Schippeitaro

In Japan was het vroeger gebruikelijk dat een jongen, als hij de volwassen leeftijd bereikte, het ouderlijk huis verliet om op zoek te gaan naar avonturen. Soms ontmoette een jongen een andere jongen, die met hetzelfde bezig was. Het was de gewoonte dat ze met elkaar op een vriendschappelijke manier gingen vechten, als jonge krijgers. Dat was dan alleen maar bedoeld om te bewijzen wie de sterkste was. Maar soms had de tegenstander kwade bedoelingen. Dan kon het gevecht dodelijk gevaarlijk zijn.

Op een dag vertrok een jonge krijger uit zijn geboortedorp op zoek naar avontuur. Hij zwierf lange tijd rond tot hij een hoge berg in de verte zag en vond dat hij daar maar eens moest kijken. De weg ernaartoe was zwaar. Er moesten grote rivieren worden overgestoken en enorme rotsen worden beklommen. Maar de jongen vond het niet erg, want hij voelde zich erg dapper. Op een gegeven moment raakte hij verdwaald in een groot, magisch bos. Het maakte niet uit welk pad hij koos, hij kwam steeds weer op dezelfde plek terug: bij een klein kerkje.

Doodmoe van het dolen in het bos, besloot de jongen er te slapen. Het was stil in het bos. Maar om middernacht schrok de jongen wakker van een oorverdovend lawaai. Hij keek voorzichtig tussen de houten pilaren van het kerkje naar buiten. Daar zag hij een aantal verschrikkelijke katten die woest aan het dansen waren en daarbij afschuwelijk gekrijs lieten horen. De jongen hield zijn adem in, want het zou niet best zijn als de katten hem zouden zien. Hij dacht dat hij tussen het geschreeuw hen hoorde zeggen: “Vertel het Schippeitaro niet! Houd het verborgen en geheim! Vertel het Schippeitaro niet!” Een uur later waren ze allemaal verdwenen en de jongen viel kort daarna weer in slaap.

De volgende ochtend werd hij wakker en hij voelde zich erg hongerig. Dus ging hij snel op pad om eten te zoeken. Hij liep een zijpad in en zag er voetafdrukken van mensen. Hij volgde de voetsporen in de hoop dat hij iets kon vinden waar hij eten kon krijgen. Het pad kwam uit bij een plek waar een aantal hutjes stonden. Achter de hutten lag een dorp.

De jongen stond op het punt zich naar het dorp te haasten, toen hij een vrouwenstem uit één van de hutten hoorde. Ze huilde en ze vroeg de mannen om medelijden en haar te helpen. Het geluid van haar nood deed hem vergeten dat hij honger had, en hij snelde de hut in. Hij vroeg de mannen wat er aan de hand was. De mannen zeiden dat al dit verdriet werd veroorzaakt door de Geest van de Berg, aan wie ze verplicht waren elk jaar een meisje uit het dorp te offeren.

“Vanavond zal het monster komen om het meisje op te eten. Het meisje wat je hebt gehoord, is het meisje dat geofferd zal worden,” zeiden de mannen. Ze zou in een offerkist worden vastgebonden en naar het kerkje in het bos gebracht worden.

De jongen werd vervuld met een groot verlangen om het meisje te redden van haar vreselijke lot. Het kerkje moest wel het kerkje zijn waar hij de nacht had doorgebracht. Hij dacht na en herinnerde zich wat hij de katten had horen zeggen. “Wie is Schippeitaro?” vroeg hij de mannen.

“Schippeitaro is de grote hond die eigendom is van de opzichter van onze prins,” zei een van de mannen. Hij woont niet ver weg.” Ze begonnen te lachen om de vraag, die hun zo vreemd en nutteloos leek.

De jongen lachte niet mee, maar verliet de hut en liep rechtstreeks naar het huis van de opzichter. Hij smeekte de man of hij de hond voor één nacht mocht lenen. De opzichter wilde er eerst niets van weten, maar gaf uiteindelijk toch zijn hond mee. De jongen beloofde de hond de volgende dag terug te brengen. Hierna liep hij naar de hut waar het meisje woonde en smeekte de ouders haar veilig ergens op te sluiten. Hij zette vervolgens Schippeitaro in de kist en bracht deze vervolgens naar het kerkje. Daar verstopte hij zich tot de Geest van de Berg zou verschijnen.

Om middernacht, toen de volle maan boven de top van de berg verscheen, verschenen de katten in het kerkje en ze gingen dansen en vulden het heilige gebouw met gegil en geschreeuw. In het midden bevond zich een enorme zwarte kat die hun koning leek te zijn. De jongen vermoedde dat dit de Geest van de Berg was. Het monster keek gulzig om zich heen en zijn ogen fonkelden toen hij de kist zag. Hij sprong hoog in de lucht van verrukking. Hij naderde de kist en maakte het deksel los.

Maar in plaats van zijn tanden te zetten in de nek van een mooie maagd, zette Schippeitaro zijn tanden in de kat vast en de jongen stak hem dood met zijn zwaard. De andere katten waren zo in shock over de wending die de dingen hadden genomen, dat ze vergaten weg te rennen. De jongen en de hond konden er nog een paar doodden voordat ze eraan dachten er vandoor te gaan.

Bij zonsopgang werd de dappere hond teruggebracht naar zijn baas en vanaf dat moment waren alle meisjes in het dorp veilig. Nog tot de dag van vandaag wordt hier elk jaar een feest gehouden ter herinnering aan de jonge krijger en de hond Schippeitaro.


Downloads