg hebt geruimd…”

“Dat kost wat tijd”, zei de Griffioen.

“Je gaat twee keer naar voren…”

“Ieder met een kreeft aan zijn zijde!” riep de Griffioen.

“Natuurlijk,” zei de Nepschildpad, ga twee keer naar voren…”

“Wissel om en kom op dezelfde manier terug,” zei de Griffioen.

“Dan, weet je,” ging de Nepschildpad verder, “gooi je de…”

“De kreeften!” schreeuwde de Griffioen, met een sprong in de lucht.

“Zo ver de zee in als je kunt…”

“Zwem voor ze uit,” schreeuwde de Griffioen.

“Maak een koprol in de zee!” riep de Nepschildpad.

“En weer omwisselen!” schreeuwde de Griffioen zo hard hij kon.

“Dan terug naar het land, en dat is al het eerste deel,” zei de Nepschildpad.

Zowel de Griffioen als de Nepschildpad hadden al die tijd als gekken rondgesprongen. Nu gingen ze heel verdrietig en stil zitten en keken naar Alice.

“Het moet een mooie dans zijn,” zei Alice.

“Wil je er wat van zien?” vroeg de Nepschildpad.

“O ja,” zei ze.

“Kom, laten we het eerste deel proberen!” zei de Nepschildpad tegen de Griffioen. “We kunnen het zonder kreeften, weet je. Wie zal er zingen?”

“Oh, zing jij maar” zei de Griffioen. “Ik ken de woorden niet.”

Dus dansten ze om Alice heen, af en toe op haar tenen trappend als ze te dichtbij kwamen. Ze zwaaiden met hun voorpoten om de tijd aan te geven, terwijl de Nepschildpad een vreemd soort lied zong, waarvan elk couplet eindigde met deze woorden:

‘Wil je wel, wil je niet, wil je wel, wil je niet, mee doen met de dans?
‘Wil je wel, wil je niet, wil je wel, wil je niet, mee doen met de dans?

“Dank je, het is een fijne dans om naar te kijken,” zei Alice, blij dat het eindelijk voorbij was.

“Nu,” zei de Griffioen, “vertel ons eens wat jij in je leven hebt gezien en gedaan.”

“Ik zou jullie kunnen vertellen over alle vreemde dingen die ik tot nu toe heb gezien,” zei Alice, met enige twijfel of ze het wel wilden horen.

“Oké, vertel maar,” riepen ze allebei.

Dus Alice vertelde hen wat ze die dag had meegemaakt, vanaf het moment dat ze het Witte Konijn voor het eerst zag. Ze kwamen heel dichtbij haar, één aan elke kant, en bleven stil zitten tot ze bij het gedeelte kwam waar ze een gedicht probeerde op te zeggen en de woorden er allemaal verkeerd uitkwamen. Toen haalde de Nepschildpad diep adem en zei: “Dat is nogal vreemd!”

“Het is allemaal zo vreemd als het maar zijn kan,” zei de Griffioen.

“Het ging allemaal mis!” zei de Nepschildpad, terwijl hij diep in gedachten leek te zijn. “Ik zou graag horen dat ze nu iets probeert te zeggen. Zeg haar dat ze moet beginnen.” Hij keek naar de Griffioen alsof hij dacht dat hij het recht had om Alice te laten doen wat ze wilde.

“Sta op en zeg het gedicht op”, zei de Griffioen.

“Wat proberen ze toch steeds iemand dingen te laten doen!” dacht Alice. “Ik kan net zo goed meteen op school zijn.” Ze stond op en probeerde het te herhalen, maar haar hoofd was zo vol van de Kreeftendans, dat ze niet wist wat ze zei, en de woorden kwamen allemaal heel vreemd over.

“Zo zei ik het niet toen ik een kind was,” zei de Griffioen.

“Nou, ik heb het nog nooit eerder gehoord,” zei de Nepschildpad, “maar het slaat helemaal nergens op.”

Alice sprak niet; ze ging zitten met haar gezicht in haar handen en dacht: “Zullen de dingen nooit meer zijn zoals vroeger?”

“Ik zou graag willen dat je vertelt wat het betekent,” zei de Nepschildpad.

“Dat kan ze niet,” zei de Griffioen. “Ga door met het volgende couplet.”

“Maar zijn tenen?” ging de Nepschildpad verder. “Hoe kon hij ze met zijn neus naar buiten draaien, weet je?”

“Ga door met het volgende couplet,” zei de Griffioen nogmaals; “het begint – Ik kwam langs zijn tuin- “

Alice dacht dat ze maar moest doen wat haar was opgedragen, hoewel ze er zeker van was dat het allemaal verkeerd zou aflopen, dus ze ging door.

“Wat heeft het voor zin om al die dingen te zeggen!” kwam de Nepschildpad tussenbeide, “als je niet vertelt wat het betekent als je verder gaat? Ik zeg je dat het allemaal onzin is.”

“Ja, ik denk dat je net zo goed kunt stoppen,” zei de Griffioen, en Alice was maar al te blij om dat te doen.

“Zullen we de Kreeftendans nog een keer proberen?” ging de Griffioen verder, “of wil je dat de Nepschildpad een liedje voor je zingt?”

“Oh, een liedje alsjeblieft, als de Nepschildpad zo vriendelijk zou willen zijn,” zei Alice met zoveel enthousiasme dat de Griffioen zijn hoofd achterover gooide en zei: “Hm! Nou, ieder naar zijn eigen smaak. Zing maar “Schildpadsoep” voor haar, als je wilt oude kerel.”

De Nepschildpad slaakte een diepe zucht en begon met een stem verstikt door snikken zijn lied, maar net op dat moment klonk de kreet “De rechtszaak is begonnen!” en werd van ver gehoord.

“Kom op,” riep de Griffioen. Hij nam haar bij de hand, rende weg en wachtte niet meer om het lied te horen.

“Welke rechtszaak is het?” Alice hijgde terwijl ze rende, maar de Griffioen zei alleen: “Kom op!” en rende nog steeds verder, zo snel als hij kon.


Downloads