Hoe de Vogels aan een Koning Kwamen

Lang geleden konden alle mensen vogels verstaan. Nu is dat heel anders. Wie begrijpt er nu nog iets van het gepiep en getjilp? Tuurlijk, het is prachtig als een vogel zijn lied zingt, maar begrijpen doen we het niet meer. Vroeger wel.

Vrij en vrolijk zwierven de vogels rond en als ze eens ruzie met elkaar kregen, dan was het zo weer opgelost. Een beter leven kan men zich niet voorstellen. Maar als men het goed heeft, dan waardeert men dat niet en wil men het altijd nog beter hebben. Zo kwam de koekoek plotsklaps op het idee dat vogels, evenals mensen, een koning nodig hadden en stelde dit voor aan de andere vogels.

Een paar duiven hoorde hem kalm aan. Een kraai knikte instemmend. Enige eenden kwaakten hun bijval uit. Een ooievaar en een reiger dachten reeds dat zij koning waren. En alle anderen waren het met de koekoek eens. Behalve de kievit, die er niets van wilde weten. Vrij had hij altijd geleefd en rondgezworven. Vrij wilde hij sterven. Angstig vloog hij heen en weer en riep: ‘Ik verlies het. Ik verlies het.’ En liet zich daarna niet meer zien.

Het voorstel werd dus aangenomen, maar wie moest er koning zijn? ‘Een grote of een kleine? Een mooie of een lelijke? Met lange of met korte poten?’ Het was een uiterst moeilijke situatie. Vele sprekers voerden hierover het woord. Deftige ooievaars, opgewonden kraaien, vervelende ganzen en sierlijke nachtegalen. En er was één vogel zonder naam die maar niet aan het woord kon komen, want iedereen luistert naar schreeuwers.

sprookje hoe de vogels aan een koning kwamen

Toen de nachtegaal voorstelde: ‘Degene die het hoogst kan vliegen, wordt koning’, barstten alle vogels in gejuich uit. Een kikker die in het gras zat voelde nattigheid en zei: ‘Ik zie de toekomst duister in en vrees dat er vele tranen zullen vloeien.’ Maar de vogels luisterden niet en de volgende morgen werd de wedstrijd gehouden. Alle vogels kwamen op een open plek bijeen en vlogen op een teken naar boven.

De kleine vogels bleven spoedig achter en vielen één voor één vermoeid op de grond. De grotere vogels hielden het langer vol, maar niemand kon zo hoog vliegen als de arend. Die vloog zo hoog, dat het leek alsof hij de zon even gedag ging zeggen. Toen hij zag dat de andere vogels achterbleven, dacht hij: ‘Waarom zou ik nog hoger vliegen. Ik ben toch koning.’ En hij zweefde statig naar beneden.

Alle vogels riepen hem van beneden toe: ‘U bent de koning! Niemand is hoger gevlogen.’ Behalve een kleine vogel zonder naam die zich in de veren van de arend verborgen had. ‘Ik ben er ook nog.’ En omdat hij nog helemaal niet moe was, vloog deze vogel nog hoger dan de arend, liet zich vallen en riep: ‘Koning ben ik! Koning ben ik!’

hoe de vogels aan een koning kwamen verhaal

‘U onze koning?! Door list en bedrog hebt u zo hoog gevlogen.’ En in hun woede maakten de vogels direct een andere bepaling. ‘Degene die het diepst in de grond zou dringen, zou koning worden.’ Een haan begon direct te woelen. Een ooievaar moest er niets van hebben. Patrijzen en fazanten wroetten overal. En een eend sprong in de vijver om aan het lawaai te ontkomen.

De kleine vogel zonder naam zocht een muizengat op, kroop erin en begon weer te krijsen: ‘Koning ben ik! Koning ben ik!’ Onmiddellijk vlogen de vogels naar hem toe en riepen: ‘Denk je dat we jouw streken laten gelden? We zullen je eens een lesje leren!’ En ze besloten de vogel in het muizengat gevangen te houden en van de honger te laten sterven.

Een uil werd hierop als schildwacht bij het gat gezet. De avond viel en de vogels gingen vermoeid slapen waardoor de uil alleen achterbleef bij het muizengat en met zijn grote ogen onafgebroken naar de opening staarde. Toen het nacht werd, begon ook de uil moe te worden en hij dacht: ‘Eén oog kan ik best dicht doen. Dan kan het andere de wacht houden.’ Zo gedacht zo gedaan. Na een tijdje viel het andere oog dicht en deed de uil het eerste oog weer open. Zo wilde hij de hele nacht doorgaan, maar op een gegeven moment viel zijn ene oog dicht en vergat hij het andere weer open te doen.

Het kleine vogeltje merkte dit direct en sloop weg uit het muizenhol. Die arme uil kreeg het ontzettend te verduren van de andere vogels. En durft zich sindsdien overdag niet meer te laten zien. Alleen ‘s nachts vliegt hij uit en wreekt zich dan over de muizen die hem door hun lelijke gaten al deze ellende hebben bezorgd.

Ook de vogel zonder naam laat zich niet graag meer zien. Hij sluipt nu in de winter rond heggen en bosjes als er weinig andere vogels zijn en roept dan ‘Koning ben ik! Koning ben ik!’ Dat is de reden dat men hem tegenwoordig ‘Winterkoning’ noemt.


Downloads