Het verhaal van mevrouw Tiedelmuis

Er was eens een bosmuis, en ze heette mevrouw Tiedelmuis. Ze woonde in een bank onder een heg. Het was zo’n grappig huis! Er was een erf en een tuintje. En er waren zandige gangen die naar voorraadkelders, notenkelders en zaadkelders leidden. Dit allemaal tussen de wortels van de heg.

In het huis was een keuken, een salon, een bijkeuken en een voorraadkast. Ook was er de slaapkamer van mevrouw Tiedelmuis. Ze sliep in een kleine gezellige bedstee!

Mevrouw Tiedelmuis was een bijzonder nette, kleine muis. Ze was altijd bezig de zachte zandvloeren te vegen en ze stofte voortdurend alles af. Zo gebeurde het een keer dat een kever de weg kwijt was in de vele gangen. “Zucht, zucht, ik zie weer eens kleine vuile voetjes”, zei mevrouw Tiedelmuis dan, terwijl ze met haar stoffer en blik klapperde.

Op een dag rende een klein oud vrouwtje voor haar deur op een neer, in een rode mantel met zwarte stipjes. “Je huis staat in brand, moeder Lieveheersbeestje, vlieg snel terug naar huis, naar je kinderen”, riep mevrouw Tiedelmuis.

Op een andere dag kwam er een grote dikke spin binnen om te schuilen voor de regen. “Neem me niet kwalijk, is dit niet het huis van juffrouw Moffet?”, vroeg de spin. “Ga weg, jij stoute, stoute spin! Je laat overal waar je komt, in mijn mooie schone huis, een spinnenweb achter”.

Ze hing de spin uit het raam.

Toen liet de spin zich, aan een dun stukje touw, door de heg zakken. Mevrouw Tiedelmuis ging op weg naar de verste voorraadkamer om kersenpitten en disteldonszaad te halen voor het avondeten. Terwijl ze door de lange gang liep, keek ze naar de vloer en snuffelde voortdurend.

“Ik ruik de geur van honing. Zijn het soms de sleutelbloemen buiten, in de heg? Ik weet zeker dat ik ook de sporen van kleine vuile voetjes zie”, zei ze.

Om de hoek kwam ze plotseling babybij Bumble tegen – “Bizz, Bizz”, zei de bij. Mevrouw Tiedelmuis keek haar streng aan. Ze wenste dat ze een bezem had.

“Goedendag babybij Bummle, ik zou heus graag wat bijenwas willen kopen. Maar wat doe jij hier eigenlijk beneden? Waarom kom je altijd door een raam naar binnen en zeg je steeds: Zizz, Bizz, Bizz.” Mevrouw Tiedelmuis begon nu echt een beetje boos te worden.

“Zizz, Wizz, Wizz” antwoorde babybij Bumble met een knorrig gepiep. Ze vloog een gang door en verdween in een voorraadkamer die voor eikels werd gebruikt. Mevrouw Tiedelmuis had de eikels met Kerstmis opgegeten. De berging zou dus leeg moeten zijn. Maar het zat er helemaal vol met droog mos wat alle kanten opgroeide.

Mevrouw Tiedelmuis begon het mos eruit te trekken. Drie of vier andere bijen staken nu hun kop uit het mos en zoemden hevig.

“Ik heb niet de gewoonte om aan iedereen onderdak te verhuren, dit is een inbreuk in mijn huis”, zei mevrouw Tiedelmuis. “Ik zal ervoor zorgen dat ze…..

“Buzz, buzz, buzz”, deden de bijen. “Ik vraag me af wie mij zou kunnen helpen”, zei mevrouw Tiedelmuis. “Bizz, Wizz, Wizz”, zeiden de bijen.

“Meneer Jackson wil ik er niet bij hebben, hij veegt nooit zijn voeten af.” Mevrouw Tiedelmuis besloot, tot na het eten, de bijen te laten voor wat ze waren.

Toen ze terugkwam in de salon, hoorde ze iemand met dikke stem hoesten. Daar zat meneer Jackson zelf! Hij zat op een kleine schommelstoel, glimlachend en met zijn duimen draaiend en met zijn voeten op het haardscherm. Meneer Jackson was een pad en woonde in een afvoerputje onder de heg. In een hele vuile natte sloot.

“Hoe gaat het met u, meneer Jackson? Beste man, bent u erg nat geworden?”, vroeg mevrouw Tiedelmuis beleefd. “Dank u, dank u, dank u, mevrouw Tiedelmuis! Ik blijf nog even zitten en droog me ondertussen af,” zei meneer Jackson.

