Maya de Bij in gevecht (16/17)

In het bijenkoninkrijk heerste grote opwinding. De korf rommelde en zoemde. Alle bijen waren woedend en klaar om hun oude vijand te ontmoeten en te bevechten tot de laatste snik. Toch was er geen wanorde. Alles werd volgens de regels in gereedheid gebracht en elke soldaat kende zijn plicht en was op de juiste tijd en plaats.

Op de oproep van de koningin om de ingang te verdedigen, bood een groep bijen zich aan. Een aantal van hen werd bevolen te kijken of de vijand al naderde. De horzels waren in aantocht. De hele bijenkorf was stil. Bij de ingang stonden soldaten in een rij opgesteld. Ze waren trots en beheerst. Niemand sprak. De hele korf leek in een diepe slaap te zijn gevallen. Bij de ingang was de laag bijenwas zo dik dat het gat bijna gehalveerd was.

De koningin nam een verhoogde positie in van waaruit ze de strijd kon overzien. Haar assistenten vlogen heen en weer.
De derde boodschapper kwam terug. Hij zonk uitgeput neer aan de voeten van de koningin.

“Ik ben de laatste die zal terugkeren”, riep hij, met alle kracht die hij nog had. “De anderen zijn gedood.”

“Waar zijn de horzels?”, vroeg de koningin.

“Bij de lindenbomen, luister maar”, stamelde hij angstig.

“Hoeveel zijn er?”, vroeg de koningin streng. “En antwoord met zachte stem.”

“Ik telde er veertig.”

Hoewel de koningin schrok van het aantal van de vijand, liet ze daar niets van blijken. Met een luide zelfverzekerde stem zei ze: “Niet één van hen zal zijn huis terugzien.”

Haar woorden, over de ondergang van de vijand, hadden onmiddellijk effect. Alle bijen voelden hun moed toenemen. Toen werd er buiten de bijenkorf een hard gegons gehoord. De horzels kwamen waren dichtbij en de bijen waren wel een beetje bang nu. Toen klonk de beheerste stem van de koningin, helder en rustig, vanuit haar hoge plaats: “Laat ze één voor één binnenkomen tot ik het bevel geef om aan te vallen. Dan vallen we met honderden bijen tegelijk aan en blokkeren de ingang. Bedenk dat het lot van de hele bijenkorf afhangt van jullie kracht, uithoudingsvermogen en moed! Wees niet bang, de vijand weet niet dat wij voorbereid zijn!”

Toen brak ze haar speech af. Het eerste hoofd van een horzel kwam door de deur. De bijen huiverden maar ze bleven stil. De horzel trok zich stilletjes terug en buiten hoorden ze hem zeggen: “Ze zijn in diepe slaap. Maar de ingang is half ommuurd en er zijn geen schildwachten. Ik weet niet of dit een goed of een slecht teken is.”

“Een goed teken!” klonk het. “Naar voren!”

Daarop sprongen de horzels naar binnen en baanden zich een weg door de bijenkorf. Maar de bijenkoningin gaf nog steeds geen bevel om aan te vallen. Kon ze van schrik niet praten? De horzels zagen niet dat er links en rechts een rij bijen opgesteld stond, klaar om te vechten. Nu kwam eindelijk het bevel van boven: “In de naam van het eeuwige recht, in de naam van uw koningin, verdedig het rijk!”

Toen klonk er een luide strijdkreet en er waren alleen nog maar zoemende hopen te zien. Een jonge bij, die als eerste wilde aanvallen, had niet op het bevel van de koningin gewacht. Hij was ook de eerste die stierf. Hij prikte de horzel nog maar zijn vijand nam hem te pakken. De andere bijen werden door zijn dappere daad alleen nog maar strijdlustiger en ze deden een felle tegenaanval. De horzels hadden het zwaar. Maar horzels zijn een oud ras en getraind om te vechten. Ze waren verward door de aanval van de bijen maar bijensteken komen niet door horzel-schilden heen en ze waren met velen en een horzel is vele malen groter dan een bij.

