Dr. Dolittle ontmoet de koning (6/21)

Toen ze een eindje door het dichte bos waren gelopen, kwamen ze op een grote, lichte open plek en zagen ze het paleis van de koning dat van leem was gemaakt. Hier woonde de koning met zijn koningin, Ermintrude, en hun zoon, prins Bumpo. De prins was weg, hij was aan het vissen op zalm, in de rivier. Maar de koning en de koningin zaten onder een parasol voor de paleisdeur. En koningin Ermintrude sliep. Toen de dokter bij het paleis was aangekomen, vroeg de koning hem naar zijn zaken. De dokter vertelde hem waarom hij naar Afrika was gekomen.

“Je mag niet door mijn land reizen”, zei de koning. “Vele jaren geleden kwam er een buitenlandse man naar deze kust en ik was erg aardig voor hem. Maar nadat hij gaten in de grond had gegraven om het goud mee te nemen en en alle olifanten had gedood om hun ivoren slagtanden te krijgen, ging hij in het geheim weg met zijn schip, zonder ook maar een woord van dank te zeggen. Sindsdien zal er nooit meer een buitenlandse man door de landen van Jolliginki reizen.”

Dr Dolittle

Toen wendde de koning zich tot enkelen van zijn helpers, die in de buurt stonden en zei: “Haal deze medicijnman weg, met al zijn dieren, en sluit ze op in mijn sterkst beveiligde gevangenis.” Dus zes van zijn dienaren leidden de dokter en al zijn huisdieren weg en sloten ze op in een stenen kerker. De kerker had maar één raampje, hoog in de muur, met tralies erin en de deur was sterk en dik. Toen waren ze allemaal heel verdrietig en Gub-Gub, het varken, begon te huilen. Maar Chee-Chee zei dat hij hem een pak slaag zou geven als hij dat vreselijke geluid niet stopte en het varken hield zich stil.

“Zijn we allemaal hier?” vroeg de dokter, nadat hij gewend was geraakt aan het schemerige licht.

“Ja, ik denk het wel”, zei de Eend en begon ze te tellen.

“Waar is Polynesië?” vroeg de Krokodil. “Ze is er niet.”

“Weet je het zeker?” zei de dokter. “Kijk nog eens goed. Polynesië! Polynesië! Waar ben je?”

“Ik neem aan dat ze ontsnapt is”, mopperde de Krokodil. “Nou, dat is weer net wat voor haar. Gewoon de jungle in geslopen zodra haar vrienden in de problemen kwamen.”

“Zo’n vogel ben ik niet hoor”, zei de Papegaai, terwijl ze uit de zak van de doktersjas klom. “Zie je, ik ben klein genoeg om door de tralies van dat raam te komen en ik was bang dat ze me in plaats daarvan in een kooi zouden stoppen. Dus terwijl de dokter druk aan het praten was met de koning, verstopte ik me in de jaszak van de dokter en hier ben ik. Dat noem je een “list”, zei ze, haar veren gladstrijkend met haar snavel.

“Luister goed nu,” vervolgde Polynesië, “vannacht, zodra het donker wordt, zal ik door de tralies van dat raam kruipen en naar het paleis vliegen. En dan – je zult zien – zal ik spoedig een manier vinden om ervoor te zorgen dat de koning ons allemaal uit de gevangenis laat.”

“O, maar wat kun je doen?”, zei Gub-Gub, terwijl hij zijn neus optrok en weer begon te huilen. “Je bent maar een vogel!”

“Helemaal waar,” zei de Papegaai. “Maar vergeet niet dat, hoewel ik maar een vogel ben, ik kan praten als een man – en ik ken deze duistere praktijken.”

Dus die nacht, toen de maan door de palmbomen scheen en alle mannen van de koning sliepen, glipte de Papegaai door de tralies van de gevangenis en vloog naar het paleis. Het raam van de voorraadkamer was de week ervoor door een tennisbal gebroken en zo kon Polynesië naar binnen door het gat in het glas. Ze hoorde prins Bumpo snurken in zijn slaapkamer aan de achterkant van het paleis. Toen liep ze op haar tenen de trap op tot ze bij de slaapkamer van de koning kwam. Ze opende voorzichtig de deur en gluurde naar binnen.

De koningin was die avond naar een dansfeest bij haar nicht maar de koning lag in het bed, in een diepe slaap. Polynesië vloog heel zacht naar binnen en kroop onder het bed. Toen kuchte ze, precies zoals dokter Dolittle altijd kuchte. Polynesië zou iedereen kunnen nadoen. De koning opende zijn ogen en zei slaperig: “Ben jij dat, Ermintrude?” (Hij dacht dat het de koningin was die terugkwam van de dans.)

Toen kuchte de papegaai weer, luid, als een man. En de koning ging rechtop zitten, klaarwakker, en zei: “Wie is daar?”

“Ik ben dokter Dolittle”, zei de Papegaai – precies zoals de dokter het zou hebben gezegd.

“Wat doe je in mijn slaapkamer?” riep de koning. “Hoe durf je uit de gevangenis te komen! Waar ben je? – Ik zie je niet.”

Maar de Papegaai lachte alleen maar, een lange, diepe, vrolijke lach, zoals die van de dokter.

“Hou op met lachen en kom onmiddellijk hierheen, zodat ik je kan zien”, zei de koning.

“Dwaze koning die je bent!” antwoordde Polynesië. “Ben je soms vergeten dat je praat met John Dolittle, M.D.? De meest geweldige man op aarde? Natuurlijk kun je me niet zien. Ik heb mezelf onzichtbaar gemaakt. Er is niets dat ik niet kan. Luister nu: ik ben hier vannacht gekomen om je te waarschuwen. Als je mij en mijn dieren niet door je koninkrijk laat reizen, zal ik jou en al je mensen net zo ziek maken als de apen. Want ik kan mensen beter maken maar ik kan ook mensen ziek maken, gewoon door mijn pink op te steken. Stuur je soldaten onmiddellijk om de kerkerdeur te openen, of je krijgt een ziekte voordat de ochtendzon is opgekomen op de heuvels van Jolliginki.”

Toen begon de koning te beven en werd heel erg bang….

Dr dolittle verhalen

“Dokter”, riep hij angstig, “het zal zijn zoals u zegt. Steek uw pink alstublieft niet op!” En hij sprong uit bed en rende naar de soldaten om de gevangenisdeur te openen. Zodra hij weg was, kroop Polynesië naar beneden en verliet het paleis door het kapotte raam bij de voorraadkast. Maar de koningin, die zichzelf net door de achterdeur binnenliet met een huissleutel, zag de papegaai door het gebroken glas naar buiten komen. En toen de koning weer naar bed kwam, vertelde ze hem wat ze had gezien.

Toen begreep de koning dat hij bedrogen was, en hij was vreselijk boos. Hij haastte zich onmiddellijk terug naar de gevangenis. Maar hij was te laat. De deur stond open. De kerker was leeg. De dokter en al zijn dieren waren weg.


Downloads