Maya De Bij en de Acrobaat (5/17)

Maya had het zichzelf comfortabel gemaakt in een gat van een boom. Het was er veilig en droog. Om zichzelf te beschermen tegen alle wezens met kwade bedoelingen had ze de ingang van het gat in de boom voor een deel dichtgesmeerd met bijenwas. Ook had ze er wat honing bewaard, zodat ze op regenachtige dagen geen honger hoefde te hebben.

Maya de bij

Vandaag was het droog en kon ze er weer heerlijk op uit vliegen.

“Vandaag zal ik een mens ontmoeten,” riep ze vrolijk. “Op dagen als deze zullen mensen wel zeker graag in de buitenlucht zijn om te genieten van de natuur.”

Ze had nog nooit zoveel insecten gezien op één dag. Het was een komen en gaan. In de lucht klonk het vrolijke gezoem van verschillende insecten. In het gras zag ze klavertjes en besloot een slokje nectar uit de bloemetjes te drinken. Bovenop de bloem die zich over Maya boog, zag ze ineens een mager groen beest zitten. Ze vond het beest doodeng en ze kon zich uit angst niet meer bewegen. Hij had een vreemd uitpuilend voorhoofd en uit zijn wenkbrauwen groeiden lange, fijne voelsprieten. Zijn lichaam was slank en overal groen. Zelfs zijn ogen waren groen. Hij had sierlijke voorpoten en dunne, onopvallende vleugels waar je volgens Maya niet veel mee zou kunnen doen. Het vreemdst waren zijn achterpoten die als twee scharnierende stelten over zijn lichaam uitstaken.

“Nou ben je uitgekeken?” zei het wezen. “Nog nooit een sprinkhaan gezien? Of zit je op dit moment eieren te leggen?”

“Hoe kom je erbij?” riep Maya verbaasd. “Eieren leggen? Het zou niet in me opkomen. Zelfs als ik het zou kunnen, zou ik het niet doen. Dan zou ik de taak van de koningin overnemen. Zij is de enige die dat kan en mag!”

De sprinkhaan boog zijn hoofd en trok zo’n grappig gezicht dat Maya om hem moest lachen.

“Mevrouwtje,” zei de sprinkhaan. “Je bent me er eentje!” Toen moest de sprinkhaan zelf ook lachen.

“Waarom lach je eigenlijk?” vroeg Maya. “Je kunt toch niet serieus verwachten dat ik hier in het gras eieren zou leggen?”

Toen zei de sprinkhaan: “Hopla!” en met een sprong was hij weg. Toen kwam hij opnieuw met een “Hopla!” weer bij Maya terug. De sprinkhaan bekeek Maya van top tot teen, van alle kanten, van voren en van achteren. “Nee,” zei hij toen. “Jij kunt zeker geen eieren leggen. Je bent er niet voor uitgerust. Je bent een wesp, nietwaar?” Een wesp worden genoemd! Maya vond het een grote belediging. “Hoe durf je me een wesp te noemen,” riep ze boos.

“Hopla!” zei de sprinkhaan, en hij was weer weg.

afbeelding maya de bij

Maya vloog beledigd weg. Hoe durfde hij haar een wesp te noemen. Wespen vond ze maar nutteloze wezens. Het maakte haar ontzettend boos.

“Hopla!”, daar was hij weer.

“Mevrouwtje,” zei de sprinkhaan. “Neem me niet kwalijk dat ik ons gesprek af en toe onderbreek. Maar het zit nu eenmaal in me dat ik af en toe moet hoppen. Ik kan er niets aan doen. Af en toe moet ik springen, waar dan ook. Kun jij ook niet springen?”

Hij glimlachte van oor tot oor en Maya kon niet meer boos op hem zijn en moest lachen.

“Wie ben jij?” vroeg Maya. “Ik zou het graag willen weten.”

“Nou, iedereen weet wie ik ben”, zei de sprinkhaan.