Hij bleef lekker zitten en glimlachte. Het water droop aan alle kanten van zijn jas. Mevrouw Tiedelmuis liep ijverig rond met een dweil. Meneer Jackson bleef net zolang zitten tot hem gevraagd werd of hij mee wilde eten. Eerst bood ze hem kersenpitten aan. “Dank u, dank u, mevrouw Tiedelmuis, maar ik beschik niet over tanden.” Hij deed zijn mond onnodig wijd open. Het was duidelijk dat er geen enkele tand te zien was.

Toen bood ze hem disteldonszaad aan. “Tiedel Wiedel, Wiedel, poef poef, poef “, zei meneer Jackson en hij blies de distel door de hele kamer.

“Nogmaals dank u, dank u, mevrouw Tiedelmuis maar wat ik nu echt graag zou willen, is een schaaltje honing !”

“Ik ben bang dat ik dat niet heb, meneer Jackson”, zei mevrouw Tiedelmuis.

“Tiedel, Wiedel, Wiedel, mevrouw Tiedelmuis”, zei de glimlachende meneer Jackson. “Ik kan de honing ruiken, daarom kwam ik aanbellen.”

Meneer Jackson stond met zijn dikke lijf op van de tafel en begon in de kasten te kijken.

Mevrouw Tiedelmuis volgde hem met een vaatdoek om zijn grote natte voetsporen van de vloer van de salon te vegen.

Toen hij zichzelf ervan overtuigd had dat er geen honing in de kasten zat, begon hij door de gangen te lopen. “U bent erg vastberaden om honing te vinden, meneer Jackson!”

“Tiedel, Wiedel, Wiedel, mevrouw Tiedelmuis.” Eerst wurmde hij zich de voorraadkast in.

“Tiedel, Wiedel, Wiedel, geen honing, geen honing, mevrouw Tiedelmuis?” In het bordenrek zaten wel drie griezelige wezens verstopt. Twee van hen ontsnapten maar de kleinste ving hij.

Toen wurmde hij zich de provisiekast in. Mevrouw Vlinder proefde daar net van de suiker maar ze vloog snel weg uit het raam.

“Tiedel, Wiedel, Wiedel, mevrouw Tiedelmuis, u schijnt veel bezoekers te hebben.”

“Maar ik heb niemand een uitnodiging gestuurd”, zei mevrouw Tiedelmuis. Ze liepen verder door de zanderige gangen. Ze hoorden veel griezelige “Buzz, Wizz, Wizz”- geluiden. Om de hoek kwam meneer Jackson de babybij tegen. Hij pakte haar vast maar zette haar gelijk weer neer. “Ik hou niet van bijen. Ze zitten overal in met hun borstelharen”, zei meneer Jackson, terwijl hij zijn mond afveegde met zijn jasmouw. “Ga weg, vieze oude pad”, gilde babybij Bumble.

“Ik ga maar even een eindje verderop”, mompelde mevrouw Tiedelmuis.

Ze sloot zichzelf op in de notenkelder terwijl meneer Jackson het bijennest leeghaalde. Hij leek geen bezwaar te hebben tegen bijensteken.

Toen mevrouw Tiedelmuis het erop waagde naar buiten te komen, was iedereen vertrokken.

Maar het was een rommel van jewelste. “Ik heb nog nooit zo’n rommel gezien. Smeersels van honing, stukken mos en disteldonszaden, sporen van grote en kleine voeten, het is nu overal vies in mijn mooie schone huis”, riep mevrouw Tiedelmuis uit. Ze verzamelde het mos en de resten van de bijenwas.

Toen ging ze naar buiten, verzamelde wat twijgen en legde deze voor de deur. “Ik ga de deur zo klein maken dat meneer Jackson er niet meer doorheen kan”, dacht ze.

Ze haalde zachte zeep, flanel en een nieuwe schrobborstel uit de voorraadkamer. Maar ze was te moe om nog meer te doen. Eerst viel ze in haar stoel in slaap en toen ging ze naar bed.

“Zal het ooit weer netjes worden”, vroeg de arme mevrouw Tiedelmuis zich af. De volgende ochtend stond ze heel vroeg op en begon aan een voorjaarsschoonmaak die veertien dagen duurde. Ze veegde en schrobde en stofte en ze wreef de meubels in met bijenwas en poetste haar kleine tinnen lepels.

Toen het allemaal mooi netjes en schoon was, gaf ze een feestje voor vijf andere muisjes, maar zonder meneer Jackson. Hij kreeg lucht van het feestje en kwam de bank op maar hij kon zich niet door de deur wringen.

Dus gaven ze hem eikel-kopjes met honingdauw door het raam. Hij was helemaal niet beledigd. Hij zat buiten, lekker in de zon, en zei: “Tiedel, Wiedel, Wiedel! Ik proost op een zeer goede gezondheid mevrouw Tiedelmuis.”

Honingdauw door het raam, wie had dat ooit gedacht!


Downloads