Er was eens een vrouw die heel graag een kindje wilde maar niet wist hoe ze eraan kon komen. Dus vroeg ze een oude heks om hulp. Ik heb een speciale gerstekorrel zei de heks. Doe deze in een bloempot en kijk!

De vrouw plantte de korrel. Onmiddellijk kwam er een grote bloemenknop. Wat een prachtige bloem riep de vrouw en ze kuste de bladeren. Toen ging de bloem open. Het was een echte tulp. In het midden zat een klein mooi meisje. Ze was niet groter dan een duim dus noemden ze haar Duimelijntje.

Ze maakten van een notendop een wiegje met bloemblaadjes als matras en deken. Overdag speelde het meisje op de tafel. In een bord met water lag een bloemblad waarop zij rond kon varen. Ze had twee paardenharen om mee te roeien. Duimelijntje zong prachtige liedjes en was gelukkig. Maar op een nacht kwam er een dikke, lelijke pad door een kapot raampje binnen en sprong op de tafel. Dit is een mooie vrouw voor mijn zoon zei de pad en ze nam Duimelijntje in het wiegje mee.

Duimelijntje


De pad woonde met haar zoon bij de rivier. O wat was de zoon lelijk. “Kroowk kroowk”, zei de pad toen hij het meisje zag. “Ssst”, zei de moederpad anders wordt ze wakker en loopt ze weg. Ze legden haar op een waterlelieblad in de rivier en gingen het paddenhuis inrichten. Duimelijntje werd wakker en huilde. Zij wilde daar niet wonen en al helemaal niet met een pad trouwen.

De visjes die ook in de rivier woonden, hadden alles gehoord en bekeken het meisje nieuwsgierig. Ze vonden haar erg lief en wilden helpen zodat ze niet met de pad hoefde te trouwen. Daarom knaagden ze de groene steel van het blad los zodat Duimelijntje op het blad de rivier af kon drijven, ver bij de padden vandaan.

Zo reisde Duimelijntje verder. Onderweg zongen er veel vogels. Er vloog ook een wit vlindertje een stukje mee. Ze vonden elkaar gelijk heel lief. Duimelijntje bond haar riempje vast aan het blad en aan de vlinder. Nu kwam ze veel sneller vooruit.

Duimelijntje sprookje


Even later vloog er een grote kever voorbij. Hij vond Duimelijntje zo lief dat hij haar meenam. Het groene blad dreef verder over de rivier en de vlinder ook want die zat nog vastgebonden.

Wat schrok Duimelijntje maar ze was nog banger om de vlinder die vast zat en misschien wel erge honger had.

De kever was juist blij. Hij gaf Duimelijntje honing. Hij vond haar lief ook al leek ze helemaal niet op een kever. Maar toen de andere kevers haar zagen, vonden ze haar raar en lelijk. Toen geloofde de kever ook dat ze lelijk was en wilde haar niet meer. Hij zette haar op een madeliefje. Daar huilde ze omdat ze lelijk was en de kever haar niet wilde. Maar eigenlijk was ze zo mooi als een rozenblaadje.

Zo woonde Duimelijntje de hele zomer en herfst alleen in het bos. Onder een klaverblad in een zelfgemaakt bedje van grassprietjes. Ze dronk dauw van de bladeren en at honing uit de bloemen.

Maar toen kwam de winter met sneeuw en kou en haar dunne lijfje zou gauw bevriezen. Ze liep door een korenveld en zag opeens een muizenholletje. Ze ging erheen om wat te eten te vragen. De veldmuis zei dat ze de hele winter mocht blijven als ze zou schoonmaken en verhaaltjes vertellen.

En op een dag kwam buurman mol op bezoek. Dat zou een goede man zijn voor Duimelijntje dacht de veldmuis. Hij is rijk en heeft een groot huis. Duimelijntje moest vertellen en zingen en de mol werd verliefd op haar. Maar Duimelijntje was diep ongelukkig want mollen leven onder de grond zonder zonlicht.

sprookje duimelijntje

De mol had een tunnel gegraven tussen zijn huis en het muizenholletje. In die tunnel lag een dood vogeltje. Ze konden het zien door een gat met daglicht. Waarschijnlijk was hij van de kou gestorven. De mol en de muis deden niets maar Duimelijntje hield erg van vogels en wilde helpen.

‘s Nachts bracht ze de vogel een bedje en haar eigen dekentje. Ze legde haar hoofdje op zijn borst en bedankte het beestje voor zijn mooie liedjes. Maar opeens schrok ze.

Ze hoorde het hartje kloppen dus de vogel leefde nog. Hij was wel heel groot.

Zwaluwen vliegen in de herfst naar warme landen maar deze had haar vleugel gescheurd en kon niet meer verder vliegen.

Duimelijntje zorgde de hele winter voor hem en in de lente was de vogel weer sterk. Hij nam afscheid en vloog weg door het gat in de tunnel. De zwaluw wilde Duimelijntje meenemen maar zij bleef bij de muis, deze zou anders erg verdrietig zijn.

Maar het kleine meisje was helemaal niet blij onder de grond zonder zonlicht. Ze moest naaien en weven omdat ze al gauw met de mol zou trouwen. Iedere ochtend en avond sloop ze naar buiten en voelde de wind in haar haren en zag de blauwe hemel. Ze miste haar vogelvriendje en huilde omdat ze niet van de mol hield. Toen ging nog een laatste keer naar het korenveld om de zon en de bloemen gedag te zeggen. Opeens hoorde ze naast zich: “twiet-twiet”, en… daar was de zwaluw!

hans christian andersen sprookjes


Nu de winter begint, vlieg ik naar een ver warm land zei de vogel. Vlieg je mee op mijn rug? Jij hebt mijn leven gered.

“Ja graag”, zei Duimelijntje. Ze vlogen over koude hoge bergen naar een prachtig kasteel in een warm land vol bloemen en groene bomen. Daar was het huis van de zwaluw. De vogel zette haar neer tussen prachtige witte bloemen en opeens zag ze in een bloem een kleine jongen met een gouden kroontje en vleugels. Hij was de engel van de bloem.

sprookjes van andersen


Duimelijntje vond hem zo mooi en zo lief. Het jongetje schrok van de grote vogel maar toen hij het kleine meisje zag, was hij zo gelukkig. Hij gaf haar zijn kroontje en wilde meteen met haar trouwen. En Duimelijntje trouwde liever met hem dan met een pad of een mol. Ze kreeg bij de bruiloft een heleboel geschenken maar het mooiste waren de vleugels waarmee ze van bloem tot bloem kon vliegen. Het jongetje gaf haar ook een nieuwe naam: Maja.

De zwaluw zong een prachtig bruidslied als afscheid. Hij vloog ver weg, naar Denemarken. Daar had hij ook een nestje, boven het raam van iemand die sprookjes vertelt. Voor hem zong de vogel: “Twiet-Twiet”, en van haar hebben we dit hele verhaaltje.


Downloads