Maya kon er nooit achter komen of hij voor de grap of in ernst sprak.

“Ik ben een vreemdeling in deze streken,” antwoordde ze vriendelijk, “anders zou ik je zeker kennen. Maar houd er rekening mee dat ik tot de Bijenfamilie behoor en absoluut geen wesp ben.”

“Mijn hemel,” zei de sprinkhaan. “Jullie lijken toch wel erg op elkaar.”

“Je bent zeker nooit naar school gegaan”, barstte ze tenslotte uit. “Kijk eens goed naar een wesp.”

“Waarom zou ik?” antwoordde de sprinkhaan. “Wat voor nut zou het hebben als ik verschillen waarneem die alleen in de verbeelding van mensen bestaan? Jij, een Bij, vliegt rond in de lucht, steekt alles wat je tegenkomt en kan niet springen. Precies hetzelfde met een wesp. Dus waar zit het verschil?”

“Hopla!”, en hij was weg.

“Maar nu ga ik wegvliegen”, dacht Maya.

Daar was hij weer.

“Mevrouwtje,” zei de sprinkhaan. “Ik zou je graag willen uitnodigen voor een springwedstrijd waar ik zelf aan zal deelnemen, in de tuin van de boswachter.”

“Ik ben niet geïnteresseerd in die acrobatiek,” zei Maya. “Iemand die vliegt, heeft hogere belangen.”

De sprinkhaan grijnsde, een grijns die je bijna kon horen.

“Denk niet te hoog over jezelf, mijn lieve jongedame! De meeste wezens in deze wereld kunnen vliegen, maar slechts een paar kunnen springen. Ik heb sprinkhanen gekend, leden van mijn eigen familie, die wel tot driehonderd keer hun eigen lengte kunnen springen. Driehonderd keer hun eigen lengte! Stel je eens voor. Zelfs de olifant, het grootste dier ter wereld, kan niet zo hoog springen.”

“Hopla!” en weg was hij weer.

Maya vond het een vreemde kerel, die sprinkhaan, die zichzelf Flip de sprinkhaan noemde. Maar hij had haar, in het korte gesprek dat ze met hem had, veel nieuwe dingen geleerd. Hoewel ze het niet eens was met zijn ideeën over het springen, vond ze hem erg interessant. Hij kende de namen van vele soorten uiteenlopende wezens. Zou hij ook hun taal begrijpen? Als hij terug zou komen, zou ze het hem vragen. En ze zou hem ook vragen wat hij ervan vond om in de buurt van een mens te komen of het huis van een mens binnen te gaan.

“Hopla!” Daar was de sprinkhaan weer.

“Lieve hemel! Waar kom je steeds vandaan?” vroeg Maya.

“Uit de omgeving,” zei de sprinkhaan.

‘Maar vertel eens, spring je zo de wereld in, zonder te weten waar je wilt landen?” vroeg Maya weer.

“Natuurlijk. Waarom niet? Kun je de toekomst lezen? Niemand kan dat. Alleen de boompad weet het wel, maar hij vertelt het nooit!” zei de sprinkhaan.

“De dingen die jij weet! Prachtig, gewoon geweldig!” riep Maya uit. “Versta je de taal van mensen ook?” vroeg Maya nieuwsgierig.

“Dat is een moeilijke vraag om te beantwoorden Maya, want het is nog niet bewezen of mensen een taal hebben. Ze maken geluiden en ze lijken elkaar te begrijpen. Ik heb wel eens twee jongens in een grasspriet horen blazen. Het resultaat was dat er een fluittoontje uit kwam dat vergeleken kan worden met het getjilp van een krekel, hoewel veel minder in kwaliteit van toon. Mensen doen blijkbaar wel een eerlijke poging.”

En weer ging de sprinkhaan er vandoor. Maar deze keer wachtte Maya tevergeefs op hem. Ze keek om zich heen in het gras en de bloemen. Hij was nergens meer te bekennen.


Downloads