Deel 9: Mijn vader maakt een brug

Mijn vader liep heen en weer langs de oever en probeerde een manier te bedenken om de rivier over te steken. Hij vond een hoge vlaggenmast met een touw dat naar de andere kant liep. Het touw ging door een lus aan de bovenkant van de paal en vervolgens langs de paal en rond een grote slinger. Een bordje op de slinger zei:

OM DRAAK OP TE ROEPEN, TREK AAN HET TOUW
MELD WANORDELIJK GEDRAG
AAN DE GORILLA

Van wat de kat mijn vader had verteld, wist hij dat het andere uiteinde van het touw om de nek van de draak was gebonden, en hij had meer dan ooit medelijden met de arme draak. Als hij aan deze kant was, zou de gorilla zijn vleugels draaien tot het zo’n pijn deed dat hij naar de andere kant zou moeten vliegen. Als hij aan de andere kant was, zou de gorilla aan het touw trekken totdat de draak zou stikken of terug zou vliegen naar deze kant. Wat een rottig leven voor een babydraak!

Mijn vader wist dat als hij de draak zou roepen om over de rivier te komen, de gorilla hem zeker zou horen, dus hij dacht erover om de paal te beklimmen en over het touw naar de overkant te gaan. De paal was erg hoog, en zelfs als hij de top zou kunnen bereiken zonder gezien te worden, zou hij er helemaal overheen moeten klimmen. De rivier was erg modderig en er konden allerlei onvriendelijke dieren in leven, maar mijn vader kon geen andere manier bedenken om over te steken. Hij stond op het punt op de paal te klimmen toen hij, ondanks al het lawaai dat de apen maakten, een luide plons achter zich hoorde. Hij keek om zich heen in het water, maar het was nu schemering en hij kon daar niets zien.

‘Ik ben het, krokodil’, zei een stem links. ‘Het water is heerlijk en ik heb zo’n trek in iets zoets. Kom je niet even zwemmen?’

Een bleke maan kwam achter de wolken vandaan en mijn vader kon zien waar de stem vandaan kwam. De kop van de krokodil stak net uit het water.

‘O nee, dank u’, zei mijn vader. ‘Ik zwem nooit na zonsondergang, maar ik heb je wel iets zoets te bieden. Misschien wil je een lolly en misschien heb je vrienden die ook lolly’s willen?’

‘Lolly!’ zei de krokodil. ‘Nou, dat is een traktatie! Hoe zit het, jongens?’

Een heel koor van stemmen riep: ‘Hoera! Lollies!’ en mijn vader telde maar liefst zeventien krokodillen met hun kop net uit het water glurend.

‘Dat is prima’, zei mijn vader terwijl hij de twee dozijn roze lolly’s en de elastiekjes tevoorschijn haalde. ‘Ik plak er hier een op de oever. Lollies gaan langer mee als je ze uit het water houdt, weet je. Nu mag één van jullie deze hebben.’

De krokodil die het eerst had gesproken, zwom naar boven en proefde ervan. ‘Heerlijk, machtig lekker!’ zei hij.

‘Als je het niet erg vindt’, zei mijn vader, ‘zal ik dan gewoon over je rug lopen en nog een lolly vastmaken aan het puntje van je staart met een elastiekje. Dat vind je niet erg toch? Of wel?’

‘Oh nee, geenszins’, zei de krokodil.

‘Kun je je staart een beetje uit het water halen?’ vroeg mijn vader.

‘Ja, natuurlijk’, zei de krokodil en hij hief zijn staart op. Toen rende mijn vader over zijn rug en maakte nog een lolly vast met een elastiekje.

‘Wie is de volgende?’ zei mijn vader, en een tweede krokodil zwom naar boven en begon aan die lolly te zuigen.

‘Jullie heren kunnen veel tijd besparen als jullie gewoon aan de overkant van de rivier gaan staan’, zei mijn vader, ‘en ik ga jullie allemaal een lolly geven.’

Dus de krokodillen stonden in een rij aan de overkant van de rivier met hun staart in de lucht, wachtend tot mijn vader de rest van de lolly’s zou vastmaken. De staart van de zeventiende krokodil reikte net aan tot de overkant…


Downloads