Maar de bijenkoningin had gelijk gehad met haar tactiek. Ze maakten het de vijand moeilijk en de horzels bezweken. Aan de kant van de bijen waren er ook veel gewonde en dode bijen. De bijen die nog wel leefden werden nog bozer en vochten nog harder. Geleidelijk aan werd het tumult van het gevecht rustiger. De luide roep van de horzels buiten werd niet meer beantwoord door de indringers binnen.

Hun aantal was tot de helft uitgedund.

“We zijn verraden”, zei de leider. “De bijen waren voorbereid.”

De horzels werden verzameld op de zilverspar. Bleek en trillend van strijdwoede stonden de krijgers rond hun leider, die een vreselijke innerlijke strijd voerde. Wat moest hij doen? Voorzichtig zijn of toegeven aan zijn drang om te plunderen? Hij koos voor voorzichtigheid. Zijn hele stam dreigde vernietigd te worden en met tegenzin stuurde hij een boodschapper naar de bijen om de terugkeer van de gevangenen te eisen. Maar er kwam geen antwoord.

De leider, die nu heel bang was dat iedereen binnen dood was, stuurde snel een andere boodschapper. “Wees snel!”, riep hij, terwijl hij het witte blaadje van een jasmijn in de hand van de boodschapper legde, “de mensen zullen spoedig komen en dan zullen we verloren zijn. Zeg tegen de bijen dat we weg zullen gaan en dat we ze voor altijd met rust zullen laten als de gevangenen aan ons overgeleverd worden.

De boodschapper rende weg. Bij de ingang zwaaide hij met zijn witte sein. De bijenkoningin werd onmiddellijk geïnformeerd en ze stuurde haar assistent om met te onderhandelen. En ze stuurde dit antwoord terug:

“We zullen de doden aan u uitleveren. Er zijn geen gevangenen. Alle horzels die ons gebied zijn binnengevallen, zijn dood. Uw belofte om nooit meer terug te keren, geloven we niet. Als u door wilt gaan met de strijd, zijn wij klaar om te vechten tot de laatste bij.”

De leider van de horzels aarzelde. Het liefst nam hij wraak maar de rede nam de overhand.

“Wij komen terug”, zei hij. “Hoe kon dit ons zijn overkomen? Zijn wij geen machtiger volk dan de bijen? Hoe moet ik deze nederlaag aan onze koningin vertellen? Er moet ergens verraad zijn.”

Een oudere horzel die bekend stond als een vriend van de koningin antwoordde: “Het is waar, wij zijn een machtiger ras, maar de bijen zijn een verenigd volk en onwankelbaar en loyaal aan hun staat. Dat is een grote bron van kracht en het maakt ze onweerstaanbaar. Geen van hen zou ooit een verrader worden. Zij denken aan het welzijn van allen en niet aan het welzijn van zichzelf.”

De leider luisterde nauwelijks. “Ik geef niets om de wijsheid van een eenvoudige bij. Ik ben een bandiet en zal als een bandiet sterven. Maar het heeft geen nut nu de strijd voort te zetten. En hij stuurde deze boodschap aan de bijenkoningin:

“Geef ons onze doden terug. We zullen ons terugtrekken.”

“We moeten oppassen voor bedrog”, zei de bijenkoningin toen ze het besluit van de horzels hoorde maar ze liet eenentwintig dode horzels uit de stad verwijderen. De strijd was voorbij, de bijen hadden gewonnen.

Maar tegen welke prijs? Geen enkele bij kon van de heerlijke zomerochtend vol geurende bloesems genieten. Maar toen het middag was, hervatte alle bijen hun gebruikelijke taken. De bijen vierden de overwinning niet en brachten geen tijd door met rouwen om hun doden. Elke bij droeg zijn trots en zijn verdriet, stilletjes in zijn hart en ging weer aan het werk.


Downloads