Maya had iets opmerkelijks geleerd. Het gebeurde ‘s middags bij een oude regenton. Ze zat tussen de geurende vlierbloesems en er vloog een roodborstje boven haar hoofd. Het beestje was erg lief en vrolijk en Maya vond het jammer dat ze geen vrienden konden worden. Het probleem was dat ze te groot waren en ze aten je op. Ze had zich verstopt in het hart van de vlierbloesem toen ze plotseling iemand hoorde zuchten. Toen ze zich omdraaide, zag ze het vreemdste wezen dat ze ooit had gezien. Hij moest minstens honderd poten aan elke kant van zijn lichaam hebben, dacht ze. Hij was ongeveer drie keer zo groot als zij, en hij was slank en had geen vleugels.
“Lieve help”, riep Maya geschrokken. “Jij kunt zeker erg hard rennen.”
De vreemdeling wierp haar een peinzende blik toe. “Ik betwijfel het”, zei hij. “Ik betwijfel het. Er is ruimte voor verbetering. Ik heb teveel benen. Zie je, voordat al mijn benen in beweging kunnen worden gezet, gaat er teveel tijd verloren. Ik realiseerde me dit vroeger niet en wenste vaak dat ik wat meer benen had. En mijn wens kwam uit. Maar wie bent u?”
Maya stelde zich voor. De ander knikte en bewoog een paar van zijn benen.
“Ik ben Thomas, van de familie Duizendpoot. We worden door iedereen uit de wereld bewonderd. Geen enkel ander dier heeft zoveel poten. Acht is hun limiet voor zover ik weet.”
“Je bent enorm interessant. En je kleur is zo vreemd. Heb je een gezin?”
“Nee, waarom zou ik? Wat heb ik aan een gezin. Wij duizendpoten kruipen uit het ei en dan is het klaar. Als wij niet op eigen benen kunnen staan, wie dan wel?”
“Natuurlijk”, zei Maya peinzend, “maar heb je geen vrienden?”
“Nee, lief kind. Ik verdien mijn brood en ik twijfel.”
“Oh! Waar twijfel je aan?”
“Ik ben twijfelend geboren. Ik moet twijfelen.”
Maya staarde hem verbaasd aan. Wat bedoelde hij toch met dat twijfelen? Ze wilde het graag weten maar wilde ook geen onbeleefde vragen stellen.
“Ten eerste betwijfel ik of je de goede plek hebt gekozen om uit te rusten. Weet jij niet wat daar in die grote wilg zit?”, zei Thomas.
“Nee”.
“Zie je, ik betwijfelde het al of je het wist. Het horzel-fort is daar.”
Maya werd een beetje bleek en viel van schrik bijna van haar tak. Ze vroeg waar het horzel-fort precies was.
“Zie je daar die oude nestkast voor spreeuwen, bij de stam van de wilg? De deur van dat vogelhuis is niet naar zonsopgang gericht, dus er komt geen enkele vogel. Dus de horzels zijn erin gaan wonen. De horzels zijn wel echte boeven die het op de bijen voorzien hebben. Ik heb dat allemaal gezien.”
Maya keek een beetje angstig naar het horzel-fort. “Het is beter als ik er vandoor ga”, zei ze. Maar het was te laat. Achter zich hoorde ze een gemeen lachje en ze voelde dat ze in haar nek gegrepen werd.
Thomas liet al zijn benen tegelijk los en tuimelde halsoverkop, door de takken, in de regenton. “Ik betwijfel of je wegkomt”, riep hij. Maar de arme Maya hoorde het niet meer.
Ze kon haar aanvaller eerst niet zien maar zag plotseling een groot hoofd met lange scharen boven zich. Ze dacht eerst dat het een enorme wesp was maar toen herinnerde ze zich dat het een horzel was. De horzel was prachtig zwart-geel gestreept en was zeker vier keer groter dan zij. Maya, die erg geschrokken was, riep zachtjes om hulp. “Roep maar om hulp, meisje”, zei de horzel op honingzoete toon. “Maar ik heb geen idee of er iemand komt”, zei hij terwijl hij onheilspellend glimlachte.
“Laat me gaan”, riep Maya. “Laat me gaan of ik steek je in je hart.”
“Meteen in mijn hart? Erg dapper. Maar daar is later tijd voor.”
Toen werd Maya woedend. Ze verzamelde al haar kracht, en terwijl ze een schelle strijdkreet liet horen, richtte ze haar angel tegen het midden van de borst van de horzel. Maar tot haar verbazing boog de angel en ging niet door de borst van de horzel. Zijn pantser was te hard voor haar angel. Nu keek de horzel ook boos.
“Ik zou je kunnen straffen en in je kop kunnen bijten maar ik breng je liever heel naar onze koningin.”
Dus de horzel vloog met Maya de lucht in en ging rechtstreeks naar het horzel-fort. Maya vond het zo eng en zo erg dat ze onderweg flauw viel. Toen ze weer bijkwam, zat ze in het halfduister op een plek waar het vies rook. Ze zat in de horzel-gevangenis. Ze wilde huilen maar de tranen wilden niet komen.
“Gelukkig, ik ben nog niet opgegeten maar dat kan wel gebeuren”, dacht ze bevend.
Buiten hoorde ze stemmen en er scheen een beetje licht door een smalle spleet. Horzels maken hun muren niet van was, zoals bijen doen, maar van een droge massa die op een soort papier lijkt. Ze maakte zich erg veel zorgen over wat er verder met haar zou gebeuren en begon zacht te jammeren. Weer hoorde ze stemmen aan de andere kant van de muur. Ze gluurde door de spleet. Ze zag een enorme zaal, vol horzels, die schitterend werd verlicht door een aantal gevangen glimwormen. In het midden zat de horzel-koningin op een troon. Er werd een belangrijke vergadering gehouden. Als ze niet zo bang was geweest voor de horzels, dan hadden hun kracht en grootsheid zeker indruk op haar gemaakt. Het was de eerste keer dat ze dit insectenras zag.
Een horzel-sergeant liep rond en beval de glimwormen zoveel mogelijk licht te geven. Toen hoorde Maya de koningin zeggen: “Goed we zullen ons houden aan de afspraken die we hebben gemaakt. Morgen zullen onze krijgers uitrukken voor een aanval op de bijenstad in het kasteelpark. De bijenkorf moet geplunderd worden en de bijen moeten gevangen genomen worden. Degene die koningin Helen VII vangt en haar levend bij mij brengt, zal tot ridder worden benoemd. Wees moedig en breng mij de rijke buit. Hierbij is de vergadering afgelopen.”
De horzel-koningin stond op van haar troon en verliet de zaal vergezeld door haar lijfwacht.
“Mijn land”, snikte Maya, “en al mijn lieve bijen”. Ze was wanhopig en wilde het uitschreeuwen.” Niemand kan mijn volk waarschuwen. Ze zullen aangevallen worden terwijl ze slapen. Ik hoop dat er een wonder gebeurt”.
In de hal gingen de lichtjes van de glimwormen nu uit. En geleidelijk aan werd het stil in het fort. Niemand leek nog aan Maya te denken. Buiten meende ze het nachtlied van krekels te horen maar zij zat opgesloten in het donker, in de horzel-gevangenis.